Het verschil tussen werken en gaan werken

Marc Buelens
Marc Buelens Professor-emeritus aan de Vlerick Business School.

Op 31 juli nam tv-kijkend Vlaanderen afscheid van tv-anker Jan Becaus, die voortaan van een welverdiend pensioen kan ‘genieten’. Werk moet voor die man een straf geweest zijn, iets waar hij niet van kon genieten. Nu pas, na al die jaren, kan hij genieten.

Pensioen is in de geschiedenis van de mensheid een recente uitvinding. Huismoeders gingen (en gaan) nooit met pensioen, landbouwers bleven op hun erf en ambachtslui werkten tot het echt niet meer kon. Sinds enkele tientallen jaren kennen we de mooie uitdrukking ‘genieten van je pensioen’. Je zou zo veel nuttige dingen kunnen doen, zo veel kunnen bijdragen tot de gemeenschap, maar nu mag je genieten, je leeftijd geeft je het recht te ‘profiteren’ van het leven. Christelijke mensen werden niet verondersteld te genieten, zij moesten werken in het ‘zweet huns aanschijns’. Maar het pensioen gaf hen plots die toestemming wel. En vanaf het midden van de vorige eeuw is dat systeem grondig geïnstitutionaliseerd. Het werd vanaf je 55ste, soms nog vroeger, een absoluut recht om ‘van je oude dag te genieten’. Hoe langer de levensverwachting werd, hoe vroeger je mocht beginnen te genieten. Je ziet dan ook op werkdagen grote groepen zogenoemde bejaarden op fietstocht of deelnemen aan culturele uitstappen. En overal worden tuinen onderhouden door ‘vermoeide werkers’ en worden (zwarte) boekhoudingen bijgehouden door uitgebluste accountants. Vooral loodgieters, bouwvakkers en elektriciens blijken zo getekend door hun beroepsleven dat ze ook nog lang na hun zestigste, zonder factuur, van het leven profiteren door al om zeven uur ‘s morgens ergens bij een ver familielid of vage bekende aan de slag te gaan.

Genieten van je pensioen staat samen met gratis onderwijs, gratis zorg, kinderbijslag, goedkoop openbaar vervoer met gouden letters geschreven in de niet-negotieerbare principes van onze welvaartstaat. Wie een van die pijlers durft aan te vallen, is een gevaarlijk persoon.

De natuur van de mens zal wel zijn dat hij wil en kan blijven werken tot op een hoge leeftijd. Maar laten we ‘werken’ niet verwarren met ‘gaan werken’. Ploegenarbeiders, verpleegkundigen, kleuterleidsters, caissières, postbodes… ze snakken er bij mijn weten zelden naar om nog een jaartje langer te werken na hun 65ste. Hoogleraren geven graag het voorbeeld. Ze zeggen dan: ik wil blijven lesgeven en onderzoek doen. Weinigen hoor je zeggen dat ze fondsen willen blijven verzamelen, geëvalueerd worden, voor commissies verschijnen, of eindeloze vergaderingen bijwonen. Want dat valt onder de noemer ‘gaan werken’.

De economische dimensie van de vergrijzing heeft duidelijk twee kanten. Je hebt de werknemer, zijn leeftijd, zijn lichamelijke en mentale frisheid. Daar wordt het debat voornamelijk over gevoerd. Kun je echt van een trucker verwachten dat hij op zijn 72ste nog op de baan is? Daarnaast is er de kant van het werk. Een kleuterleidster zal hopelijk wel graag kleuters om zich hebben, een trucker zal hopelijk wel graag in zijn truck zitten. Maar het is de omgeving, de stress, de verplichtingen, de moetens, de deadlines, de managementsystemen, de irritante bazen die maken dat het bobijntje af is. Daarvoor is 65 overigens al veel te laat.

We moeten met zijn allen heel goed nadenken over hoe we onze banen kunnen aanpassen aan mensen die geen 25 meer zijn. Deeltijdse banen lijken niet altijd de oplossing. De stress wordt gewoonweg samengeperst in minder dagen. Waarschijnlijk is de notie ‘slow jobs‘ beter geschikt. Dat kan sterk verschillen van sector tot sector. Wat minder patiënten, maar wel patiënten die veel psychologische begeleiding vragen, wat langere periodes om kennis door te geven aan de volgende ploeg, wat later op de dag kunnen beginnen, systematisch de files mogen vermijden. Er lopen in Duitsland boeiende experimenten bij assemblagebedrijven die uitsluitend werken met oudere werknemers. De resultaten zijn verrassend. Je wint aan kwaliteit wat je verliest aan snelheid. Misschien kunnen onze parlementsleden bij de volgende ronde werken-tot-je- zeventigste eens binnen- en buitenlandse ervaringen aanhalen over het transformeren van banen. En wat mij betreft mogen ze ook zelf hun baan transformeren, opdat ervaren politici niet langer ‘krokodillen’ worden genoemd.

De auteur is partner-hoogleraar management aan de Vlerick Business School.

MARC BUELENS

We moeten met zijn allen heel goed nadenken hoe we onze banen kunnen aanpassen aan mensen die geen 25 meer zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content