Het noodlot van de minister

Het voorbije jaar leert dat er op fiscaal gebied een tendens bestaat naar meer juridisme.

Het voorbije jaar is op het gebied van de fiscale wetgeving een jaar van twee snelheden geworden. Tot aan de ontbinding van het parlement is het een drukte van jewelste geweest. Daarna werd het stil. De nieuwe regering heeft wel een grote hervorming van de personenbelasting beloofd. Maar die komt er ten vroegste binnen een jaar of twee.

Begin dit jaar was het alles procedure wat de klok sloeg. Na vele jaren voorbereidingen en tal van afgeschoten voorontwerpen, bereikte de hervorming van de fiscale procedure haar eindfase. Maar de berg heeft een muis gebaard.

Van de invoering van één groot wetboek van fiscale procedure is niets in huis gekomen. En de oorspronkelijke bedoeling om de procedures op het gebied van de inkomstenbelastingen en de BTW op elkaar af te stemmen, is ook niet gerealiseerd. Wel is de bezwaarprocedure hervormd, en is de behandeling van de fiscale geschillen in eerste aanleg gecentraliseerd bij speciaal daartoe ingerichte rechtbanken van eerste aanleg. Ook op het gebied van de inkomstenbelastingen.

Werk.

Die rechtbanken raken stilaan bevolkt, zodat het werk op gang kan komen. Straks zal dan ook blijken hoe de fiscale rechters zich van hun taak kwijten, en of zij niet bedolven zullen worden onder het vele werk.

Sommigen voorspellen een zondvloed aan fiscale geschillen. In de nieuwe procedure hoeft de belastingplichtige immers na verloop van zes maanden niet langer te wachten op de beslissing van de gewestelijke directeur, en kan hij het geschil onmiddellijk voorleggen aan de rechtbank. Bovendien zou de belastingplichtige niet langer geremd zijn in het formuleren van nieuwe bezwaren, en zou hij alles wat hem in verband met de gevestigde aanslag niet zint aan de beoordeling van de rechtbank kunnen voorleggen. Dat wordt dus allemaal heel spannend en nieuw.

Eén zaak mag men alvast vergeten. De fiscale procedure wordt er niet korter op. Het staat immers als een paal boven water dat de fiscus in beroep zal gaan, telkens hij bij de rechtbank van eerste aanleg in het zand zal bijten. Want de overheid heeft als procespartij het bijzondere kenmerk dat hij tijd zat heeft, en dat hij over onbeperkte middelen beschikt om het proces desnoods tot in cassatie voort te zetten.

Duwen.

Een muis is ook gebaard door de instituten van de verschillende boekhoudkundige en fiscale beroepen. Hun inspanningen om het uitoefenen van de fiscale dienstverlening te reglementeren, is uitgemond in veel geduw en getrek, waardoor elke poging om een geïntegreerde reglementering tot stand te brengen voor het geheel van de boekhoudkundige en fiscale beroepen in de kiem is gesmoord. In plaats daarvan blijven de bedrijfsrevisoren, de accountants en de boekhouders ieder als afzonderlijke beroepsgroep, elk met een eigen beroepsinstituut en een eigen beroepsreglementering bestaan; en heeft men de beoefenaars van de fiscale dienstverlening als het ware verscheurd in twee onderdelen. De mindere goden – de fiscalisten – heeft men ingedeeld bij de boekhouders, terwijl het (bij veronderstelling) betere volk van de belastingconsulenten onderdak heeft gekregen bij de accountants. Maar of deze kersverse beroepsreglementering een lang leven beschoren is, is niet zeker. Bij het Arbitragehof is een handvol verzoekschriften ingediend om ze op verschillende punten te doen nietig verklaren.

Aantal.

Voorts weet op dit ogenblik niemand bij benadering te zeggen hoeveel belastingconsulenten aanstalten zullen maken om zich in te schrijven bij het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten. Van een stormloop is voorlopig geen sprake. Dat hoeft ook niet. De belastingconsulenten hebben nog een vol jaar tijd om zich te beraden. De overgangsregeling waarmee zij zich onder versoepelde voorwaarden kunnen inschrijven, loopt pas af tegen eind 2000.

Van de zogenaamde belastingconsulenten pur sang overwegen allicht nog velen om de overstap te wagen naar de balie, waar ze hun collega’s zullen terugzien die deze stap al eerder hebben gezet. De verruimde groep gespecialiseerde fiscale advocaten die daarvan het gevolg is, past allicht in een tendens naar meer fiscaal juridisme die onder meer ook in de nieuwe fiscale procedure (zie hoger) tot uiting komt.

Opties.

In 1999 is het toekennen van fiscaal vriendelijke aandelenopties gereglementeerd. Daarmee kreeg het bedrijfsleven zijn fiscaal speelgoed waar het al lang naar vroeg.

