HIER KOMT DE LENTE

De aanhoudende crisis in Azië en vooral het beleidsimmobilisme in Japan leggen steeds meer een hypotheek op de verwachtingen die we voor de economische groei in Europa mogen koesteren, zo lijkt het. Niet iedereen deelt echter deze eerder pessimistische analyse. “De groeiversnelling die zich thans in Europa doorzet, zou wel eens een stuk forser kunnen uitvallen dan de meesten vandaag inschatten,” zo komt Peter Vanden Houte, senior economist bij de Bank Brussel Lambert en nauwgezet analist van de Belgische conjunctuurevolutie, ietwat verrassend uit de hoek. Na jaren van relatief kwakkelen zit de kans erin dat de Belgische economie het dit en volgend jaar beter doet dan de 2,5% jaarlijkse groei die de huidige consensusvisie voorspiegelt.

TRENDS. De flinke BTW-ontvangsten gedurende de eerste twee maanden van dit jaar vormen een nieuwe indicatie dat de binnenlandse vraag in België stilaan op gang begint te komen. Ligt daar de basis van uw conjunctuuroptimisme?

PETER VANDEN HOUTE. Inderdaad. De vorige jaren was vooral de netto-export het trekpaard van de economische groei. Consumptie en investeringen nemen stilaan die rol over. Wat de investeringen betreft, is de onzekerheid die tot voor kort over het fenomeen monetaire unie hing nu grotendeels weggetrokken. Die onzekerheid woog de voorbije jaren aanzienlijk op de bereidheid tot investeren bij de bedrijven. Het contrast met de aanloop naar de eenheidsmarkt in 1992 was groot: toen lag er vanaf 1985 een afgelijnd politiek project op tafel met duidelijke doelstellingen. De onzekerheid over de monetaire unie is nu grotendeels verdwenen op een moment dat zowat overal in Europa, ook in België, de bezetting van de productiecapaciteit op een hoog peil ligt. Voeg daar de lage rentestand bij en er is zowat aan alle voorwaarden voldaan om een stevige groei in de bedrijfsinvesteringen te krijgen. Ook bij de Europese consument is de jongste maanden duidelijk het vertrouwen gegroeid. Hier spelen twee factoren: enerzijds de ietwat verbeterde evolutie van de tewerkstelling en anderzijds het gevoel dat de periode van “de broekriem aanhalen” – zeg maar het Maastricht-effect – nu grotendeels achter de rug ligt.

Vormt de conjuncturele situatie in Duitsland in dit scenario niet de zwakke schakel?

Je kan die vraag ook anders formuleren: maskeert het achterblijven van Duitsland niet de kracht van het herstel in de andere Europese landen? Vooral de evolutie van de werkloosheid blijft inderdaad het grote zwakke punt van de Duitse economie. Toch komen er nu ook van bij onze oosterburen signalen dat de binnenlandse vraag begint aan te trekken. De jongste twee maanden bijvoorbeeld bleek uit de enquêtes bij Duitse machinebouwers dat de groei van de binnenlandse bestellingen boven die van de buitenlandse ligt.

Voor eender welk conjunctuurscenario blijft de rente-evolutie een belangrijke onbekende. Welk beleid mogen we van de nieuwe Europese Centrale Bank (ECB) verwachten?

Wat de kortetermijnrentevoeten betreft, heerst er een wat schizofrene situatie in Europa. Duitsland heeft vandaag de laagste tarieven en ook nog de meeste conjuncturele problemen. Een renteverhoging hoeft daar dus zeker niet. Andere aanstaande EMU-leden – ik denk aan Spanje, Portugal, Nederland en Finland – zitten met vrij forse economische groei en zouden enige rente-afkoeling wel kunnen gebruiken. De wens van sommige Bundesbank-mensen dat men binnen de EMU best naar de laagste renteniveaus convergeert, lijkt me dan ook niet zinvol. Ik zie eerder een licht aantrekken van de kortetermijnrentes totstandkomen, zeker indien de groeibeweging zich volgend jaar krachtig doorzet. Daar waar de kortetermijnrentevoeten in Duitsland, en trouwens ook in België, vandaag rond de 3,5% schommelen, zal de ECB dan allicht snel op een driemaandenrente van rond de 4,5% zitten. Dergelijke evolutie kan echter nauwelijks een probleem stellen voor de heropleving.

Mogen we dan een vergelijkbare evolutie van de langetermijnrente verwachten?

Neen. Ik verwacht dat de hele rentestructuur nog vlakker zal worden. Het gevaar van een opflakkering van de inflatie lijkt me ver af in Europa. Met de creatie van de monetaire unie zullen zich nog een aantal aanbodeffecten manifesteren die eerder in de richting van prijsdalingen duwen. Zo blijken er, zelfs voor vrij homogene producten, nog altijd aanzienlijke prijsverschillen tussen de landen te bestaan. Met de monetaire unie zal de tendens tot uitvlakking van die verschillen naar de laagste prijsniveaus zich doorzetten. Bovendien gaat er ook van de monetaire unie zelf een louterend effect op de langetermijnrente uit. De voorbije 20 jaar lag de reële rentevoet op 10 jaar in Duitsland gemiddeld op 4,2%, tegenover 3,5% in de Verenigde Staten. Een belangrijk aspect van dit verschil is de dollar met zijn grotere achterliggende geld- en kapitaalmarkten en zijn rol als reservemunt. Met de EMU en de opkomst van de euro zou dit dollarvoordeel geleidelijk uitgehold moeten worden. Ook de volgehouden sanering van de publieke financiën in Europa zou in principe neerwaarts moeten werken op de langetermijnrentevoeten.

Bij dit alles blijven er toch nog twee donderwolken aan de blauwe conjunctuurhemel die u schetst: de Aziatische crisis en de dollarevolutie. Hoe groot is de dreiging?

Allicht hebben we tot nu toe het effect van de crisis in Azië wat onderschat. Weliswaar viel onze export naar ginds in belangrijke mate stil, maar het relatieve belang daarvan was en is gering. Als positieve factor voor ons speelde de daling van de prijzen van grondstoffen en olie als gevolg van de verminderde vraag uit die landen. Wat nog zijn volle ontplooiing moet krijgen, is de geïntensifieerde exportbeweging vanuit die landen naar de Verenigde Staten en Europa. De jongste handelsbalanscijfers van de VS gaven reeds een indicatie dat we dit effect zeker niet mogen onderschatten. Dit speelt echter minder een negatieve rol naarmate de herneming in Europa sterker gedragen wordt door de componenten van de binnenlandse vraag.

Een gelijklopende argumentatie geldt voor de dollar. Ik heb sterk de indruk dat de Amerikaanse en Europese overheden een soort van gedooghouding aannemen zolang de dollar noteert in de vork tussen 35 en 38 frank. Dit zou betekenen dat het groene biljet vandaag zowat aan zijn plafond zit. Een geleidelijke waardedaling, terug naar 35 frank, kan het herstel niet echt schaden vermits dat, zoals reeds aangegeven, voornamelijk gedragen wordt door de interne vraag.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content