Hoe vermijdt u een nacht in de cel?

Gerespecteerde bedrijven als Ahold en AGF worden door speurders op de rooster gelegd. Bent u zeker dat het gerecht niet eens bij u komt rondneuzen? U kunt maar beter de de spelregels kennen. Een verblijf in de cel is immers oncomfortabel en bij een beurskoers in duikvlucht is niemand gebaat.

Wie als ondernemer met een strafonderzoek wordt geconfronteerd, mag de zaak niet achteloos doorschuiven naar zijn advocaat. Zo’n crisis moet worden beheerd zoals elk bedrijfsproces: actief en coherent.

“Een bedrijf dat in een gerechtelijk onderzoek verwikkeld is, doet er slecht aan het dossier over te laten aan de advocaat en de bedrijfsjurist,” zei Patrick Waeterinckx van het advocatenkantoor Bogaert & Vandemeulebroeke op een conferentie van M&D Seminars, waar trouwens opvallend veel bankiers aanwezig waren. “Het gaat de hele onderneming aan, ook al omdat de media systematisch getipt worden wanneer bedrijven worden onderzocht. Daarom moet de bedrijfsleiding een efficiënt en gecoördineerd antwoord formuleren tegenover de buitenwereld.”

De zaak minimaliseren, zoals Coca-Cola ooit deed bij een hetze over zogenaamde vergiftigingen in België, is niet raadzaam. Beter kan het management verklaren waarom het bedrijf genoemd wordt, waar er eventueel een probleem is en uitleggen hoe het zoiets in de toekomst zal vermijden. Waeterinckx: “Zo’n houding is een bewijs dat de onderneming in staat is om alle crisissen, ook deze, aan te pakken.” Zo’n gebeurtenis valt onder risicobeheer, zegt zijn confrater Stijn De Meulenaer. “Wie met het gerecht te maken heeft, moet afwegen in welke mate hij of zijn bedrijf een risico loopt, en in hoeverre medewerking dat risico beperkt of juist verzwaart.”

Speuren naar sporen

Een strafenquête start meestal met een opsporingsonderzoek. De politie zoekt in dat geval naar sporen van mogelijke misdrijven. Meestal gebeurt dat aan de hand van publieke informatie en verhoren. Iemand die wordt ondervraagd, heeft tijdens het verhoor geen recht op juridische bijstand. Daarom kan hij best op voorhand een jurist raadplegen over zijn rechten en plichten. Zo kan de getuige eisen dat alle vragen en antwoorden letterlijk worden genoteerd.

“Wees voorzichtig met dat middel,” waarschuwt Waeterinckx. “Een getuige maakt zich niet populair als hij daarom vraagt. Maar soms is het onvermijdelijk: wie uit de vragen afleidt dat de ondervrager geen specialist is in een technisch dossier, heeft er baat bij om alles letterlijk te laten noteren. Zo vermijd je discussies achteraf. Ook in België geldt immers de regel dat alles wat je zegt als bewijs tegen jou gebruikt kan worden.”

Om moeilijkheden te vermijden, kan een ondervraagde tijdens het verhoor documenten gebruiken en eisen dat ze bij het dossier worden gevoegd. “Let wel op dat je de ondervragers geen smoking gun overhandigt,” zegt De Meulenaer. “Je doet er goed aan om eerst advies in te winnen.”

Getuige of verdachte?

Elke burger kan worden verplicht als getuige mee te werken aan een gerechtelijk onderzoek. Ook moeten ondernemers en kaderleden aan bepaalde overheidsdiensten – zoals de fiscale administratie – alle gevraagde informatie overhandigen. Maar wie verdacht wordt, kan niet worden verplicht zichzelf te beschuldigen (het zogenaamde niet-incriminatiebeginsel). Hij mag dus zwijgen.

Volgens Waeterinckx bestaat er wel een grijze zone tussen de periode dat iemand louter getuige is en de eigenlijke inverdenkingstelling. “Meestal blijkt zoiets uit de wijze waarop de onderzoekers hun vragen formuleren,” zegt hij. “Het beste is gewoon de vraag stellen of je verdacht wordt. Zo ja, kun je je eventueel op het zwijgrecht beroepen.”

De niet-incriminatie is een probleem voor het personeel van een bedrijf. In principe zijn alle werknemers verplicht informatie te geven over fraude, tenzij ze zelf hebben meegewerkt aan het misdrijf. Delicaat wordt het voor de bedrijfsjurist die het management heeft geadviseerd over het bestrijden van bepaalde frauduleuze activiteiten. Een wet uit 2000 zegt weliswaar dat de adviezen van een bedrijfsjurist ‘confidentieel’ zijn, maar specificeert niet of dat ook geldt voor gerechtelijke onderzoeken.

Waeterinckx: “Een bankier is ook verplicht discreet te zijn over de rekening van zijn klanten, maar hij heeft geen beroepsgeheim als het gerecht hem dwingt om bepaalde informatie te leveren. Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor de bedrijfsjurist. Onder gerechtelijke dwang moet hij praten, tenzij hij zichzelf of de onderneming die hij vertegenwoordigt zou incrimineren.”

Dat kan aanleiding geven tot problemen bij een discussie over mogelijke misdrijven. Stel dat een ondernemer bepaalde daden heeft gesteld die een misdrijf kunnen zijn. In een gesprek met de advocaat zal blijken of die activiteiten inderdaad illegaal zijn, en hoe dat juridisch moet worden aangepakt. De advocaat heeft een beroepsgeheim en de ondernemer is niet verplicht zichzelf aan te geven of te praten tijdens een onderzoek. Maar als de bedrijfsjurist, de interne auditor of de compliance officer (die bij banken toeziet op de naleving van de regels over bijvoorbeeld witwassen) bij zo’n gesprek aanwezig zijn, breidt de kring van ‘ingewijden’ uit. Die personen kunnen zich niet beroepen op het zwijgrecht, hoewel ze perfect op de hoogte (moeten) zijn van misdrijven.