De aandelenopties waren vijftien jaar geleden al wel eens van regels voorzien. Maar die waren zo star dat vrijwel niemand er gebruik van heeft gemaakt. Men liet de gereglementeerde opties links liggen en koos voor het wilde avontuur van de niet-gereglementeerde opties, wat voorspelbaar tot ongelukken moest leiden en veel gepalaver met de Bijzondere Belastinginspectie.

Het gevolg daarvan is dat men de bestofte gereglementeerde aandelenopties heeft afgeschaft, en men de wilde niet-gereglementeerde opties – voor de toekomst – een wettelijk kleedje aangemeten heeft. Voor de nieuwe regels heeft de Belgische wetgever inspiratie gezocht boven de Moerdijk. Althans bij de regels die daar tot voor kort golden. Want vandaag heersen daar strengere normen.

Sleutelen.

Voor het overige is er naar aloude gewoonte ook in het voorbije jaar weer veel gesleuteld aan de bestaande fiscale wetgeving. De bedrijfsleiders hebben hun attractiebeginsel teruggekregen, zodat de vergoedingen die een bestuurder van zijn vennootschap ontvangt, integraal belast kunnen worden als bezoldigingen van een bedrijfsleider. Maar wat de enen daarbij als een zegen ervaren, zal bij anderen eerder een gesel zijn. Het attractiebeginsel sleurt immers alle inkomsten mee, ook de inkomsten die – zonder dat beginsel – een fiscaal vriendelijker behandeling genieten.

De wetgever heeft voorts wat gesleuteld aan de positie van de feitelijk gescheiden echtgenoot, zodat niet langer al zijn goederen automatisch als onderpand dienen voor de belastingschulden van zijn onwillige echtgenoot.

Ook is de fiscale wetgever zo vriendelijk geweest het belastingvrij minimum van echtgenoten te verhogen met 1000 frank. Maar het snoepje dat op deze manier nog net vóór de verkiezingen werd uitgedeeld, moet nog een tijdje in het papiertje blijven. Het voordeel geldt slechts vanaf het aanslagjaar 2000.

Vanaf datzelfde aanslagjaar herneemt ook de automatische indexering van de belastingschalen in de personenbelasting haar gang. Een prestatie waarvan zowel de vorige als de nieuwe regering de pluim op hun hoed willen steken. De waarheid ligt in het midden. De vorige regering had de nodige maatregelen genomen om de automatische herindexering opnieuw te laten spelen, maar had tegelijk aangekondigd dat de herindexering naar alle waarschijnlijkheid opnieuw op een of andere manier beperkt zou worden. De nieuwe regering heeft de rijpe vrucht gewoon geplukt, en rept voorlopig met geen woord over enige beperking.

Luxemburg.

In 1999 hebben vele duizenden landgenoten mogen ervaren dat het veilige Luxemburg minder veilig is zodra enkele bankbedienden er anders over beslissen. De meer dan tienduizend KB Lux-klanten die vanwege de fiscus een vraag om inlichtingen over hun buitenlandse bankrekeningen gekregen hebben, hebben ervoor gezorgd dat de wachtzaal van menig advocatenkantoor boordevol zat; en dat de belastingambtenaren overuren hebben moeten presteren om al die dossiers te bekijken en, daar waar mogelijk, nog bijkomende aanslagen te vestigen.

Het lot wil dat de afwikkeling van deze onverkwikkelijke zaak zich voordoet, net nu een minister van Financiën aan het roer zit die afkomstig is uit een politieke familie waarvan men misschien iets meer clementie zou mogen verwachten voor de sparende en naar fiscaal-vriendelijker oorden trekkende medemens. Maar de krachten die het gerecht en de belastingadministraties beheersen, ontsnappen in grote mate, zo niet volledig, aan de zeggenschap van een minister. Dat heeft de kersverse voorzitter van de Europese Investeringsbank indertijd – toen hij nog Belgisch minister van Financiën was – ook ondervonden.

Initiatief.

Het gerecht moet zijn werk doen. En zo ook de belastingadministraties. Maar niets belet de politici om, daar waar nodig, initiatieven te nemen die de krijtlijnen bijsturen waarbinnen het gerecht en de administraties moeten werken.

Zo kan men zich afvragen of voor de pekelzonden van de naar Luxemburg treinende Belg geen allesomvattende oplossing moet worden gezocht. De zondaars zitten immers lang niet allemaal bij de ene geviseerde bankinstelling. Bovendien kan men er naar schatting een stevige stad mee vullen.

Meer dan vijftien jaar geleden heeft men de zonde van de Belgen die altijd vergaten hun roerende inkomsten aan te geven, geregulariseerd door de invoering van de bevrijdende roerende voorheffing. Dat gebeurde onder de auspiciën van een minister van Financiën die uit dezelfde politieke familie kwam als de huidige minister. Met enige creativiteit moet het derhalve mogelijk zijn om ook nu – op het gebied van de roerende inkomsten – voor een wat rustiger fiscaal klimaat te zorgen.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content