Het gevecht om de macht op het werk

Terwijl er steeds minder managers nodig zijn, neemt hun aantal nog altijd toe. In ‘Het nieuwe werken’ legt Ben Ligteringen die paradox uit. Natuurlijk gaat het om macht.

Ben Ligteringen, Het nieuwe werken. Spectrum, 262 blz., 18,95 euro.

Hoe bestrijdt u terrorisme het efficiëntst? Dat wist de Duitse ijzeren kanselier Bismarck al in de negentiende eeuw: door de bestrijding van armoede en de uitbouw van de verzorgingsstaat. Bismarck zag het zo: iedere arbeider met uitzicht op een overheidspensioen, betekende een revolutionair minder. Aan de wieg van de grote maatschappelijke veranderingen staan niet zozeer ideologieën, maar praktische overwegingen. Visionaire politici zonder praktisch inzicht verdwijnen geruisloos tussen de plooien van de geschiedenis of ontpoppen zich tot verbitterde dictators. Alleen visionaire politici mét een stevige portie pragmatisch doorzicht kunnen de wereld traag maar zeker veranderen. De echte wereldverbeteraars schreeuwen hun veranderingsdrift niet van de daken, maar blijven behoedzaam met de voeten schuifelen in de smurrie van de dagelijkse realiteit. Even vertalen naar de Belgische politieke context: Brabantse trekpaarden lijken zich stug te houden aan het status-quo, maar blijken na verloop van tijd veel meer veranderd te hebben dan hel en schel hinnikende renpaarden. (U vult de namen wel zelf in.)

In de wereld van het werk is het niet anders. Laat de managementgoeroes maar modieus briesen, de echte vernieuwing komt van ingenieurs die volharden in hun analyse van de werkprocessen. Het schoolvoorbeeld is nog altijd Frederick Taylor, die het werk tot in de kleinste details onder de loep schoof en zo kon voorschrijven welke beweging iedere arbeider moest maken. Het liep pas mis met hem, toen hij zich echt als een managementgoeroe ging gedragen en niet wilde inzien dat veranderingen in de productieprocessen, de technologie én de maatschappij ook veranderingen in de organisatie van het werk teweegbrengen. Henry Ford, die de principes van Taylor toepaste op de massaproductie en zo de lopende band in zijn autofabriek creëerde, zag de evolutie aanvankelijk wel. Maar ook hij bracht zijn bedrijf op de rand van de afgrond door niet mee te evolueren, door zich krampachtig vast te klampen aan een visie in plaats van ze te toetsen aan de veranderende werkelijkheid.

Momenteel maken we opnieuw zo’n periode van ingrijpende veranderingen in de aard van het werk mee, maar alweer trappen vele managers in de val van modieuze kreten zonder dat ze oog hebben voor de werkelijke noden. Misschien moeten we het zelfs cynischer bekijken: misschien beseffen ze maar al te goed welke veranderingen er nodig zijn, maar zien ze in dat juist die evolutie hun macht ondermijnt.

Herseneconomie. De evolutie van het werk én het contraproductieve machtsspel van de managers worden consciëntieus beschreven in Het nieuwe werken. Ben Ligteringen, de oprichter en voormalige hoofdredacteur van de Nederlandse vakbladen over personeelsmanagement PW en Arbomagazine, brengt niets minder dan de geschiedenis van het werken in kaart. Zijn zorgvuldige terugblik mondt uit in een kritische bestudering van de huidige werkorganisatie. Volgens Ligteringen vormen managers vandaag veeleer een belemmering voor de productiviteit dan de motor ervan. Hun ouderwetse controlerende en sturende rol dateert uit het tijdperk van Taylor, uit de hoogdagen van het schoorsteenkapitalisme, maar schiet jammerlijk tekort in de huidige kenniseconomie.

Ligteringen vindt kenniseconomie evenwel geen correcte benaming, hij introduceert het begrip mentale economie of herseneconomie. In het verleden hebben we de periodes immers altijd genoemd naar de dominante activiteit. Zo is de landbouweconomie een aanduiding voor een economisch stelsel waarin de dominante activiteit het omzetten van materie in producten is, op de eerste plaats door de natuur zijn werk te laten doen. Gaat hij verder: “Op dezelfde manier wordt de industriële economie gedomineerd door productie, primair met behulp van kunstmatige processen en hulpmiddelen. De nieuwe economie wordt gedomineerd door mentale processen. Een mentale economie dus of, naar de plek waar deze processen zich afspelen: de herseneconomie.”

Te veel opperhoofden. In een herseneconomie is steeds minder nood aan standaardisering van het werk, aan bevel en controle. Nochtans is het aantal managementfuncties de jongste jaren enorm toegenomen, alle kreten over het opdoeken van tussenniveaus en het verlenen van autonomie aan de werkvloer ten spijt. Er komen steeds meer opperhoofden en steeds minder indianen, net in een tijd dat de indianen zelf hun tactiek wel kunnen bedenken. Ze hebben hoogstens nog een zeldzaam opperhoofd met de juiste strategische aanwijzingen nodig.

Waarom er dan toch zovele managers blijven toestromen? Een machtsstrijd. Managers omringen zich door steeds meer managers in een poging om hun status, loon en macht te behouden. Het nieuwe werken? De managers willen nog altijd hetzelfde oude refrein kwelen.

Luc De Decker

Managers omringen zich door steeds meer managers in een poging om hun status, loon en macht te behouden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content