Hoe lobbyen bij de Europese Commissie?

Zowat een kwart van de ambtenaren bij de Europese Commissie is Belg. Dat komt goed uit, want bij landgenoten is het makkelijker lobbyen. Waar zitten ze en wat kunnen ze voor Belgische ondernemers doen?

Op de Europese top in Kopenhagen op 13 en 14 december zullen de grote lidstaten het weer voor het zeggen hebben. Dat wist iedereen al. Maar dat deze verhoudingen ook duidelijk weerspiegelen in de benoemingen van de hoogste ambtenaren bij de Europese Commissie is minder bekend.

Vooral Frankrijk, Duitsland, Engeland en soms ook Italië pikken de krenten uit de pap bij de benoeming van ambtenaren bij de verschillende directoraten-generaal (DG’s) van de Commissie. Hun mensen bekleden de meest interessante posities of de hoogste functies bij DG Landbouw, Handel en Concurrentie.

Daar kan een klein land als België niet tegenop. Toch presteren de Belgen lang niet slecht. Als het gaat om aantallen, hebben ze zeker een streepje voor op andere kleine lidstaten. Zo is er voor iedere Belgische functionaris op hoger niveau maar één Nederlander in dienst. In totaal maken Belgen ongeveer een kwart uit van de ruim 20.000 man die in dienst zijn bij de Commissie. Vooral in de lagere rangen (zie kader: Hoeveel Belgen in de Commissie. En hoeveel verdienen ze) zijn de Belgen in grote getalen aanwezig. Omdat ze dichtbij het vuur zitten is het makkelijk om hen te werven. Iemand aannemen wiens partner bijvoorbeeld tandarts is in Griekenland of Denemarken, is nu eenmaal lastiger dan iemand in dienst nemen die al in Brussel woont.

“Zoals de Italianen baat hebben bij de aanwezigheid van de Food and Agriculture Organization in Rome en de Fransen bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling in Parijs, hebben de Belgen het voordeel van de Europese Unie in Brussel,” vertelt Michel Vanden Abeele, de hoogste Belgische ambtenaar bij de Commissie. “Ook werken veel Belgen bij de Europese instellingen omdat ze daarvoor goed zijn voorbereid tijdens hun opleiding.”

Hardwerkende pragmatici

Volgens Daniel Jacob, hoofd van het kabinet van commissaris Philippe Busquin, zijn Belgen “hardwerkende pragmatici” die goed compromissen kunnen sluiten. “Bovendien zijn ze zeer betrouwbaar en loyaal tegenover het Europese ideaal. Belgen hebben dankzij hun meertaligheid ook een voorsprong bij het zogenaamde concours, het toelatingsexamen, om te solliciteren bij de Commissie. Omdat de salarissen bij de Europese commissie relatief hoog liggen, is Europa een aantrekkelijke werkgever voor Belgen.

Vroeger was het zo dat Belgen elkaar de bal konden toespelen, omdat men opvolgers mocht zoeken in eigen land. Onderscheid tussen Walen en Vlamingen maken de ambtenaren zelf niet, zeggen ze. Er bestaat in ieder geval geen verdeelsleutel voor een evenwichtige Waals-Vlaamse verdeling van functies. Bij de Europese Unie zijn ze Belgen. “Ik heb nooit gehoord van een concurrentiestrijd tussen Walen en Vlamingen,” aldus Michel Vanden Abeele. “Iedereen doet gewoon het concours om een post te krijgen.”

Commissievoorzitter Romano Prodi heeft bepaald dat Commissieambtenaren worden benoemd op basis van hun verdiensten, niet hun nationaliteit. Hij wilde dat de geografische spreiding in de gaten wordt gehouden bij de bezetting van de hoge posten. Onder meer daarom introduceerde hij de regel dat ambtenaren op het hoogste niveau (A1) niet langer dan zeven jaar dezelfde post mogen bekleden. Binnenkort moeten ook A2-functionarissen rouleren als ze langer dan vijf jaar op dezelfde plek zitten. Als ambtenaren te lang blijven plakken, kunnen ze hun eigen keizerrijk opbouwen en dat werkt corruptie in de hand.

Zo was de top bij DG Landbouw decennialang in handen van de Fransen. Het afgelopen jaar is daar een einde aan gemaakt met de verplichte stoelendans. Ook een paar hoge Belgen moesten mooie plekken laten schieten. Een ambtenaar kan wel op hetzelfde niveau blijven, maar zijn portefeuille verandert als hij verhuist. In de praktijk heeft niet iedere directeur-generaal evenveel macht.