Voorlopige hechtenis

Na het opsporingsonderzoek volgt soms een gerechtelijk onderzoek onder toezicht van een onderzoeksrechter, die dwangmiddelen kan gebruiken (huiszoeking, bevel tot medebrenging, arrestatie, voorlopige hechtenis).

De verdachte wordt voor een verhoor gesommeerd bij de politie. In dat geval kan hij 24 uur van zijn vrijheid worden beroofd voor ondervraging, wat eventueel het voorspel is van een voorlopige hechtenis. Dat gebeurt door het bevel tot aanhouding, die maximaal vijf dagen duurt, tot de verdachte (samen met de advocaat, die het dossier kan inzien) voor de raadkamer verschijnt. Die rechtbank spreekt zich uit over de verlenging (maximaal een maand). Voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van vijftien jaar staat (zoals oplichting of misbruik van vennootschapsgoederen) en waarvoor ernstige aanwijzingen van schuld bestaan, moet een bijkomende voorwaarde zijn vervuld: het risico dat er bewijzen verdwijnen, dat de verdachte via derden het onderzoek bemoeilijkt, dat het misdrijf zal worden herhaald of dat de verdachte zal vluchten.

Dat principe wordt soms heel breed geïnterpreteerd. Patrick Waeterinckx betreurt dat. “Een aanhouding mag geen pressiemiddel zijn in een rechtsstaat.” In de zaak- Lernout&Hauspie bijvoorbeeld werkten de verdachten mee met het gerecht en waren alle documenten in beslag genomen. Toch zaten de verdachten lange tijd in voorhechtenis.

Huiszoeking is een ander dwangmiddel waarvoor de tussenkomst van de onderzoeksrechter nodig is. In de praktijk vragen de gerechtelijke diensten eerst aan de bedrijfsleider of hij ze vrijwillig tot de gebouwen toelaat. Doet hij dat niet, dan hebben ze meestal een huiszoekingsbevel achter de hand. “Lees het,” raadt Waeterinckx aan. “Het document bevat informatie over wat ze precies zoeken. Als de politie bijvoorbeeld inbreuken op de veiligheidsregels wil vaststellen, gaat het niet op om heel het boekhoudarchief ondersteboven te keren.”

Dat kan natuurlijk wel als het parket een bepaald document zoekt. “In dat geval vraag je best wat ze juist willen hebben,” zegt Waeterinckx, die in zijn vroegere leven nog rijkswachtofficier was. Bij het zoeken gaan de gerechtelijke diensten meestal niet al te subtiel te werk. En als het document aanwezig is, zullen ze het wel vinden.

Bewijzen in de versnipperaar

Mag uit het principe van de niet-incriminatie worden afgeleid dat je best alle documenten die betrekking hebben op de mogelijke fraude versnippert als je een onderzoek verwacht? “Het klopt dat heel wat frauduleuze constructies op papier staan,” zegt Waeterinckx. “Ook in het informaticanetwerk van een bedrijf circuleert een hoop informatie. Beseft men bijvoorbeeld hoeveel gevoelige informatie via e-mails wordt verspreid?”

Als een medewerker aan zijn chef malversaties signaleert, en die reageert niet adequaat, dan werkt hij eigenlijk al mee met het misbruik. Een advocaat kan moeilijk de raad geven dat dergelijke informatie moet worden vernietigd, omdat dit zou neerkomen op het wegwerken van bewijsmateriaal. Sommige documenten – zoals de boekhouding, facturen – móéten trouwens op de zetel van een bedrijf aanwezig zijn. Gooi je die best in de versnipperaar? Waeterinckx: “Als een cliënt die vraag stelt, moet een advocaat antwoorden dat zo’n daad illegaal is.”

Bij een huiszoeking wordt de werking van het bedrijf meestal verlamd. De onderzoekers zijn weliswaar verplicht om de huiszoeking te beginnen tussen vijf uur ‘s ochtends en negen uur ‘s avonds, maar niets belet hen die voort te zetten tot diep in de nacht. Sommige onderzoekers blijven meer dan een dag kamperen bij een huiszoeking. Met alle gevolgen van dien. “Meestal wordt het personeel op een bepaalde plaats samengebracht, is telefonisch contact met de buitenwereld onmogelijk en wordt het computerverkeer stilgelegd. Zo wil men vermijden dat er elders bezwarend materiaal verdwijnt of informatiebestanden worden gedumpt. Een normaal bedrijf wordt enkele uren lamgelegd tijdens zo’n operatie,” weet Waeterinckx.

Daarom de goede raad: “Stel je coöperatief op, zeker als je niets te verbergen hebt. Doe een beroep op gedegen intern of extern advies. Zorg dat het bedrijf normaal kan voortwerken. Het gerecht kan het je nu eenmaal knap lastig maken.”

Hans Brockmans [{ssquf}]

hans.brockmans@trends.be

In principe zijn alle werknemers verplicht informatie te geven over de fraude, tenzij ze zelf hebben meegewerkt aan het misdrijf.

“Wie met het gerecht te maken heeft, moet afwegen in welke mate hij of zijn bedrijf een risico loopt en in hoeverre de medewerking dat risico beperkt of juist verzwaart.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content