HET VLAAMS BLOK

Als de opiniepeilingen gelijk krijgen, gaat het Vlaams Blok op 13 juni opnieuw een verkiezingsoverwinning tegemoet. Ik denk niet dat de vooruitgang zo groot zal zijn als sommigen denken of vrezen, maar enige stemmenwinst lijkt nagenoeg onvermijdelijk. Wat ik hier zou willen betogen, is dat de blijvende opgang van het Vlaams Blok in grote mate op rekening te schrijven is van de andere oppositiepartijen en van het “cordon” (in het Nederlands “schutskring”, maar niemand gebruikt dat woord) dat alle partijen tezamen, regering en oppositie, tegen het Vlaams Blok hebben opgeworpen.

OPPOSITIE.

Wie niet tevreden is over het gevoerde beleid, staat voor de oppositie. Maar dit wil dan wel zeggen dat de oppositie een duidelijk politiek profiel bezit dat haar onderscheidt van de regeringspolitiek. Regeringspartijen hebben er van hun kant alle belang bij deze duidelijkheid te vermijden of ze weg te moffelen waar ze zou kunnen ontstaan. Het Octopus-akkoord over de gerechtelijke hervorming is daar een goed voorbeeld van: het voornaamste resultaat van dit akkoord is dat de oppositiepartijen die eraan hebben deelgenomen (en dat zijn ze allemaal, uitgezonderd het Vlaams Blok en de Groenen), van het falen van de regering op het gebied van justitie en politie geen verkiezingsthema meer kunnen maken. Dit is een geslaagde poging om de oppositie op een vrij belangrijk politiek terrein te neutraliseren en het zodoende voor de ontevreden kiezer niet meer noodzakelijk te maken voor een oppositiepartij te stemmen.

COMPROMIS.

Niettemin zijn er nog thema’s genoeg waarop de oppositie zich kan profileren: de Vlaamse liberalen kunnen aanvoeren dat zij de overheidsfinanciën beter zullen beheren, de Volksunie kan de dubbelzinnigheid van de CVP inzake de staatshervorming electoraal exploiteren, en Agalev zou zelfs van de thans actuele buitenlandse politiek een thema kunnen maken. Ten dele zullen zij daarmee misschien ook enig succes hebben, maar hun discours dreigt in de eerste plaats het Vlaams Blok ten goede te komen. Niet omdat dit thema’s zouden zijn die specifiek tot de gedachtesfeer van het Vlaams Blok behoren, maar omdat de oppositiepartijen zélf het Vlaams Blok hebben uitgeroepen tot de enige echte oppositiepartij van Vlaanderen. Hoe vaak hebben de voorzitters van zowel regerings- als oppositiepartijen niet gezegd dat ze na 13 juni met iedereen willen praten, behalve met het Vlaams Blok? Maar wat moet de kiezer daar dan van denken, tenzij dit: ze zijn allemaal bereid water in hun wijn te doen (zoniet zouden ze niet met iedereen willen praten), behalve het Vlaams Blok. Hieruit volgt, dat wie door het discours van een oppositiepartij overtuigd wordt van haar gelijk, nog niet noodzakelijk voor die partij zal stemmen (want wie weet wat voor compromissen ze straks zal sluiten!), maar wél voor de echte oppositie, dat wil zeggen voor zij die geen compromissen zullen sluiten omdat ze door een “cordon” van elke kans daartoe verstoken blijven, te weten het Vlaams Blok.

carrièrisme.

Het “cordon” berokkent iedereen schade, behalve het Vlaams Blok. Zeker, hierdoor kan deze partij niet, zoals de andere partijen, haar militanten belonen met lucratieve baantjes en nevenbaantjes in allerlei instellingen, maar is dat een nadeel? Integendeel, dunkt me: niemand komt naar het Vlaams Blok uit louter carrièrisme. Zelfs de mandatarissen niet, want een ministerportefeuille ligt niet in hun bereik, hoe talentrijk ze ook mogen zijn, en gemeenteraadsleden van het Vlaams Blok weten dat ze voor de verkeerde partij gekozen hebben als ze de ambitie zouden hebben om burgemeester of schepen te worden.

RACISME.

Moet men dan geen “cordon” instellen tegen een partij die er zogenaamd racistische denkbeelden op nahoudt? Laat me deze argumentatie beantwoorden met wat premier Jean-Luc Dehaene (in een interview met Humo, 29 december 1998) zei, toen hem werd gevraagd hoe hij zijn bezoek aan de Chinese Volksrepubliek in overeenstemming kon brengen met zijn democratische beginselen. Hij sprak toen over de “samenwerking en dialoog”, die nodig zijn om in China “vooruitgang” te bewerkstelligen. Nog steeds Dehaene: “Ik denk dat je met zo’n benadering meer bereikt dan met hooghartige zedenpreken”.

Zeer juist. Zo zie ik het ook. Iedereen die het Vlaams Blok enigszins objectief benadert, heeft vastgesteld dat het racistische thema, voor zover dat er al was, op de achtergrond is geraakt. De twee verkiezingskranten die de partij tot hiertoe heeft geproduceerd en in alle bussen van Vlaanderen heeft gestopt, hadden betrekking op het veiligheidsthema (het eerste) en op de Vlaamse onafhankelijkheidsstrijd (het tweede). Er komt nog wel een derde, maar ook dat zal geen racistische literatuur zijn.

SAMENWERKING.

Maar als dat zo is, betekent dit dan ook niet dat, zoals Dehaene het zo goed formuleert, samenwerking en dialoog kunnen leiden tot een vooruitgang, en dat deze benadering efficiënter is dan een hooghartig anti-racistische zedenpreek? Vooral als men dan nog weet, en uit ervaring zelfs met zekerheid weet, dat de zedenpreken tot hiertoe alleen maar het Vlaams Blok ten goede zijn gekomen?

Wat wil men eigenlijk? Wil men het racisme bestrijden, dan is de aanpak van Dehaene ongetwijfeld de juiste, en zit men fout met het “cordon” tegen het Vlaams Blok. Of staan er andere punten op de agenda, en dient het anti-racisme slechts als alibi om te voorkomen dat er in Vlaanderen een radicale oppositie ontstaat, die door samenwerking tussen het Vlaams Blok en andere partijen een electorale greep naar de macht zou kunnen doen? Maar als dat zo is, waarom verlenen die partijen dan hun medewerking aan dit opzet?

Mark Grammens is onafhankelijk publicist.

Mark Grammens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content