HET WACHTEN DUURT TE LANG

Patrick Claerhout
Patrick Claerhout redacteur bij Trends

De Arco-carrousel over de wettelijkheid van de overheidswaarborg dreigt nog enkele jaren voort te draaien. Tenzij de regering snel werk maakt van een plan B.

Het Grondwettelijk Hof besliste twee weken geleden de hete aardappel van de Arco-garantieregeling door te schuiven naar Europa. En zo sleept het onverkwikkelijke Arco-dossier zich weer eens jaren verder. Sinds 2008 verkeren 800.000 Belgen in de onzekerheid of ze hun geld nog terugzien.

De voorgeschiedenis: van Bacob tot Dexia

Arco is de financiële holding van de christelijke arbeidersbeweging ACW, het huidige beweging.net, die de bank van de organisatie, BAC (het latere Bacob), controleerde. Bacob was aanvankelijk een klassieke spaar- en depositobank, maar ging zich in de jaren negentig op andere markten richten. Klanten van de bank en leden van de beweging werden overtuigd om in te tekenen op coöperatieve aandelen. Veel cliënten dachten dat ze een risicoloos spaarproduct kochten.

Volgens onderzoek van het juridisch-advieskantoor Deminor haalde Arco tussen 1995 en 2000 ongeveer 900 miljoen euro op bij particuliere spaarders. Dat geld diende om de expansie van Bacob te financieren. Zo deed de bank een aantal acquisities die de balans fors deden aangroeien. De overname van de zakenbank Paribas Bank België in 1997 sprong het meest in het oog. Bacob had weinig voeling met die activiteit. Toen Bacob (inmiddels Artesia) in 2001 opging in Dexia, werd Arco een van de referentieaandeelhouders van de grootbank.

Na 2001 evolueerde Arco tot een monoholding die haar middelen vooral in aandelen van Dexia belegde. Van een diversificatiestrategie werd nauwelijks werk gemaakt. Doordat Dexia uitgroeide tot een wereldspeler die zijn krediet- en obligatieportefeuilles oppompte met kortetermijnfinanciering, namen ook de risico’s toe. Niettemin vergrootte Arco zijn deelneming in Dexia van 15,3 procent in 2001 tot 17,8 procent in 2008.

In 2008 kwam Dexia in de problemen. Arco werd gedwongen voor 350 miljoen euro bij te dragen tot de kapitaalverhoging van 6 miljard euro die de bank moest redden. Arco leende dat geld uitgerekend bij Dexia Bank België. De ACW-holding zat toen al een tijd vast aan een optie-regeling die haar dwong Dexia-aandelen bij te kopen. Toen de koers van Dexia kelderde, moest Arco aandelen blijven kopen tegen een prijs ver boven de marktwaarde. Op die manier namen de problemen exponentieel toe.

Dat in 2008 en in de jaren daarna niet meer coöperanten op de loop gingen en hun kapitaal opvroegen, had veel te maken met de sussende taal van de Belgische overheid. Premier Leterme verklaarde dat het coöperatieve spaarkapitaal, zoals dat van Arco, onder dezelfde overheidsgarantie viel als Belgische spaardeposito’s.

Maar de eurocrisis van 2011 gaf Dexia het fatale nekschot. Arco zat toen op een latent verlies van meer dan 1 miljard euro. De Belgische overheid zag zich genoodzaakt Dexia Bank België (het huidige Belfius) uit de groep te halen. Arco en de andere aandeelhouders van Dexia bleven met lege handen achter. Nog een paar weken later vroeg Arco de vereffening aan. Intussen had de Belgische overheid de overheidswaarborg hard gemaakt door een fonds op te zetten waarin Arco snel snel een bijdrage stortte.

De juridische carrousel kan nog jaren draaien

Aandeelhouders van Dexia die hun geld in rook zagen opgaan, namen het niet dat de Arco-coöperanten aanspraak konden maken op de overheidswaarborg. De Vlaamse Federatie van Beleggingsclubs (VFB) trok naar de Raad van State om die regeling aan te vechten. De VFB was van oordeel dat de waarborg een ongelijke behandeling inhield: hij gold enkel voor Arco-coöperanten, terwijl andere Dexia-aandeelhouders in de kou bleven staan.

