Hoe ‘optioneel’ is het fiscale co-ouderschap?

Het fiscale co-ouderschap vereist, dat de huisvesting van de kinderen gelijkmatig verdeeld is. Maar of dat in de feiten ook zo is, heeft blijkbaar geen belang.

Kinderen die fiscaal ten laste zijn, geven bij de ouder die het kind ten laste heeft, recht op een verhoging van het belastingvrij minimum. Een kind kan slechts bij een van beide ouders ten laste zijn. Bij niet meer samenwonende ouders zal dat de ouder zijn met wie het kind een gezin vormt. De andere ouder heeft geen recht op de verhoging van zijn belastingvrij minimum. Daartegenover staat dat de onderhoudsbijdrage die betaald wordt door de ouder met wie het kind geen gezin vormt, fiscaal aftrekbaar is.

Tegenwoordig kiezen veel ouders voor het co-ouderschap. Daarom heeft de wetgever geoordeeld dat het in die omstandigheden billijker is, de verhoging van de belastingvrije som onder de co-ouders te verdelen.

Die regeling bestaat al verschillende jaren. In het begin had zij een hoog optioneel karakter. De beide ouders moesten uitdrukkelijk voor deze verdeling kiezen. Zij moesten daarover een overeenkomst sluiten en die overeenkomst elk jaar vernieuwen. Elk van beide ouders moest ook naar aanleiding van de aangifte in de personenbelasting de nodige formaliteiten vervullen. Wie een afgesproken regeling wou boycotten kon dat eenvoudig door deze formaliteiten niet te vervullen. Dat dit in de praktijk meermaals gebeurde, is niet te verwonderen. Ouders die uit elkaar gaan, zijn niet altijd de grootste vrienden.

Vandaar dat de wetgever enkele jaren geleden ingegrepen heeft. Van het oude optionele stelsel heeft hij in grote mate een verplicht stelsel gemaakt.

In de nieuwe regeling is nog steeds vereist, dat het ouderlijk gezag over de kinderen samen door beide ouders uitgeoefend wordt (wat meteen uitsluit dat de fiscale regeling van het co-ouderschap van toepassing kan zijn ten aanzien van meerderjarige kinderen; bij meerderjarige kinderen is er immers geen sprake meer van het uitoefenen van ouderlijk gezag).

Voorts is er in de nieuwe regeling vereist, ofwel dat er een rechterlijke beslissing is waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat de huisvesting van de betrokken kinderen gelijkmatig verdeeld is over de beide ouders; ofwel dat er een geregistreerde of door een rechter gehomologeerde overeenkomst bestaat waarin uitdrukkelijk is vermeld dat de huisvesting van de betrokken kinderen gelijkmatig over beide ouders verdeeld is, en dat zij bereid zijn de toeslagen op de belastingvrije som voor die kinderen te verdelen.

Zodra er zo’n beslissing of overeenkomst bestaat, hebben de co-ouders in principe geen keuze meer: de verhoging van de belastingvrije som wordt dan automatisch verdeeld. Ontsnappen is normaal gezien niet meer mogelijk. Tenzij men bijvoorbeeld zou nalaten de overeenkomst die men ter zake gesloten heeft, tijdig te registreren, of ze te laten homologeren door de rechter.

Nieuw is ook – en dat werd onlangs door de belastingadministratie in een circulaire bevestigd – dat het niet meer nodig is in de feiten na te gaan of er wel effectief een gelijkmatige verdeling van de huisvesting is. Stel dat een rechter in zijn vonnis beslist dat de huisvesting gelijkmatig verdeeld wordt over beide ouders: het kind zal bijvoorbeeld om de beurt bij elk van beide ouders een week verblijven. Dat vonnis volstaat om de fiscale regeling van co-ouderschap, met de daarbij horende verdeling van het fiscale voordeel, in gang te zetten. Of die gelijkmatige verdeling van de huisvesting in de praktijk ook volgehouden wordt, heeft geen belang. Stel dat een van de kinderen na verloop van tijd langer bij de ene ouder, dan bij de andere verblijft. De fiscale verdeling van het belastingvoordeel blijft dan toch behouden.

Er bestaat nog altijd wel één doeltreffend middel om de fiscale regeling voor co-ouderschap te saboteren. Dat wapen ligt in handen van de ouder die onderhoudsbijdragen voor de kinderen betaalt. De fiscale regeling van het co-ouderschap is onverenigbaar met de fiscale aftrek van onderhoudsbijdragen die voor dezelfde kinderen worden betaald. Zij vervalt zodra die aftrek toch gebeurt.

Een ouder die onderhoudsbijdragen voor zijn kinderen betaalt, en bij nader inzien meent dat de aftrek ervan hem een groter voordeel oplevert dan de fiscale verdeling van de verhoging van de belastingvrije som in het kader van het co-ouderschap, kan altijd opteren om die aftrek alsnog toe te passen. Zijn beslissing heeft meteen tot gevolg, dat de verdeling van de verhoging van de belastingvrije som vervalt. In die zin is de nieuwe regeling dan toch nog optioneel. (T)

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Of de gelijkmatige verdeling van de huisvesting volgehouden wordt, heeft geen belang.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content