Het wapen van de hertaxatie

Bij een nietige aanslag kan de administratie haar fout meestal rechtzetten door middel van een hertaxatie.

De macht waarover de administratie beschikt, blijkt onder meer uit de mogelijkheden die zij heeft om eigen fouten recht te zetten. Als de belastingplichtige een bezwaarschrift niet afdoende motiveert, dan is het onontvankelijk. Als hij bepaalde grieven niet tijdig opwerpt, dan mag hij ze vergeten. Maar wat als de belastingadministratie fouten maakt?

Stel bijvoorbeeld dat de taxatieambtenaar de belasting wil vestigen, maar dat hij niet akkoord gaat met de aangegeven bedragen. Hij wil bijvoorbeeld bepaalde bedrijfsuitgaven verwerpen, of hij is bijvoorbeeld van oordeel dat bepaalde inkomsten onderschat zijn. Vooraleer hij de belasting kan vestigen, moet hij dan eerst een zogenaamd bericht van wijziging sturen naar de belastingplichtige. In dat bericht moet hij de bedragen meedelen die hij van plan is in de plaats te stellen van de bedragen die de belastingplichtige op het aangifteformulier heeft vermeld; en moet hij ook de redenen vermelden die naar zijn oordeel de wijziging rechtvaardigen.

De belastingplichtige heeft vervolgens één maand tijd om op dat bericht van wijziging te antwoorden. De taxatieambtenaar mag de belasting (in de regel) niet vestigen vóór het verstrijken van deze antwoordtermijn, tenzij de belastingplichtige schriftelijk laat weten dat hij het eens is met de voorgestelde wijziging.

NIETIG.

Wat als de fiscus de aangifte toch wijzigt, maar geen bericht van wijziging stuurt? De verplichting om vooraf een bericht van wijziging te zenden, is een voorschrift dat geldt op straffe van nietigheid. Een aanslag die gevestigd wordt met miskenning van dit voorschrift komt bijgevolg in aanmerking voor vernietiging. Men kan de nietigheid opwerpen in het bezwaarschrift, of in de daaropvolgende fase, voor de rechtbank van eerste aanleg, of voor het hof van beroep.

Hoe ernstig dit in de praktijk genomen wordt, is onlangs nog gebleken. Het betrof een geval waarin een belastingplichtige een bepaald bedrag aan onroerende inkomsten in zijn aangifte had vermeld. Maar blijkbaar was zijn handschrift niet heel duidelijk. Het cijfer eindigde op een “0”, maar de taxatieambtenaar had een “2” gelezen. Met als gevolg dat de belasting gevestigd werd op een inkomen dat 2 frank hoger was dan het aangegeven inkomen. Zonder dat vooraf een bericht van wijziging was gestuurd. Met als gevolg dat het hof van beroep niet anders kon, dan de aanslag, op verzoek van de belastingplichtige, nietig te verklaren.

WAPEN.

Zulke nietigverklaring betekent evenwel niet dat de belastingplichtige vrolijk fluitend naar huis mag gaan. De administratie beschikt immers over een machtig wapen om haar eigen fouten recht te zetten: de hertaxatie.

Als een aanslag nietig wordt verklaard, “omdat hij niet werd gevestigd overeenkomstig een wettelijke regel”, dan krijgt de administratie een bijkomende termijn om alsnog een nieuwe aanslag – nu volgens het boekje – te vestigen.

In de oude fiscale procedure bestond die mogelijkheid zowel wanneer de nietigheid werd uitgesproken door de gewestelijke directeur, als wanneer dat gebeurde door de rechter. In de nieuwe procedure – die met ingang van het aanslagjaar 1999 van toepassing is – geldt dit enkel nog bij een nietigverklaring door de gewestelijke directeur (maar wordt tegelijk in een andere regeling voorzien wanneer de aanslag door de rechter wordt nietig verklaard; zie verder).

TERMIJN.

De termijn waarbinnen de administratie nog een nieuwe aanslag kan vestigen (na nietigverklaring van de aanslag door de gewestelijke directeur) bedraagt (zoals voorheen) drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de beslissing van de directeur niet meer voor de rechter kan worden gebracht. Aangezien de termijn om de zaak eventueel nog voor te leggen aan de rechtbank, (in de nieuwe procedure) ook drie maanden bedraagt, verstrijkt de termijn waarbinnen de administratie nog een nieuwe aanslag kan vestigen, bijgevolg voortaan na verloop van zes maanden.

VERJARING.

Evenmin nieuw is de uitzondering op de regel. De administratie kan slechts een nieuwe aanslag vestigen als de aanslag nietig verklaard is om een andere reden dan de verjaring. De nietigverklaring moet bijvoorbeeld het gevolg zijn van een gebrek aan bericht van wijziging, of van een gebrekkige motivering van het bericht van wijziging enzovoort.