De Raad van State vroeg daarop aan het Grondwettelijk Hof om de Arco-regeling te toetsen aan het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel. Maar het Grondwettelijk Hof stelt nu dus op zijn beurt zes prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie. Zo wil het hof vernemen of de garantieregeling voor spaardeposito’s ook moet gelden voor aandelen van coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector. De vijf andere vragen hebben betrekking op de vraag of de garantieregeling voor de Arco-coöperanten als verboden overheidssteun moet worden beschouwd, zoals de Europese Commissie op 3 juli 2014 had geoordeeld. Maar de Belgische overheid en Arco tekenden beroep aan tegen die beslissing.

De juridische discussie lijkt verschoven naar de vraag of de garantieregeling al dan niet in overeenstemming is met het Europese recht. En terecht, vindt Christian Van Buggenhout, advocaat voor Arco: “Als de overheidswaarborg illegaal is, hoeft niet over het discriminerende karakter te worden geoordeeld. Maar als de garantieregeling wel voldoet aan het Europese recht, dan was de beslissing van de regering in 2008, in functie van de financiële stabiliteit, misschien wel terecht. Mocht een rechter daarna beslissen dat de regeling een discriminerend karakter heeft, dan kan de overheid daaraan een mouw passen zonder het principe van de waarborg te verlaten.”

Van Buggenhout blijft de waarborgregeling dus juridisch verdedigen. Een antwoord van het Europese Hof van Justitie kan binnen een termijn van anderhalf tot twee jaar, als de prejudiciële vragen worden samengevoegd met het verzet dat Arco en de Belgische overheid tegen de beslissing van de Europese Commissie hebben aangetekend bij het Gerecht van de Europese Unie. Daarna moet het dossier terug naar het Grondwettelijk Hof, dat moet oordelen over de discriminatie, en uiteindelijk naar de Raad van State. Hoe dan ook zijn we vertrokken voor jaren.

De tijd dringt voor CD&V

Met nog eens enkele jaren tijdverlies lijkt niemand gebaat. Binnen de regering wil vooral CD&V, dat hechte banden met de christelijke arbeidersbeweging heeft, snel een oplossing voor de 800.000 Arco-coöperanten. Mede onder druk van die partij werd in het regeerakkoord een tekst opgenomen die de goede wil van de overheid moet aantonen. De goede voornemens blijven evenwel beperkt tot één zinnetje: “Deze regering zal zorg dragen voor het uitwerken van een werkzame regeling met het oog op de schadeloosstelling van natuurlijke personen-coöperanten van erkende financiële coöperaties.”

Officieus luidt het dat de regering 600 miljoen euro wil uittrekken om de Arco-coöperanten te vergoeden. Dat geld moet komen van beweging.net, de staatsbank Belfius en de overheid. Met dat bedrag kan gemiddeld 80 procent van de ini- tiële inleg worden terugbetaald: maximaal 1000 euro per coöperant. Dat bedrag komt overeen met 40 procent van het uitstaande kapitaal dat de gemiddelde coöperant door de jaren via de kapitalisering van dividenden heeft opgebouwd.

De meeste particuliere coöperanten waren aandeelhouder van Arcopar, dat zijn dividenden niet uitkeerde maar omzette in nieuwe deelbewijzen. Op die manier werden de particulieren minder goed behandeld dan de sociale organisaties die verbonden waren aan het ACW. Die participeerden veelal via de vennootschap Arcofin, die niet alleen hogere dividenden bood, maar ze ook nog eens uitkeerde. Door de kapitalisering van de Arcopar-dividenden stortte Arco tussen 2001 en 2008 slechts een klein deel van de dividenden die het ontving van Dexia door aan zijn eigen vennoten, argumenteert Deminor.

CD&V, dat zich altijd heeft opgeworpen als verdediger van de overheidswaarborg, wil dat in deze regeerperiode een regeling voor de Arco-coöperanten wordt getroffen. Anders vreest de partij electoraal schade te lijden bij de volgende verkiezingen. Voor veel Arco-coöperanten is de maat vol. Zes jaar wachten ze al op de formalisering van de belofte van de overheid dat hun spaargeld veilig was. En nog altijd ligt er geen enkel concreet, gedetailleerd en bindend voorstel op tafel. De coöperanten zijn het wachten beu en dreigen zich te keren tegen de stemmen die ze — wellicht iets te goedgelovig — hebben geloofd en vertrouwd.

