Het wordt een hele klus om een goed sociaal akkoord af te sluiten

Op 15 september starten de Waalse Feesten. Zijn er veel redenen om te feesten in een regio die minder economische activiteit heeft en een hogere werkloosheid dan Vlaanderen? Volgens Robert Deschamps, econoom aan de universiteit van Namen, zijn er instrumenten om dat bij te sturen. “Ons onderwijs wordt voldoende gefinancierd, maar de werking ervan moet verbeteren,” zegt hij.

De universiteit van Namen ligt in het centrum van de stad en Robert Deschamps zal dus het feestgedruis van de Waalse Feesten van op de eerste rij kunnen volgen. Maar waarschijnlijk zal hij meer oog hebben voor wat er 65 kilometer noordelijker van hem gebeurt, in de salons van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) dat traditioneel gastheer is voor het interprofessionele overleg. Dit najaar zullen de sociale partners zich zwaar moeten inspannen om de kater van het Generatiepact en van het vorige interprofessionele overleg door te spoelen.

Maar heeft dit overleg nog wel zin? Wallonië verschilt sterk van Vlaanderen: minder economische activiteit, meer werkloosheid, minder productiviteit enzovoort. Voor sommigen kan het federale overleg niet één soort oplossing bieden voor twee zo verschillende regio’s. Paul De Grauwe heeft zijn conclusies al getrokken. Hij zei vorige week in De Tijd dat het interprofessionele overleg beter naar de geschiedenisboeken wordt verwezen. De Grauwe verwacht alle heil van het overleg in de ondernemingen.

ROBERT DESCHAMPS (UNIVERSITEIT NAMEN). “Ik vind het belangrijk het interprofessionele overleg federaal te houden. We kunnen echter niet negeren dat de werkloosheid twee tot drie keer hoger is in de ene regio dan in de andere.

“Maar veronderstel dat we het overleg regionaliseren. Dan moeten we uiteraard ook het sectorale overleg regionaliseren. Dat betekent dat op termijn de lonen en arbeidsvoorwaarden verschillend zullen zijn in Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Dat zal problemen geven in bedrijven die een productiezetel hebben in ten minste twee regio’s. Dat is het geval voor een derde van de bedrijven met meer dan honderd werknemers. Die bedrijven zullen moeilijkheden krijgen met het beheer van hun personeel. En dat zal geld kosten, wat slecht is voor de werkgelegenheid.

“Ook zullen bij een regionalisering de sociale bijdragen gaan verschillen. Daardoor zal de mobiliteit van een werknemer van de ene regio naar de andere moeilijk organiseerbaar zijn.

“Het zal ook betekenen, logischerwijs, dat de financiering van de sociale zekerheid in de regio’s zal verschillen. En dus zullen ook de uitgaven gaan verschillen: werkloosheidsuitkeringen, pensioenen, kinderbijslag enzovoort. Het gevolg zal een splitsing van de sociale zekerheid zijn. En dan is een federale staat nog moeilijk houdbaar.”

Maar in Wallonië zijn de salarissen dankzij het federale overleg te hoog in verhouding tot de productiviteit. Lagere lonen kunnen meer investeerders aantrekken.

DESCHAMPS. “Dat klopt. Als in Wallonië bedrijven minder rendabel en minder productief zijn dan in Vlaanderen, is het logisch dat de lonen lager liggen om een voldoende hoog niveau van werkgelegenheid te behouden. Wallonië zal anders minder aantrekkelijk zijn voor investeerders en nog meer banen verliezen.

“In Europa reageert de arbeidsmarkt echter weinig op de hoogte van de werkloosheid. In de VS is dat wel het geval. Dat is het gevolg van het insider-outsidermodel. Wie in een bedrijf zit, ziet liever zijn loon stijgen dan anderen erin te laten. De bedrijven willen ook liever de goed presterende werknemers houden dan nieuwe werkkrachten binnen te laten. Daarom moeten we andere mechanismen vinden.

“In het huidige systeem zijn er al methodes om te corrigeren. Ten eerste wordt er in sommige sectoren onderhandeld per subsector en in Agoria per provincie. Ten tweede is het aanvangsloon in Vlaanderen veel hoger dan in Wallonië. Dat zijn twee elementen om in het huidige kader van federale overleg beter te antwoorden op de verschillen tussen regio’s. Maar we moeten nog actiever zijn op dat vlak. We worden dat nu ook op het vlak van de werkloosheid.”

U pleit er al langer voor, net als Paul De Grauwe, om het overleg meer op bedrijfsniveau te brengen.

