Het Verdrag van Turijn

Onderschat niet wat Europa zal kosten. Maastricht doet tot 2000 België nog 6,2 % verliezen van zijn bruto binnenlands product. Ruim vijfhonderd miljard. Het Verdrag van Turijn moet een beter Verdrag van Maastricht zijn. Trends stapt mee in het debat. De Europese muntunie is wenselijk, maar niet op déze wijze. Zij heeft soepelheid in de loonvorming nodig en een begrotingsmechanisme.

Zelfs als de Europese Muntunie op 1 januari 1999 van start gaat, zullen de voordelen pas in het begin van het Derde Millennium voelbaar worden. Intussen kost Europa bloed en tranen en, vooral, groei en jobs. België verliest tussen 1996 en 2000 ruim zes procent aan bruto binnenlands product door “Maastricht”.

Wolfgang Barth, hoofdeconoom van de Bayerische Vereinsbank, analyseerde de groeikost van het Verdrag van Maastricht. Volgens hem zullen de kandidaten voor de Europese Monetaire Unie (EMU) de sanering van hun publieke financiën fors verderzetten, niet enkel voor de start van de EMU maar ook daarna. Tabel 1 toont een scenario van de begrotings- en schuldcijfers van enkele landen tot het jaar 2000. Barth neemt als uitgangspunt dat België dit jaar een begrotingstekort van 3,6 % van het BBP boekt. Tegen 1999 moet volgens Barth dat deficit verder inkrimpen tot 1,7 % wat, in franken van 1996, een bijkomende budgettaire inspanning is van ruim 150 miljard frank. Voldoet ons land aan deze voorwaarde, dan daalt de overheidsschuld als percent van het BBP van 140 % naar 122 %.

Tabel 2 toont het verlies aan BBP dat volgens Wolfgang Barth het gevolg is van de maatregelen die nodig zijn om de Maastricht-normen te halen. De consolidatie van de publieke financiën rekening wordt gehouden met de groeivertragende effecten van de belastingverhogingen (opgelegd omwille van die consolidaties) speelt de eerste rol. Opvallend en weinig bemoedigend is dat het zwaartepunt van de terugval nog moet komen : in de periode 1997-’99.

De groeikramp is het sterkst bij landen met een hoog lopend deficit, Spanje en Italië. België scoort met een gecumuleerd verlies van het bruto binnenlands product gelijk aan 6,2 procentpunten net iets slechter dan Frankrijk. Van Oostenrijk gaan we over Nederland naar Duitsland dat het geringste BBP-verlies dient te incasseren : landen met de minst gehavende publieke financiën ontvangen de minst rake klappen. Wolfgang Barth is lid van de Conference Board Europe en presenteerde tijdens de januari-vergadering van dit gezelschap zijn EMU-analyse.

Wordt deflatie een depressie ?

Het peloton van de profwielrenners heeft er net Milaan-Sanremo opzitten en Parijs-Roubaix komt eraan. Dit weekeinde trachten de Europese toppolitici Maastricht-Turijn zegevierend af te sluiten. Al hebben ze, met de huidige afspraken, nog tot 1 januari 1999 de tijd om de eindstreep te bereiken, het parcours dat hen wacht, bijt hen diep in de kuiten (zie kader Otmars waarschuwing). De Duitse, Franse, Belgische en Nederlandse economieën verzinken in een onverwachtse, bijna mysterieuze recessie, terwijl zelfs onmogelijke kandidaten voor het EMU-lidmaatschap voortdurend stoere verklaringen afleggen over hun grootse intenties. De vastgoedsector, in de eerste plaats in Frankrijk en in België, wijst op een crisis. Dé hamvraag luidt, slaat de deflatie over in een depressie ?