De minister van Financiën wacht af

In de Belgische regering valt het Arco-dossier onder de bevoegdheid van minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA). Hij en zijn partij hebben zich altijd gekant tegen de overheidswaarborg voor de Arco-coöperanten. Zij vinden dat in de eerste plaats de schuldigen voor het debacle van Arco en Dexia moeten betalen, niet de belastingbetaler. Maar ze hebben zich geëngageerd voor een vorm van schadeloosstelling, en willen die belofte nakomen, bevestigde de minister onlangs in een kranteninterview.

Toch lijkt Van Overtveldt niet van plan snel actie te ondernemen. In de eerste plaats wil hij juridisch omzichtig te werk gaan. In het verleden maakte de overheid de fout de staatsgarantie een twijfelachtige juridische basis te verlenen, getuige de veroordeling door Europa en de gerechtelijke carrousel die daaruit voortvloeide. Als plan B niet juridisch sluitend kan worden uitgewerkt, dreigt het beleid nieuwe problemen en onduidelijkheid te creëren, beseft Van Overtveldt. Want als er belastinggeld in het geding is, moet Europa hoe dan ook opnieuw zijn goedkeuring verlenen.

Hier en daar hoor je dat bij de minister van Financiën de politieke wil ontbreekt om de zaak aan te pakken. Nochtans zou Van Overtveldt zichzelf geen goede dienst bewijzen met een verrottingsstrategie. Hij is vastbesloten Belfius te privatiseren, maakte hij meteen na zijn aanstelling bekend. Dat moet geld opleveren om de begroting te spijzen en de staatsschuld te verminderen. Maar zonder regeling voor de Arco-coöperanten dreigt de staatsbank commerciële schade op te lopen en minder waard te zijn bij een verkoop.

Zeker is dat Van Overtveldt niet van plan is een blanco cheque uit te schrijven. Eerst moeten Arco en beweging.net hun duit in het zakje doen. Pas daarna zouden Belfius en de overheid — allebei de belastingbetaler dus — over de brug komen. En dus wil de minister afwachten om te zien wat de vereffening van Arco oplevert, en hoe groot de bijdrage van Belfius kan zijn. Pas daarna wil hij geld uit de schatkist halen.

Het probleem is dat alle partijen geld van elkaar vorderen. Belfius en de Belgische staat zijn de grootste schuldeisers van Arco. Tussen de Belgische staat en Arco wordt gekibbeld over de impliciete overheidssteun die de holding volgens de Europese Commissie moet terugbetalen. Volgens de vereffenaars van Arco gaat het om 150 miljoen euro, maar Financiën houdt het op 240 miljoen euro. Met Belfius ligt Arco overhoop over de steminstructie die de staatsbank als pandhouder gaf bij de laatste kapitaalverhoging van Dexia, en die ertoe leidde dat de Dexia-aandelen van Arco waardeloos werden.

De coöperanten zien de betwistingen met lede ogen aan. “Eigenlijk is het een vals debat”, vindt Erik Bomans van Deminor. “We weten allemaal dat de opbrengst van de vereffening van Arco vrijwel volledig naar de schuldeisers zal gaan, en dat er niets of nauwelijks iets zal overblijven voor de coöperanten. Je hoeft daarop niet te wachten om iets te ondernemen.”

De vereffenaars werken door

Grote verwachtingen hoeven niet te worden gekoesterd over de vereffening van de Arco-vennootschappen Arcopar, Arcofin en Arcoplus. Meer dan 80 procent van de activa waren Dexia-aandelen, en die zijn zoals bekend niets meer waard. De vereffening wordt mee in goede banen geleid door Francine Swiggers en Marc Tinant, twee voormalige toplui van de ACW-holding. Dat de vereffening niet door onafhankelijke personen gebeurt, ligt bij sommige vennoten moeilijk.

De realisatie van activa van de drie Arco-vennootschappen heeft tot hiertoe 537 miljoen euro in het laatje gebracht, blijkt uit de recentste vereffeningsverslagen. Heel wat aandelen- en obligatieposities werden de voorbije jaren afgebouwd. Dat levert Arco een meerwaarde van 103 miljoen euro op tegenover de boekwaarde op het moment van de vereffening. “De aanhoudende daling van de rente speelde in het voordeel van Arco. Daardoor kon meer waarde worden gehaald uit de aandelen en obligaties die de holding in portefeuille heeft. Het was niet onverstandig dat de vereffenaars daar hun tijd voor namen”, zegt een bevoorrechte getuige.

