Het Vlaams Gewest en zijn buitenland

Met ingang van 1 januari 2002 betaalt u in het Vlaams Gewest bij de aankoop van een onroerend goed nog slechts 10% registratierechten. Daarbuiten is dat 12,5%.

Bij de aankoop van een onroerend goed moest u tot nog toe, overal in België, in principe 12,5% registratierechten betalen. Midden vorig jaar is evenwel beslist dat de gewesten met ingang van het jaar 2002 exclusief bevoegd zijn om het tarief vast te stellen van de registratierechten die verschuldigd zijn bij de vervreemding van een onroerend goed (waarbij we het bijzondere geval van een inbreng even buiten beschouwing laten).

Het Vlaams Gewest heeft onmiddellijk van deze bevoegdheid gebruikgemaakt om het normale tarief te verlagen naar 10%. Een en ander heeft tot gevolg dat nu ook op het gebied van de registratierechten een verschil bestaat al naargelang van het gewest waar u zich bevindt. Bij de vervreemding van een onroerend goed is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in het Waals Gewest tot nader order nog steeds het oude federale tarief van 12,5% verschuldigd.

Ook het tarief van het klein beschrijf, dat verschuldigd is bij de verwerving van een bescheiden woning, is in het Vlaams Gewest verlaagd. Het bedraagt nog slechts 5% (in plaats van 6% in de twee andere gewesten).

Meenemen. Naast deze tariefdaling is in het Vlaams Gewest ook een stelsel van meeneembaarheid van rechten ingevoerd. Dat is blijkbaar gericht op een grotere mobiliteit. Wie al een woning heeft, maar wil verhuizen (bijvoorbeeld naar een locatie die dichter bij de werkplaats gelegen is), ziet daar dikwijls tegen op, omdat bij de aankoop van een nieuwe woning opnieuw de hoge registratierechten verschuldigd zijn. Vandaar het idee om in een soort kredietstelsel te voorzien en toe te laten dat bij de aankoop van een nieuwe hoofdverblijfplaats in bepaalde mate rekening wordt gehouden met de registratierechten die u destijds al voor de vorige woning heeft betaald. Dat krediet bedraagt maximaal 12.500 euro.

Deze maatregel veronderstelt wel dat u – binnen een relatief korte periode – uw vorige hoofdverblijfplaats verkoopt en er een nieuwe aankoopt. De volgorde (eerst verkoop en dan aankoop, of omgekeerd) maakt geen verschil, tenzij in de manier waarop het krediet wordt toegepast. In het ene geval zal de belastingadministratie de meegenomen rechten meteen verrekenen met de eerder betaalde rechten, in het andere geval krijgt u ze later terug.

Ligging. Dat de tariefverlaging van 12,5% naar 10% een Vlaamse aangelegenheid is, betekent overigens niet dat alleen inwoners van het Vlaams Gewest in aanmerking komen. Om uit te maken welke regeling inzake registratierechten van toepassing is bij de vervreemding van onroerende goederen, wordt immers niet gekeken naar de woonplaats van de koper of de verkoper, maar wel naar de ligging van het onroerend goed. Is het in het Waals of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen, dan geldt de regeling inzake registratierechten die daar van toepassing is (voorlopig nog de oude federale regeling). Is het onroerend goed in het Vlaams Gewest gelegen, dan geldt de nieuwe Vlaamse regeling.

Kan iemand die in Brussel of Wallonië woont ook in aanmerking komen voor het stelsel van meeneembaarheid van vroeger betaalde rechten? Blijkbaar niet. Het stelsel is slechts bedoeld voor wie in het Vlaams Gewest zijn hoofdverblijfplaats heeft, zijn woning verkoopt en een andere woning in het Vlaams Gewest aankoopt die hem tot hoofdverblijfplaats dient.

Iemand die in het Brussels Hoofdstedelijk of in het Waals Gewest gevestigd is, kan onmogelijk aan die voorwaarden voldoen. Dat is trouwens niet onlogisch. De regeling van de meeneembaarheid van rechten gaat er immers van uit dat slechts rechten verrekend of teruggegeven kunnen worden als die in principe ten goede zijn gekomen aan het Vlaams Gewest, en dus niet als de rechten aan een ander gewest zijn betaald.

Ruil. Keren we nog even terug naar het probleem van de lokalisatie voor de toepassing van het tarief. Daar geldt één bijzonderheid. Die heeft te maken met de situatie waarin onroerende goederen niet eenvoudig worden aangekocht of verkocht, maar wel worden geruild. Stel dat één van de twee te ruilen onroerende goederen in het Vlaams Gewest ligt, terwijl het andere onroerend goed bijvoorbeeld in het Waals Gewest ligt. Welk tarief van registratierechten is dan op deze ruil van toepassing? Het lage tarief van het Vlaams Gewest of het hogere tarief van het Waals Gewest?

Bij het Lambermont-akkoord is voor deze situatie een bijzondere regeling ontworpen. Die zegt dat men moet kijken naar het kadastraal inkomen van de geruilde goederen. Het onroerend goed met het hoogste kadastraal inkomen geeft de doorslag. Ligt dat in het Vlaams Gewest, dan wordt de ruil afgehandeld tegen het tarief van het registratierecht dat daar van toepassing is. In het andere geval geldt de regeling van het andere gewest.

Eenvoudig. Noteer overigens dat de regeling inzake ‘meeneembaarheid’ van rechten blijkbaar niet mogelijk is als woningen worden geruild. Zelfs niet als beide woningen in het Vlaams Gewest gelegen zijn. Van een verrekening of teruggave van meegenomen rechten kan immers slechts sprake zijn als er sprake is van een “zuivere en eenvoudige” aankoop van een woning die tot hoofdverblijfplaats dient, en de vorige hoofdverblijfplaats ook “zuiver en eenvoudig” wordt verkocht. Blijkbaar wordt daarmee bedoeld dat er een gewone aankoop en verkoop moet plaatsvinden, met uitsluiting van bijvoorbeeld het geval waarin men zijn hoofdverblijfplaats ruilt voor een nieuwe.

Jan Van Dyck

De auteur is advocaat van Dauginet & co. en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Het tarief van de registratierechten wordt bepaald door het gewest waar het onroerend goed ligt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content