DESCHAMPS. “Sectorale onderhandelingen werken goed in een gesloten economie en in een situatie van volledige werkgelegenheid. Maar dat is al lang niet meer het geval. Men onderhandelt nu over een gemiddelde loonsverhoging. Voor bedrijven met een grotere productiviteitsstijging is dat geen probleem. Maar voor de andere wel. Bovendien is onze economie veel internationaler geworden. Fabrimetal verhoogde vroeger de lonen bij alle automobielconstructeurs. En dus veranderde de concurrentie niet. Maar vandaag verhoogt men de lonen hier, maar niet in het buitenland. Volkswagen Vorst heeft niet meer Ford Genk of Volvo Gent als concurrent, maar wel VW Wolfsburg. En dus is die loonsverhoging nu wel een concurrentienadeel. In die context wordt het overleg in de sector eerder een handicap om tot een situatie van volledige werkgelegenheid te komen. We moeten het sectorale overleg verplaatsen naar het niveau van de ondernemingen.”

“Het interprofessionele niveau blijft wel belangrijk, want dat dient om rekening te houden met de ontwikkelingen in het buitenland. Toen we de Belgische frank nog hadden, konden we devalueren wanneer er concurrentieproblemen waren. Nu gaat dat niet meer. Italië heeft daar geen rekening mee gehouden en is daardoor in de problemen geraakt. Wij hebben in 1996 de wet op de competitiviteit en de loonnorm gekregen. Zo zorgen we ervoor dat onze loonkosten niet sneller oplopen dan in onze drie buurlanden.”

Hoe belangrijk is een actievere aanpak van de arbeidsmarkt?

DESCHAMPS. “We hebben nood aan een intensieve begeleiding van werkzoekenden en aan meer investeringen in opleiding. Dat doen we in België te weinig. Ook de arbeidsmobiliteit moet worden verbeterd. Er bestaat alleen mobiliteit binnen onze regio’s. Een werkloze uit Aat wordt door de Forem ( nvdr – de Franstalige tegenhanger van de VDAB) aangemoedigd om in Bergen te gaan werken, maar als hij naar Kortrijk wil gaan, bestaan die impulsen niet. Dat is belachelijk.

“In de Scandinavische landen bestaan er goede systemen van begeleiding en tegelijk worden de werkzoekenden geresponsabiliseerd. Men biedt hun een kwaliteitsopleiding aan en een baan. Die kunnen ze niet zomaar weigeren of er dreigen sancties. Dat is het probleem in België: de mensen worden onvoldoende geresponsabiliseerd.”

Hoe kan die responsabilisering verhoogd worden?

DESCHAMPS. “In Vlaanderen wordt gepleit voor een regionalisering van het werkgelegenheidsbeleid. Vandaag de dag worden middelen vanuit het ministerie van Werk naar de regio’s overgeheveld. Het zou goed zijn als de regio’s en de federale overheid samen evalueren of het geld efficiënt werd besteed. Die evaluatie zorgt voor een responsabilisering. Toen William Beveridge in de jaren veertig het Britse socialezekerheidssysteem invoerde, was dat een contract tussen de overheid en de burger. Beiden moesten inspanningen doen.”

U hebt al vaak de zwakke kwaliteit van het Franstalige onderwijs aangeklaagd, ondanks de massale middelen die het krijgt.

DESCHAMPS. “Om de economische groei te bevorderen en banen te scheppen, zijn drie factoren belangrijk: investeringen, onderzoek en ontwikkeling, en menselijk kapitaal of onderwijs en opleiding. Als het Marshallplan geld stopt in onderzoek en ontwikkeling, maar er zijn onvoldoende geschoolde mensen beschikbaar om aan de kar te trekken, dan zal die investering geen effect sorteren. Op dat vlak moeten de Franstaligen een inspanning doen. Het onderwijs in de Franse Gemeenschap wordt voldoende gefinancierd, daar ligt het probleem niet. Dus moeten we de werking ervan verbeteren. Ik wil meer verantwoordelijkheid geven aan de scholen zelf. Ook moeten de grenzen tussen de verschillende netten en de verschillende niveaus (gemeenschap, provincie en gemeente) vervagen.”

Maar is in Wallonië het behoud van de werkgelegenheid in de overheidssector niet belangrijker dan de efficiëntie?

DESCHAMPS. “Ik ga daar niet mee akkoord. In een regio met een hoge werkloosheidsgraad nemen de mensen een defensieve houding aan. Dan redeneren ze: laten we toch de tewerkstelling bij de overheid behouden, net als de jobs in bedrijven die zich in moeilijkheden bevinden. Wegvluchten in overheidsbanen is een verkeerde maar begrijpelijke reactie. Maar je kunt niet alle jobs beschermen. We moeten eerder mikken op nieuwe sectoren. En dat kan via onderzoek en ontwikkeling, opleiding en investeringen. Het Marshallplan gaat in de goede richting, maar aan het onderwijs schort er inderdaad nog heel wat.”