Als de aanslag daarentegen nietig verklaard wordt omdat hij gevestigd is na afloop van de aanslagtermijn, dan kan de administratie geen nieuwe aanslag meer vestigen.

De aanslagtermijnen zijn immers vervaltermijnen. Eens die verstreken zijn, is geen belasting meer mogelijk. Als de administratie de fout begaat om de aanslagtermijn te laten verstrijken, dan kan zij deze fout niet meer rechtzetten via de procedure van de hertaxatie.

HANDIG.

In de praktijk proberen handige belastingambtenaren deze regel wel te omzeilen. Stel dat de aanslagtermijn verstrijkt op 31 december 1999; en, dat de belastingcontroleur op 10 december vaststelt dat hij nog een bijkomende aanslag moet vestigen. Hij heeft dan nog drie weken tijd. Maar zoals gezegd, mag hij de aanslag (op basis van gewijzigde inkomsten) slechts vestigen na het versturen van een bericht van wijziging, waarna een antwoordtermijn van één maand begint te lopen. Als die antwoordtermijn voorbij is, is in het voorbeeld ook de aanslagtermijn verstreken.

Binnen de administratie hebben sommigen gedacht dit te kunnen oplossen door in het voorbeeld geen bericht van wijziging te sturen, en de aanvullende aanslag meteen te vestigen. Die aanslag is dan wel vernietigbaar; maar dat is dan – zo redeneren zij – niet omwille van de verjaring, maar wel omwille van het gebrek aan bericht van wijziging; en dus kunnen we – na de nietigverklaring van de eerste aanslag – nog wel een nieuwe aanslag vestigen.

Fout. In de rechtspraak is bij herhaling beslist dat de administratie geen nieuwe aanslag meer kan vestigen wanneer zij opzettelijk een procedurefout heeft gemaakt (in het voorbeeld, het niet versturen van het bericht van wijziging), met als enige bedoeling aan de verjaring te ontsnappen. Het aantal arresten dat in die zin heeft beslist, is bijna niet meer te tellen. Niettemin moet men vaststellen dat sommige belastingambtenaren hardleers zijn, en blijven proberen om langs die weg toch nog een nieuwe aanslag te versieren.

RECHTER.

Wat als de aanslag nietig verklaard wordt, niet door de gewestelijke directeur, maar wel door de rechter? Tot en met het aanslagjaar 1998 heeft de administratie dan ook nog de mogelijkheid om een nieuwe aanslag te vestigen (ook weer op voorwaarde dat de nietigheid uitgesproken is om een andere reden dan de verjaring). Zij beschikt daarvoor over zes maanden tijd (vanaf het verstrijken van de termijn om een voorziening in cassatie in te leiden).

In de nieuwe procedure (aanslagjaren 1999 en volgende) bestaat die mogelijkheid niet meer. Maar dit wil niet zeggen dat de rechten van de Schatkist beknot worden. Integendeel. In de nieuwe procedure zal de administratie – ingeval de rechter de aanslag vernietigt – steeds een subsidiaire aanslag ter beoordeling aan de rechter kunnen voorleggen; en zal de rechter verplicht zijn om zich daarover uit te spreken. De hertaxatie wordt dus niet afgeschaft, zij wordt daarentegen geïntegreerd in de gerechtelijke procedure. Met ook hier weer de uitzondering dat geen subsidiaire aanslag meer mogelijk is als de rechter de aanslag nietig verklaart wegens verjaring.

VERGETEN.

Inmiddels is in de praktijk al opgemerkt dat de nieuwe regeling niet helemaal klopt, en dat allicht ook op dit punt reparatiewetgeving nodig zal zijn. Het probleem is dat de wet slechts in de mogelijkheid van een subsidiaire aanslag voorziet, als de rechter de aanslag nietig verklaart, nadat de belastingplichtige beroep heeft aangetekend tegen een beslissing van de directeur.

De wetgever is evenwel vergeten dat men in de nieuwe procedure niet meer moet wachten op de beslissing van de directeur. Als die na zes maanden geen beslissing over het bezwaarschrift heeft genomen, kan men voortaan onmiddellijk naar de rechtbank (voorzover het geschil ten vroegste betrekking heeft op het aanslagjaar 1999). Maakt men van die mogelijkheid gebruik, dan is er geen beslissing; de belastingplichtige heeft dan wel beroep aangetekend bij de rechter, maar niet “na de beslissing van de directeur”. Op basis van de wet, zoals die op dit ogenblik bestaat, is dan geen hertaxatie of subsidiaire aanslag meer mogelijk.

Het hoeft geen betoog dat het volgende Parlement deze vergetelheid zal rechtzetten. Men heeft trouwens nog tijd. De eerste aanslagen voor het aanslagjaar 1999 worden pas binnen enkele maanden ingekohierd. Vooraleer het probleem van de subsidiaire aanslag in de praktijk rijst, is het nieuwe millennium al lang gevierd.

Jan Van Dyck is fiscalist.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content