De binnen- en de buitenlandse investeerders ontvluchten Standort Deutschland en zoeken hun heil buiten het Europese kerngebied (zie ook omslagverhaal Trends van 14 maart jl., de Britse Renaissance). Ook de kapitaalmarkten sturen rare signalen uit, als men er tenminste van uitgaat dat op 1 januari 1999 de euro minstens de Belgische en Luxemburgse frank, de Nederlandse gulden, de Franse frank en de Duitse mark zal vervangen. Recent uitgegeven obligatieleningen in elk van die munten geven verschillende vergoedingen te zien. In Luxemburgse frank was er 5 % tot 1999, dan 3 jaar 7 % en vervolgens nog eens 3 jaar 9 %. Op een emissie in Duitse mark kleefde de emittent 5,75 % voor de hele looptijd, terwijl op de Nederlandse gulden ook 5 % gold voor de eerste 3 jaar en 7 % voor de volgende 3 jaar. In munten die (nogmaals, in principe) binnen drie jaar overgaan in de eenvormige euro kan men dus beleggen aan rendementen tussen 5,75 % en 9 %. De boodschap die de kapitaalmarkten met deze prijsvork uitbazuinen luidt :

ofwel komt er voor de monetaire eenmaking een devaluatie van de munten die thans hogere rentevergoedingen dienen aan te bieden,

ofwel is de eenmaking op de zeer lange baan geschoven.

Die laatste mogelijkheid leidt meteen tot de vraag of de pelgrimage naar Turijn en de Europese muntunie overeind blijft ?

Wat is de zin van Maastricht ?

Het bekvechten rond zin en onzin van het Verdrag van Maastricht mag niet doen vergeten dat er, naast onmiskenbare én aanzienlijke kosten op de kortere termijn er sterke argumenten pro monetaire unie zijn.

Het argument van lagere transactiekosten bij het betalingsverkeer is bekend maar niet echt doorslaggevend, onder meer omdat deze algemene besparing en efficiëntieverhoging daarentegen voor financiële instellingen een inkomstenderving inhoudt. Dat de eliminatie van de langetermijnwisselrisico’s de investeringen zal stimuleren, weegt in de bonusanalyse al feller door.

Zwaarder weegt het argument van de monetaire afhankelijkheid van de Verenigde Staten. Naast de verstoringen door de voortdurend devaluerende dollar, blijft het feit dat de wereld de facto met een dollarstandaard zit. Dus de evolutie van de reële langetermijnrentevoeten in Europa wordt essentieel nog steeds bepaald door de dollarrentes.

De meest zinvolle voordelen van een muntunie zijn de diverse schaalvoordelen die aan de oppervlakte zullen komen. Energie en telecommunicatie komen meteen voor de geest, maar niet minder geldt dit argument voor financiële diensten en bepaalde overheidstaken.

De kostenverlagende schaalvoordelen zijn voor de grote Europese bedrijven een kwestie van leven of dood. Slechts met die schaalvoordelen zullen zij aan een productie- en verkoopsplanning kunnen doen die concurrerend is met die van de Amerikanen en de Japanners, de grote rivalen. Voor Italië en Engeland zit hier het risico als ze de EMU-boot missen : hun grote bedrijven zullen marginaliseren indien ze buiten een goed werkende monetaire unie blijven.

Wat werd al bereikt ?

Het Verdrag van Maastricht bevat vier toelatingseisen : zij slaan op wisselkoers, rentevoeten, inflatie en publieke financiën (zie kader Drie musketiers). In deze lijst ontbreekt het allerbelangrijkste criterium voor een werkbare monetaire unie : het aanpassingsvermogen van de reële economie, vooral van de arbeidsmarkt. Wat het Verdrag van Maastricht, ondanks deze tekortkoming, wel bereikte was :

Het einde van de ongebreidelde expansie van de overheid.

De demonstratie van de discipline of de tuchtloosheid van de onderscheiden landen.

De privatisering waardoor niet alleen geld in het laatje kwam, maar tevens dynamiek werd gespoten in het economisch circuit.

Minder vet, papperigheid bij de operationele uitgaven zoals onderwijs en stedelijke begrotingen.

