Hoe u van modder goud kunt maken

Enige tijd geleden overleed in Amerika Jan de Hartog, de auteur van Hollands glorie. In dat boek werd op romantische wijze de heldhaftigheid van Nederlandse bergers en slepers op zee bezongen. Of het nu gaat om Russische duikboten of Griekse tankers, nog steeds zijn het vooral Nederlandse bedrijven die uitrukken als waar ook ter wereld schepen in de problemen komen. Ook als er zeer zware vracht over zee vervoerd moet worden, komen Nederlandse ondernemingen als eerste in aanmerking.

Clustervorming. Enkele weken geleden was ik in Rotterdam nog eens als spreker te gast op een bijeenkomst van een aantal van dit soort ondernemingen, die zich gegroepeerd hebben onder de noemer Nederland Maritiem Land – een opvallend concept overigens: een maritiem land (overigens niet incorrect, want dat cluster bevindt zich grotendeels op land dat op de zee gewonnen is). Ze wilden daar nog eens het verhaal horen over de sterke en minder sterke aspecten van economische clusters en van mogelijk clusterbeleid.

Op die bijeenkomst werd ook een mooie case gepresenteerd over een nieuwe generatie grote sleephopperzuigers, Volvox Terra Nova genaamd, ontwikkeld door scheepsbouwer IHC Holland in samenwerking met het aannemers- en baggerbedrijf Van Oord ACZ. De oudere lezers herinneren zich misschien dat men in Nederland zo’n twintig jaar geleden na de ondergang van het RSV-concern zei dat de scheepsbouw in dure landen als de onze ten dode was opgeschreven. Intussen is onder de vlag van IHC Caland, het moederbedrijf van IHC Holland, een groot stuk van dat oude RSV als bagger- en offshorescheepsbouw herrezen, en is zowat 90% van de geavanceerde wereldbaggervloot van Nederlandse oorsprong. Dure schepen met hoge toegevoegde waarde.

Om u een idee te geven: een sleephopperzuiger van 30.000 deadweight ton kost 94 miljoen euro; een bulkcarrier van hetzelfde gewicht 80 miljoen euro minder.

De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat in dit geval de innovatie niet zozeer van IHC kwam, maar van aannemer Van Oord ACZ. Dat laatste bedrijf is een van de vijf, zes grote baggerconcerns uit Vlaanderen en Nederland, die het grootste deel van alle belangrijke baggerwerken ter wereld voor hun rekening nemen. De rivaliteit tussen die Vlaamse en Nederlandse ondernemingen is heel hevig. Ze gunnen elkaar het licht in de ogen niet. Toen begin 2002 de Hollandsche Beton Groep met zijn baggerdochter HAM in problemen kwam, werd die nog liever door een Spaans bedrijf overgenomen dan door een binnenlandse collega (via die Spaanse omweg kwam het daarna overigens toch nog in Nederlandse handen).

Dus als Vlaamse bedrijven als Deme en De Nul grote schepen laten bouwen, dan willen de Nederlandse niet achterblijven. Een soort sinterklaassyndroom – “wat het buurjongetje krijgt wil ik ook en liefst groter” – maar wel positief. Dat is de kracht van sterke, innovatieve clusters. Dat ministers in Vlaanderen en Nederland aan die clusterlogica achteraf een heel andere, door hightechdromen (in plaats van bewezen sterkte) ingegeven draai hebben gegeven, is een ander verhaal, waar ik minder enthousiast over ben.

Pure alchemie. Maar deze keer wil ik het niet zozeer over clusters hebben, wel over strategie. Want strategisch gezien vind ik dit een fantastisch verhaal. Waarom? Ten eerste omdat deze mensen gewoon doorgaan en zich niets aantrekken van het gezeur over loonkosten, onmogelijke concurrentie en achterblijvende innovatie in onze regio’s. Een bedrijf als IHC was bijvoorbeeld ook een van de eerste om met ‘sociotechnici’ als de bekende Ulbo de Sitter aan zelfsturende teams te werken.

Maar nog mooier is dat dit verhaal aantoont hoezeer de strategen de nieuwe alchemisten zijn. U weet, de alchemisten probeerden van lood goud te maken. En wat gebeurt hier? Dit is nog sterker. Hier wordt van bagger goud gemaakt! Dat is pas strategie. Het gaat er niet om de zoveelste chipsbakker of biotechnoloog te zijn. Al die zeurverhalen over achterblijvende innovatie komen van mensen die aan een negatief sinterklaassyndroom lijden. Ze zien alleen wat het buurjongetje krijgt, en waarderen niet wat in hun eigen schoentje zit. Bovendien: hoe meer concurrenten in die sectoren, hoe minder interessant om erin te opereren.

In de kenniseconomie gaat het er niet om de verwezenlijkingen van anderen te kopiëren – dat kost meestal heel veel tijd en geld en niet zelden leidt het tot marktbederf. Nee, het gaat erom de eigen sterktes te herkennen, te waarderen en verder uit te bouwen. De uitdaging is dus om bijzondere combinaties van product, technologie en markt tot stand te brengen die niemand anders bezet, en die te onderhouden en uit te diepen. En of dat nu gebeurt met modder, met mode, met kennis van ziekteverzuim, met franchiseformules in de kruidenierssector, met bloembollen, zwaar zeetransport, chocolade, diamanten of tv-formats, dat doet er niet toe. Zolang het maar goud wordt!

Dany Jacobs [{ssquf}]

De auteur is hoogleraar strategisch management aan de Rijksuniversiteit Groningen en associate dean van TSM Business School, de business-school van de universiteiten van Groningen en Twente.

Al die zeurverhalen over achterblijvende innovatie komen van mensen die aan een negatief sinterklaassyndroom lijden. Ze zien alleen wat het buurjongetje krijgt, en waarderen niet wat in hun eigen schoentje zit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content