Het moest rooms-rood zijn

Een stevige biografie zet de vele paradoxen van het socialistische boegbeeld Camille Huysmans (1871-1968) extra in de verf.

Op 15 oktober 1879, de eerste dag van het schooljaar, werd de knaap Camiel Hansen op het marktplein van het Limburgse Bilzen aangevallen door een groep leerlingen. “Ik werd deerlijk gekwetst aan het hoofd. Voorbijgangers raapten mij op en brachten mij naar de Brugstraat. De bende die mij had aangevallen, stond reeds te huilen aan de trappen van het huis van mijn ouders, en de geneesheer, die geroepen was, had de grootste moeite om mij te bereiken.” Waarschijnlijk is dit verhaal wat aangedikt. Het stamt uit de Jeugdherinneringen van het socialistische boegbeeld Camille Huysmans, die toen nog Camiel Hansen heette. Hij droeg de naam van zijn ongehuwde moeder. Toen zijn moeder trouwde, kreeg hij de naam van haar man, niet zijn natuurlijke vader. Tijdens zijn middelbare studies aan het atheneum van Tongeren werd zijn voornaam verfranst tot Camille. De jongen had het er in het begin wat moeilijk, omdat hij niet zo vlot Frans sprak, maar dat veranderde vrij vlug. Zelfs zijn kinderen zou hij Franstalig opvoeden.

Vrijmetselaar.

Meteen stuiten we op een eerste paradox van Huysmans. Zijn leven is nu meesterlijk gereconstrueerd in de biografie Het enfant terrible Camille Huysmans. De jonge historicus Jan Hunin herwerkte zijn proefschrift tot een boeiende turf over een politiek monument barstensvol tegenstrijdigheden. De verfranste Limburger die minister, premier en burgemeester van Antwerpen werd, pleitte tot groot afgrijzen van zijn socialistische partijgenoten voor de emancipatie van het Nederlands. Op de eerste plaats streed hij voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Samen met de liberaal Louis Franck en de katholiek Frans Van Cauwelaert noemde Huysmans zich “de drie kraaiende hanen” van de Vlaamse Beweging. Jarenlang vocht hij binnen de door Walen (en een handvol Franstalige Vlamingen) gedomineerde Belgische Werkliedenpartij ( BWP) voor een vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen.

Een nog scherpere paradox vormde zijn “mystiek huwelijk” met Frans Van Cauwelaert. Vrijmetselaar Huysmans, die als kind gemolesteerd werd omdat hij in het conservatieve Bilzen als enige opdaagde aan de poorten van de gemeenteschool, sloot in 1921 een schoolpact met de katholieke Van Cauwelaert. Voortaan zou de stad de katholieke scholen subsidies toekennen. Ondertussen zorgde Huysmans ervoor dat er ook een stevig stedelijk onderwijsnet tot stand kwam.

Het schoolpact maakte een rooms-rode coalitie in Antwerpen mogelijk, een primeur in de Belgische geschiedenis. Het werd hem ook al niet in dank afgenomen binnen de socialistische partij. Vier jaar later slaagde Huysmans er nochtans in zijn huzarenstukje op nationaal vlak te herhalen. De eerste rooms-rode regering zag het licht en Huysmans werd minister van Cultuur en Wetenschappen. Het experiment duurde evenwel niet lang. De regering bezweek onder haar tegenstellingen. Het zou nog meer dan dertig jaar duren, tot de jaren ’60, voor een rooms-rode ploeg een heel gewoon verschijnsel werd.

Banvloek.

Toen Huysmans in 1879 als knaap in elkaar werd geslagen, was hij een slachtoffer van de schoolstrijd. De liberale regering had de geldkraan dichtgedraaid voor het katholieke onderwijs, waarop de Kerk een boycot uitriep van het officiële onderwijs. Daarom kwam er in Bilzen slechts één leerling opdagen in de gemeenteschool. Grootvader Hansen was de enige die de katholieke banvloek durfde te trotseren. Als ambtenaar met een liberale regering kon hij zich dat ook beter veroorloven dan vele anderen, die broodroof vreesden. Enig opportunisme zal ook wel niet vreemd zijn geweest aan het verzet van de grootvader.

Die karaktertrek – een bizarre combinatie van rebellie maar ook opportunisme, van koppigheid maar ook pragmatisme – zat eveneens in de genen van Camiel-Camille. Strijd, afkeer of verzet weerhielden hem er niet van compromissen en coalities te smeden. Dat trachtte hij zelfs (tegen beter weten in?) door als voorzitter van de Tweede Socialistische Internationale nog net voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een controversiële vredesconferentie te organiseren in Stockholm.

Het opmerkelijke is dat Huysmans ook na zijn nederlagen steeds weer een belangrijke positie verwierf in de socialistische partij. Slechts één strijd kon hij niet winnen. In 1965, 94 jaar oud, werd hij door de partij niet meer op de verkiezingslijst geplaatst. De ouderdom had de orakelende en scheldende Huysmans in zijn genadeloze greep. In 1968 stierf hij, net geen 97 jaar oud. Over die laatste periode heeft ook de Antwerpse socialist Wim Geldolf het in zijn recentelijk gepubliceerde dubbelportret Camille Huysmans en Lode Craeybeckx (Agora/Facet). Geldolf blijft nog relatief mild voor de twee socialistische voormannen, die de fout maakten om zich te lang aan de macht te willen vastklampen. Politici blijken mensen.

Jan Hunin, Het enfant terrible Camille Huysmans. Meulenhoff/Kritak, 589 blz., 998 fr.

LUC DE DECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content