Voor de transfers naar de gezinnen en voor de pensioenen gebeurde er niets. Zij die hopen dat er met een monetaire unie ook een eind zal komen aan de druk op de overheidsportemonnee, gaan nog barre tijden tegemoet. Een ander nadeel van Maastricht betreft de belastingverhogingen die de deflatoire druk van vandaag nog verscherpt.

Wat is een goede agenda voor Turijn ?

Een analyse van de open en de verborgen gebreken van het Verdrag van Maastricht levert meteen de agenda voor Turijn. Een korte trip doorheen wat oudere maar des te zinvollere economische literatuur geeft hints. In 1957 gaf de Britse econoom en Nobelprijswinnaar James Meade in zijn artikel The Balance of Payments Problems of a European Free Trade Area (Economic Journal), de merkstenen aan voor een prima muntzone :

een grote mobiliteit van de productiefactoren (arbeid en kapitaal),

vrij verkeer van goederen,

een centrale monetaire en budgettaire overheid.

Vier jaar na Meades bijdrage publiceerde de Amerikaanse econoom Robert MundellA Theory of Optimal Currency Areas (American Economic Review). Mundells briljante analyse leidde tot een klare vaststelling : een muntzone of monetaire unie is optimaal als het evenwicht op de lopende rekening van de betalingsbalans kan gerealiseerd worden zonder werkloosheid of inflatie te veroorzaken. Hoe bereik je dat optimale punt ? Door, conform Meades bevindingen, een voldoende beweeglijkheid van de productiefactoren in de zone.

Meade en Mundell presenteren dus de volgende ingrediënten voor een werkbare unie :

Grote mobiliteit van arbeid en kapitaal.

Vrij verkeer van goederen en diensten

Een centraal georganiseerd monetair en budgettair beleid.

Wat ontbreekt aan Maastricht ?

Het Verdrag van Maastricht voorziet een Europese centrale bank plus kapitaalmobiliteit en vrij verkeer van goederen en diensten. Echter… arbeidsmobiliteit en een budgettaire autoriteit op Europees niveau ontbreken, in contrast met bijvoorbeeld de Verenigde Staten, het prototype van een muntunie.

In een monetaire unie verliezen de lidstaten de greep op en de sturing van hun wisselkoers als instrument van hun economisch beleid. Bij een externe schok (olieprijsexplosie, Duitse hereniging, dollarafwaardering, weghalen IJzeren Gordijn…) of een aanzienlijke wijziging in de vraag, kan een nieuwe wisselkoers zinvol zijn. Waarom ? Om de aanpassingsperiode kort en zonder veel pijn te houden. Een pariteitswijziging zonder omkaderende maatregelen zet uiteindelijk geen zoden aan de dijk.

De EU-lidstaten variëren sterk in ontwikkelingsgraad (Duitsland versus Griekenland). Ook binnen de landen met een gelijklopende ontwikkelingsgraad bestaat een waaier aan specialisaties : staal in Gent en Wüppertal, textiel in Noord-Frankrijk en Bremen, kaas in Holland en Bretagne, wijn in Bordeaux en Chianti, auto’s in Turijn en Stuttgart. Externe schokken en vraagveranderingen werken verschillend in op deze subregio’s. Bij een strak gevoerd Europees monetair beleid kunnen ze tot enorme werkloosheidsverschillen leiden, zonder enerzijds een grote mate van arbeidsmobiliteit en/of loonflexibiliteit en anderzijds budgettaire herverdelingsmechanismen.

Mobiliteit en loonflexibiliteit zijn communicerende vaten waarbij, onder meer omwille van de taal- en cultuurverschillen in Europa, de grootste bijdrage zal moeten komen van de loonflexibiliteit. Gaat het monetaire beleid in dezelfde omstandigheden de lakse toer op, dan schiet binnen de kortste keren de inflatie, en op termijn dus ook weer de werkloosheid, de hoogte in.

Is de taak van de politici in Turijn groot ?

Het antwoord is prompt ja. Waarom ?

