Het vuil zit overal

Met Belladonna (1994) liep de keizer van de Vlaamse letteren naakt. Met De Geruchten (1996) droeg hij slechts een hemdje. Met Onvoltooid verleden heeft Hugo Claus al een overhemd. Nog ver verwijderd van het rokkostuum bij Het Verdriet van België. Maar niet oninteressant.

“Je lijkt niet op je broer”, krijgt de wat achterlijke Noël te horen. “Toch wel. Maar men ziet het niet”, repliceert hij. Op zulke ogenblikken herkennen we Hugo Claus, die de sleutels tot de ontraadseling van zijn tekst achteloos in details stopt. In zijn jongste romans bezondigde hij zich echter aan een te expliciete verwoording. Bangelijk waarschuwde hij de lezer het rauwe verhaal niet realistisch op te vatten. Alsof iemand dat bij Claus nog zou aandurven. De symboliek werd te plat. Dat euvel teistert af en toe ook Onvoltooid verleden, een korte roman die eerst als feuilleton in De Morgen verscheen.

Het boek borduurt voort op De geruchten. Daar stond René centraal, een huurling die midden jaren zestig uit Afrika terugkeert naar zijn (fictieve) West-Vlaamse geboortedorp Alegem. In Onvoltooid verleden biecht zijn licht debiele broer Noël 20 jaar later drie moorden op. Sommige slachtoffers kennen we vaag uit de vorige roman. Terwijl Claus daar krampachtig heen en weer schoof met het vertelperspectief, laat hij zijn anti-held nu eenvoudig in een quasi-monoloog zijn verleden oprakelen.

Op het einde van De geruchten trouwde de goeïge Noël met kapster Alice. Nu lijkt hij een sufferd, door zijn vrouw in de steek gelaten, zich uitslovend als magazijnier in een Gentse kantoorboekhandel. Als hij een chef anoniem beschuldigt van pedofilie, keert alles zich tegen hem. Terwijl de media naarstig berichten over verdwenen meisjes, zint hij op gerechtigheid. Via een erfenis komt hij in contact met Judith, de dochter van een Algerijnse hoer die uitgewezen werd door toedoen van een senator en een notaris. Noëls en Judiths wraakgevoelens hopen zich op. Ondertussen spelen de Clausiaanse thema’s incest en dubieuze realiteitweergave een prominente rol.

Is de smeerlapperij die Noël om zich heen ziet, niet de projectie van zijn eigen driften? “Toch wel. Maar men ziet het niet.” Het spilthema komt tot uiting als een huurlingkapitein hem vergelijkt met zijn broer: “Noël, mijn jongen, maak jezelf niets wijs. Je lijkt veel meer op hem dan je denkt. René is de slechterik, de moordenaar, en jij, de goeie, bent geen haar beter.” Claus richt zich gniffelend tot de benepen goegemeente. Het vuil zit overal. De mens maakt rare capriolen. Dat was al typisch Boon, het is ook op en top Claus.

Uiteraard weeft Claus meer betekenissen en allusies door zijn verhaal. Vooral Judith is interessant. De naam verwijst naar de (apocriefe) Oudtestamentische weduwe die een vijandige legeroverste verleidt en hem prompt het hoofd afhakt. Zo redt ze haar belegerde stad. Bij Claus loopt het niet goed af. Zijn Algerijnse Judith is zo mooi als de prachtigste pauwen, die door de honden verscheurd worden omdat hun staart (hun schoonheid) ze hindert bij het vluchten. Bezige Bij, 175 blz., 590 fr.

LUC DE DECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content