Tegenover de opbrengsten staan voor 438 miljoen euro uitgaven. Het gros daarvan behelst de terugbetaling van leningen aan de pandhoudende schuldeisers, die een bevoorrecht statuut hebben. De belangrijkste schuldeiser uit die categorie, de staatsbank Belfius, kreeg al 355 miljoen euro teruggestort.

Voor de coöperanten maakt dat allemaal weinig uit. Arco moet eerst de bevoorrechte schuldeisers betalen, daarna de gewone schuldeisers, en pas in laatste instantie de coöperanten. Zij moeten iedereen laten voorgaan. Ironisch genoeg ziet het ernaar uit dat Arcopar, de vennootschap met de meeste particuliere coöperanten, zijn schuldeisers vrijwel volledig zal kunnen vergoeden. Bij Arcofin is het verhaal anders: die vennootschap had enkel Dexia-aandelen in portefeuille, keerde meer winst uit en kan zijn verplichtingen jegens zijn schuldeisers niet nakomen.

Wat blijft er voor de coöperanten over? In het beste geval enkele tientallen miljoenen. Maar dat is zonder rekening te houden met de impliciete staatssteun die Arco volgens de Europese Commissie aan de schatkist moet terugbetalen (minstens 150 miljoen euro). Hoe dan ook kan de vereffening van Arco nooit de put delgen die de val van Dexia heeft geslagen. De totale vernietiging aan kapitaal bedraagt naar schatting 1,3 miljard euro. Of de vereffening van Arco voor de coöperanten enkele tientallen miljoenen oplevert of niet, maakt in se niet zo veel verschil uit. Het geld zal van elders moeten komen.

Het alternatief van Deminor

Deminor wil de zaak behandeld zien als een commercieel geschil tussen de coöperanten, Arco en Belfius. Deminor meent dat de coöperanten misleid zijn, zowel door Arco als door de banken die de coöperatieve aandelen hebben gesleten: Bacob en Dexia, waarvan Belfius de erfopvolger is. Uit het dossier van Deminor blijkt dat die financiële producten in veel gevallen als veilig en risicoloos aan de man werden gebracht, terwijl het in werkelijkheid om risicokapitaal ging.

Deminor is voor de rechtbank een procedure tegen Arco en Belfius gestart. In totaal hebben meer dan 1800 coöperanten zich aangesloten, maar dat kunnen er meer worden, want de inschrijvingen zijn heropend. De rechtszaak opent de mogelijkheid dat een minnelijke schikking wordt getroffen, waarbij de staatsbank Belfius de coöperanten vergoedt voor de foutieve verkoop van financiële producten (‘misselling‘). In dat geval is geen fiat van Europa nodig. Maar als het niet tot een minnelijke schikking komt, kan ook die rechtszaak nog jaren aanslepen.

Opmerkelijk is dat Deminor de Belgische overheid niet dagvaardt. Want er valt iets voor te zeggen dat de Arco-coöperanten ook door de overheid zijn misleid. Zes jaar lang heeft de Belgische staat, bij monde van de regerende politici, zijn burgers verzekerd dat hun Arco-investering door de overheid werd gewaarborgd. Dat engagement is tot op vandaag een loze belofte gebleken. “Het overheidsvertrouwen te grabbel gegooid? Ook daar bestaat rechtspraak over”, zegt een eminente jurist. “Of de politici het graag horen of niet, op de een of andere manier zullen ze met een vergoeding over de brug moeten komen. Maar hoelang dat zal duren? Tja, dat is een zaak van politieke wil.”

Erik Bomans geeft toe dat Deminor heeft overwogen de Belgische staat te dagvaarden, en sluit niet uit dat dat ooit zal gebeuren. “Maar we willen de zaak voorlopig niet nog complexer maken dan ze al is”, zegt Bomans, “Nog een extra partij erbij, en alles dreigt nog langer en moeilijker te worden. Bovendien denken we dat de overheid maar een afgeleide verantwoordelijkheid draagt. De eerste verantwoordelijken voor dit debacle blijven Arco, de Arco-bestuurders en Belfius. We willen die focus niet verzwakken.”

PATRICK CLAERHOUT

De juridische discussie lijkt verschoven naar de vraag of de garantieregeling in overeenstemming is met het Europese recht.

Zonder regeling voor de Arco-coöperanten dreigt de staatsbank Belfius commerciële schade op te lopen en minder waard te zijn bij een eventuele verkoop.

Het probleem is dat alle partijen geld van elkaar vorderen.

“Of de politici het graag horen of niet, op de een of andere manier zullen ze met een vergoeding over de brug moeten komen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content