Eerst en vooral moeten zij de arbeidsmarkt- en loonflexibiliteit structureel organiseren. Politiek is ons voorstel wellicht onhaalbaar, maar een reuzenstap naar een werkbare EMU zou gezet worden door : een akkoord om de werkloosheidsvergoedingen te financieren uit de globale fiscaliteit en door over te stappen op directe loonbelastingen in functie van de werkloosheidsevolutie.

Met een symmetrisch mechanisme dat hogere werkloosheid bestraft via lagere nettolonen zal de druk op de vakbonden en werkgevers om zich realistisch op te stellen bij de loonrondes groeien. (Ook zonder monetaire unie zou deze maatregel de ruggegraat van een zinvol tewerkstellingsbeleid moeten vormen.)

De tweede levensbelangrijke beslissing die in Turijn dient te vallen, is de creatie van een instelling voor een gezamenlijk budgettair beleid. Naarmate de afspraken over de arbeidsmarkt minder doortastend uitvallen, stijgt het belang van deze ingreep. Verder geldt hier natuurlijk ook het argument van het democratisch deficit : vandaag bepalen onverkozen centrale bankiers niet enkel de muntpolitiek, maar via de vingerwijzingen van Maastricht tevens het budgettair beleid. Deze feitelijke depolitisering kan nuttig zijn in een moeilijke overgangsperiode. Wordt ze té lang volgehouden, dan ontstaat maatschappelijk buskruit.

Tussen het verlangen naar een monetaire unie en de wens om een sociaal eengemaakt Europa te scheppen, zit een groot spanningsveld. Het is ironisch dat, politiek gezien, de pleitbezorgers van het ene vaak ook vurige pleitbezorgers zijn van het andere. Maar in het Europa van pakweg het komende decennium zullen de politici en de burgers onvermijdelijk moeten kiezen tussen : ofwel een sociaal eengemaakt Europa, ofwel een monetaire unie. Turijn kan klare wijn schenken.

Wat als de muntunie in etappes gevormd wordt ?

Geldt de bovengaande redenering ook indien zoals vandaag vrij algemeen verwacht wordt de EMU in etappes zal gevormd worden ? Het antwoord luidt ja. De economieën van Duitsland, Frankrijk, de Benelux en Oostenrijk (de kernlanden) kreunen onder de competitie met de devaluerende landen aan de rand : vooral Engeland, Italië, Spanje en Zweden. In de kernlanden breekt het werkloosheidscijfer het ene record na het andere, deze landen missen arbeidsmobiliteit en loonflexibiliteit (Meade en Mundell mogen fier zijn op de voorspellingskracht van hun model).

De start met een kerngroep houdt gevaren in, Frankrijk is de zwakste schakel. Onze zuiderburen krijgen vanuit Italië en Spanje de volle laag. Het is niet verwonderlijk dat premier Alain Juppé onlangs in het Franse parlement verklaarde dat als de euro er komt en naast zich enkele voortdurend devaluerende munten heeft de eenheidsmarkt gevaar loopt. Juppé zegt hier op een beleefde toon dat Frankrijk denkt aan protectionisme het land heeft hiervoor trouwens een traditie. In zo’n situatie zou het Verdrag van Maastricht niet als een mijlpaal de geschiedenis ingaan maar als een noodlottige splijtzwam voor de verdere Europese eenmaking.

En “the City” ?

Heeft men er, last but not least, al bij stilgestaan wat het zou betekenen om een EMU te starten zonder Engeland en zijn City. Londen is het enige financiële centrum in Europa met wereldallure. Frankfurt en Parijs stellen in vergelijking met Londen weinig voor. Londen moet deel uitmaken van een Europese monetaire unie (zie kader Otmars waarschuwing). Omgekeerd geldt voor Londen dat afstand nemen van de EMU tot een verzwakking van de financiële macht van the City zal leiden.

JOHAN VAN OVERTVELDTEMIEL VAN BROEKHOVEN

JEAN-LUC DEHAENE Beseft hij dat een sociaal eengemaakt Europa onverenigbaar is met de EMU ?

ALAIN JUPPE Een euro met een devaluerende periferie kan niet.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content