‘Het politieke draagvlak voor duurzame ontwikkeling is verminderd’

Preventie, hergebruik, verbranding, storten. Dat is de ladder van Lansink, die al dertig jaar het Vlaamse afvalbeleid stuurt. “Grondstoffen zijn een groter probleem dan het klimaat”, zegt Ad Lansink in een nieuw boek.

Eén wetsvoorstel in het Nederlandse parlement, meer had Ad Lansink niet nodig om in 1979 de Vlaamse, Nederlandse en Europese afvalwetgeving mee vorm te geven. ‘De Ladder van Lansink’, zoals anderen de afvalhiërarchie in zijn motie al snel doopten, is een begrip dat leidde tot een dramatische afname van het aantal tonnen afval dat wordt gestort, een verhoging van de herbruikbaarheid en meer aandacht voor de energiewinning bij verbranding.

Lansink, 76 inmiddels, was bijna drie decennia, tot 1998, actief als politicus voor het christendemocratische CDA. Nadien trok de chemicus het bedrijfsleven in, als politiek adviseur bij PwC en commissaris bij Knowaste, E.On Benelux en Covra. Tussendoor nam hij functies op in de cultuursector en bij de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, en is hij voorzitter van de Gelderse Milieu Federatie en de Federatie Herwinning Grondstoffen.

Samen met Hannet de Vries schreef hij vorig jaar ‘De kracht van de kringloop – geschiedenis en toekomst van de Ladder van Lansink’, een boek dat zowel een historisch kader biedt als een naslagwerk wil zijn. In de eerste plaats voelt Lansink zich nog altijd een wetenschapper.

“De lange termijn, daar voel ik me het best bij. Ik herken de politiek nog amper. Ik zie de gemeenschapsidee, ook over de Europese Unie, niet meer. Het is heel lastig om in Nederland nog bezig te zijn met immateriële zaken. Het politieke draagvlak voor duurzame ontwikkeling is echt verminderd.”

AD LANSINK. “Dat klopt, al heb ik daar ook mijn bedenkingen bij. Zo vindt Braungart preventie overbodig. Terwijl we natuurlijk nog ver verwijderd zijn van een 100 procent recycleerbare productie. Duitsland is koploper met 48 procent, België, Zweden en Ierland zitten op 35 procent.

“Preventie staat het hoogst op de ladder, maar is tegelijk het moeilijkst meetbare en haalbare. Er is ook een spanningsveld. Moet je met grotere verpakkingen werken zodat er per product minder afval is of juist met kleinere, zodat mensen minder producten kunnen verbruiken? Fost Plus werkt daar in België actief op, met onder andere het preventiehandboek. Het is geen toeval dat landen als België en Duitsland de voortrekkersrol voor afvalbeheer en recyclage hebben overgenomen.”

Had u verwacht dat uw motie zo’n impact op het bedrijfsleven zou hebben?

LANSINK. “Dat niet. Ik was eigenlijk eerder bezig met de milieuaspecten. Maar ik vind wel dat je beter de markt en de particulieren kunt laten spelen dan het als overheid zelf te willen doen. Er is een basiswetgeving nodig, met stimulansen, stortverboden, stortbelastingen, enzovoort. Maar het zijn de bedrijven die hun nek moeten uitsteken en materialen moeten terugwinnen.

“Daar hoort één ‘als’ bij. Het geld dat via allerlei belastingen wordt opgehaald, moet weer in het systeem terechtkomen. In Nederland is er sinds 2008 een verpakkingsbelasting. Een derde van de opbrengst kwam in een fonds terecht waarmee gemeentes werden geholpen voor de inzameling van kunststoffen. Nu wil de regering dat fonds aanslaan om de begroting te spekken. Voor mij is dat het falen van de politiek. Het doel wordt onzeker, de middelen ook. De beste oplossing blijft internalisering van die kosten, iets waarin België ook al verder staat dan wij.”

De ladder is intussen ruim dertig jaar, maar is ook opgenomen in de nieuwe Europese kaderrichtlijn. Gaat het de goede kant uit met de Europese afvalverwerking?

LANSINK. “Er zijn drie groepen. In landen als Italië, Portugal, Roemenië en Bulgarije moet het eigenlijk allemaal nog beginnen. Er is een middengroep, met onder andere het Verenigd Koninkrijk. Ten slotte zijn er de koplopers: België, Duitsland, Nederland en Frankrijk tot op zekere hoogte. Economisch biedt dat veel mogelijkheden voor het bedrijfsleven uit die landen, om de markten in die achterblijvende landen te veroveren.

“Het probleem is dat er veel vervuiling zit op de definities in de richtlijn. Verbranding met energiewinning, materiaal- en producthergebruik krijgen allemaal het etiket ‘nuttige toepassing’. Terwijl dit natuurlijk om heel andere zaken gaat. Bij de pure afvalverbranders is er nog altijd veel weerstand tegen de ladder. De richtlijn neigt momenteel eerder naar meer toedekken van de problemen dan naar het aanscherpen van de reglementering. Terwijl het grondstoffenvraagstuk volgens mij belangrijker is dan het klimaatprobleem.”

Kunnen we de opwarming van de aarde en het gebrek aan grondstoffen niet oplossen door meer te mikken op duurzame energie?

LANSINK. “Er worden te overspannen verwachtingen gekoesterd over hernieuwbare energie. Kijk naar de demografische ontwikkelingen met een steeds aangroeiende wereldbevolking. Er is eenvoudigweg niet voldoende ruimte om die van brandstof te voorzien uit biomassa, wind of zon.”

Die technologie wordt toch steeds efficiënter?

LANSINK. “Bij de start van kernenergie in de jaren vijftig en zestig waren er ook mensen die zeiden: ‘zouden we niet beter even wachten, om dadelijk op kernfusie over te stappen?’ We zijn een halve eeuw later, en het is er nog altijd niet. Natuurlijk worden zonnecellen efficiënter, maar nooit genoeg om niet de halve wereld vol te moeten bouwen om de wereldbevolking van energie te voorzien. Idem voor windmolens, tenzij we de zeeën volbouwen. En dan spreken we nog niet over de centrales die je nodig hebt als reserve, voor als het niet waait en er toch energie nodig is. Dus als u het mij vraagt, hebben we kernenergie best nog wel een poosje nodig.”

LUC HUYSMANS, FOTOGRAFIE PAT VERBRUGGEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content