Recht naar de commissaris

Ook voor het bedrijfsleven zijn sommige ambtenaren interessanter dan anderen. “Toen ik werkte bij DG Concurrentie en DG Fiscaliteit zag ik honderden lobbyisten langskomen,” vertelt Michel Vanden Abeele. “Maar als directeur-generaal van de vertaaldiensten heb ik dat niet meer.” Bij wie een bedrijfslobbyist moet aankloppen hangt natuurlijk ten eerste af van het onderwerp. Maar ook van de fase van besluitvorming en het gewicht van de lobbyist zelf. Een captain of industry stapt bijvoorbeeld meteen op de commissaris zelf af, terwijl een kleinere club iemand op een lager niveau moet zoeken.

Als lobbyisten iets gedaan willen krijgen, kunnen ze naar het directoraat-generaal of het kabinet van de eurocommissarissen stappen. De besluitvorming begint meestal bij de DG’s, waar op niveau A2 of A3 iets wordt bedacht. Dat idee gaat vervolgens omhoog naar de directeur-generaal, de hoogste ambtenaar bij een DG. Na zijn goedkeuring wordt een voorstel uitgewerkt, dat vervolgens bij het kabinet van de eurocommissaris belandt. Zodra het voorstel concreter wordt, presenteert het kabinet dit aan de andere eurocommissarissen. In dat stadium worden ook de andere kabinetten interessant voor lobbyisten.

Volgens Anne Houtman, adjunct-kabinetschef van Prodi, is lobbyen op het laagste niveau effectiever, omdat daar het beleid wordt gemaakt. “Het komt zelden voor dat ik nog iets verander aan wat hier binnenkomt vanuit de DG’s.” Toch wordt ze veel benaderd door lobbyisten. “Maar dan zijn ze bij mij meestal te laat.” Ze krijgt vooral te maken met de grote spelers. De kleine, zoals consumenten, hoort ze niet genoeg, vindt ze.

In de regel werkt lobbyen het beste bij iemand met dezelfde nationaliteit. “Het is makkelijker praten met een landgenoot,” aldus een anonieme commissieambtenaar. “Het hemd is nu eenmaal nader dan de rok.” Toch zijn alle Europese ambtenaren officieel onafhankelijk en mogen ze niet hun nationale belangen behartigen. Ze moeten daarvoor zelfs een belofte afleggen. Dat neemt niet weg dat leden van het kabinet van Busquin wellicht relatief meer Belgen ontvangen, en dat van Prodi iets meer Italianen.

De Commissie heeft een paar duidelijke regels voor het lobbyen. Zo mogen ambtenaren geen geld of geschenken aanvaarden. Maar er is een groot grijs gebied van kaartjes voor voetbalwedstrijden of tentoonstellingen. Dat soort dingen kunnen meestal wel door de beugel, maar cadeaus van meer dan 40 euro moeten worden gemeld bij een speciale dienst.

Wie zijn ze, waar zitten ze?

Pierre Defraigne (A1), adjunct-directeur-generaal bij DG Handel

Pierre Defraigne (62), een Waal, studeerde politieke wetenschappen en economie aan de universiteit van Luik. Vanaf 1970 doorliep hij verschillende functies bij de Commissie. In 1977 werd hij hoofd van het kabinet van Etienne Davignon, vice-voorzitter van de Europese Commissie. Na een kort intermezzo bij DG Interne Markt werd hij directeur Noord-Zuid-verhoudingen bij DG Buitenlandse Betrekkingen. In 1999 werd Defraigne kabinetschef van commissaris voor Handel Pascal Lamy. Een belangrijke functie, die hij moest weggeven aan een Fransman die volgens ingewijden meer op één lijn ligt met zijn baas. Sinds 1 oktober is Defraigne adjunct-directeur-generaal bij DG Handel. Hij doceert ook Europees economisch beleid aan de KU Leuven.

Daniel Jacob (A2), kabinetschef commissaris voor Onderzoek

Daniel Jacob (52), een Waal, studeerde rechten aan de ULB en was daarna tien jaar advocaat in Brussel. In 1983 begon hij bij de juridische dienst van de Commissie. Drie jaar later werkte hij voor het kabinet van de Britse commissaris van Milieu Clinton Davis en daarna voor het kabinet van Bruce Millan van Regionaal Beleid. In 1995 werd hij adjunct-kabinetschef bij Neil Kinnock, de commissaris van Transport. De afgelopen drie jaar vervulde hij dezelfde functie bij het kabinet van de Belgische commissaris voor Onderzoek Philippe Busquin. Jacob adviseert de commissaris en zorgt dat zijn kabinet en ruim 3800 ambtenaren hun werk goed doen. Onderzoek is de op twee na grootste post van het EU-budget, waar iedere vier jaar circa 17,5 miljard euro aan wordt besteed. Nu zijn ambtenaren bezig om het zesde kaderprogramma van Busquin uit te werken. Bedrijven kunnen invloed uitoefenen op de accenten die daarbij worden gelegd.