De tewerkstelling in de overheidssector ligt in Wallonië nog altijd zeer hoog. Dat is toch een probleem?

DESCHAMPS. “Zeker. Maar ik zeg liever dat er verhoudingsgewijs minder mensen in de commerciële sector werken. Daar moeten we voor een groei zorgen. In dat verband ben ik blij dat we in een federale staat wonen. In Vlaanderen is men performanter dan in Wallonië en we kunnen lessen trekken uit de manier waarop de Vlaamse overheid werkt.”

Hebt u het Warandemanifest gelezen?

DESCHAMPS. “Ja. De berekeningen die erin gemaakt worden, zijn niet altijd even accuraat. Ik denk dat de transfers lager liggen dan wat het Manifest schrijft. Wat natuurlijk niet belet dat er grote transfers zijn. Volgens het Manifest zou Vlaanderen winnen bij een splitsing. Dat geloof ik niet. Als we het land splitsen, gaan we groei en banen verliezen. Er bestaat veel interactie tussen de regio’s en dat afbouwen, is een verlies.

“Als Vlaanderen niets zou verliezen aan een splitsing, dan betalen Wallonië en Brussel dus het gelag. Dat kan niet. Als men wil splitsen, moeten we daar op een evenwichtige manier over praten en iedereen moet zijn deel betalen. Ik pleit daarom voor een federalisme waarin we de gemeenschappen en gewesten meer responsabiliseren en waarbij er op federaal niveau wordt gecoördineerd. We hebben het op budgettair vlak gedaan, ik heb er zelf aan meegewerkt als lid van de Hoge Raad voor Financiën.”

En dat is haalbaar volgens u?

DESCHAMPS. “Op budgettair vlak is het in het verleden alvast gelukt. Eind jaren tachtig hadden we een tekort op de begroting van 8 % en de staatsschuld liep op tot 130 %. Vandaag zijn we een van de weinige Europese landen met min of meer een begrotingsevenwicht. Ook de regionale overheden hebben een overschot of een klein tekort. Waarom kunnen we dat niet doen voor het werkgelegenheidsbeleid?”

Bestaat de wil daarvoor aan Waalse kant?

DESCHAMPS. “Dat weet ik niet zo zeker. In Franstalig België bestaat er nu wat heisa rond de uitspraken van Yves Leterme. Dat helpt de zaken niet vooruit. Responsabilisering betekent niet geld storten en dat iedereen vervolgens doet wat hij wil. Er moet een discussie gevoerd worden. Een ander voorbeeld: onderzoek en ontwikkeling. Er bestaat een Europese consensus dat bedrijven en universiteiten over de grenzen heen moeten samenwerken. Waarom beginnen we niet al op Belgisch niveau?

“Idem voor het Waalse Marshallplan en het Vlaamse Busi- nessplan: ze lijken op elkaar. Allebei hebben ze veel aandacht voor O&O. Bedrijven worden door beide plannen aangesproken omdat ze in heel België actief zijn. Soms bestaat de indruk dat Vlamingen denken dat de Walen niet vooruit willen en omgekeerd. Maar na de verkiezingen van volgend jaar moet iedereen wel met elkaar praten.”

Hebt u veel contacten met Vlaamse collega’s?

DESCHAMPS. “Met hen discussieer ik daarover. Toen er een aantal jaren geleden een studie werd gepubliceerd over de transfers in de sociale zekerheid, heb ik daarover met mijn Leuvense collega Paul Van Rompuy een studie gepubliceerd. Over de drie sectoren uit de sociale zekerheid die we onder de loep genomen hebben – werkloosheid, gezondheidszorg en pensioenen – werd toen studiewerk verricht. Er werd een artikel gepubliceerd door enerzijds een Franstalige en anderzijds een Vlaamse collega. Ik heb samen met Van Rompuy een inleiding en een besluit geschreven. Toen hebben we een dialoog gevoerd en onze bevindingen werden gebruikt in de discussie rond de responsabilisering van de gezondheidszorg.”

Leest u Vlaamse kranten?

DESCHAMPS. “Ja. En dat gebeurt te weinig, aan beide kanten van de taalgrens. Wat in Vlaanderen soms vervelend is, zijn de commentaarstukken die tegen de Franstaligen gericht zijn. Maar het is beter de artikels te lezen dan de commentaarstukken.” Alain Mouton

Alain Mouton, Guido Muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content