Marc Van Hoof (A3), kabinetschef commissaris voor Concurrentie

Marc Van Hoof (53), een Waal, studeerde rechten aan de ULB en Europees recht aan het Europa College in Brugge. In 1986 begon zijn carrière bij DG Ondernemingen. Vijf jaar later werd hij lid van het kabinet van Karel Van Miert, commissaris van Transport. Van Hoof bleef ook bij het kabinet van Van Miert toen die in 1993 Concurrentie als portefeuille kreeg. In 1997 werd hij daar adjunct-kabinetschef. Dezelfde functie vervulde hij twee jaar later ook bij het kabinet van de volgende commissaris van Concurrentie, Mario Monti. Sinds begin 2000 is Van Hoof daar gepromoveerd tot kabinetschef.

Anne Houtman (A3), adjunct-kabinetschef van de Commissievoorzitter

Anne Houtman (50), een Brusselaar, voltooide meerdere wiskundige studies aan de universiteit van Louvain-la-Neuve en was een aantal jaren actief in de wetenschap. Ze haalde onder meer haar doctoraat aan Princeton University. Na een korte periode als hoofd statistiek bij ACNielsen, een marktonderzoekbureau, kwam ze in 1985 bij de Europese Commissie terecht als administrateur bij het bureau voor de statistiek. In de jaren negentig was Houtman hoofdadministrateur en afdelingshoofd bij DG Concurrentie. In 1999 werd ze lid van het kabinet van Romano Prodi, voorzitter van de Commissie, waar ze onder meer de portefeuilles informatiemaatschappij, interne markt, belastingen, onderzoek en statistiek beheerde. Voor diezelfde onderwerpen is ze nu nog steeds verantwoordelijk als adjunct-kabinetschef.

Peter Bekx, adjuct-kabinetschef commissaris voor Economie en Financiën

Peter Bekx (48), een Vlaming, studeerde af in de economie en later econometrie aan de VUB, waar hij tevens promoveerde en doceerde. Van 1990 tot 1996 was hij professor in de economie aan dezelfde universiteit. In 1983 begon hij bij het secretariaat-generaal van de Commissie. Een paar jaar later kwam hij terecht bij DG Economische en Financiële Zaken, waarvoor hij bij de EU-delegatie in Washington werkte. Toen hij in 1996 terugkeerde, werd hij afdelingshoofd, belast met de internationale aspecten van de monetaire unie. Vervolgens was hij tot oktober van dit jaar hoofd van de afdeling die zich bezighield met macro-economische ontwikkelingen in Azië, Latijns-Amerika en de voormalige Sovjet-Unie. Nu is Bekx adjunct- kabinetschef van commissaris Pedro Solbes Mira van Economische en Monetaire Zaken.

Prosper De Winne (A2), directeur middelenbeheer, DG Landbouw

Prosper De Winne (51), een Vlaming, is een bedrijfseconoom die zijn carrière begon als douanecontroleur en leraar aan de regionale economische school in Wetteren. In 1981 ging De Winne werken bij de Europese Commissie als administrateur belast met handelsverkeer bij DG Landbouw. Acht jaar later was hij opgeklommen tot assistent van de adjunct-directeur-generaal van DG Landbouw, David Roberts. In 1991 werd De Winne als afdelingshoofd belast met fraudebestrijding bij het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw. Vijf jaar daarna kreeg hij het voor het zeggen bij de afdeling rund- en schapenvleessector, belast met vraagstukken zoals genetische modificatie en BSE. In 1999 kwam daar ook varkensvlees en pluimvee bij, en dus de dioxine- en mond- en klauwzeercrisissen. Sinds kort is De Winne directeur middelenbeheer, waardoor hij het landbouwbudget van 48 miljard euro beheert.

Ruth Frommer-Ringer (A2), directeur implementatie en uitvoering, DG Milieu

Ruth Frommer-Ringer (56), een Brusselaar, studeerde rechten aan de University of London en werkt sinds 1974bij de Commissie,waar ze de eerste tien jaar tolk was. In 1985 werd ze lid van het kabinet van commissaris voor Milieu Clinton Davis. Het jaar daarna werd Frommer assistent van de toenmalige directeur-generaal van DG Transport. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig stond ze aan het hoofd van een aantal afdelingen binnen hetzelfde DG. In 1996 kwam Frommer-Ringer terecht bij DG Milieu, waar ze een paar jaar directeur industrie en milieu was. Sinds 2001 is ze als directeur bij DG Milieu belast met de uitvoering van het milieubeleid. Ze voert daarvoor regelmatig diepgaand overleg met het bedrijfsleven.

Mathilde Sanders [{ssquf}]

Een overzicht van alle Belgische ambtenaren in de Europese Commissie op niveau A1, A2 en A3.

“Belgen zijn hardwerkende pragmatici. Ze zijn ook zeer betrouwbaar en loyaal tegenover het Europese ideaal.”

Vroeger was het zo dat Belgen elkaar de bal konden toespelen, omdat men opvolgers mocht zoeken in eigen land.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content