HET GEVAL BELGIË

DEFENSIELOOS.

Op de omzetten van Vlaamse defensiegerelateerde bedrijven zal het Kosovo-conflict weinig invloed hebben. Alleen Seyntex, de Tieltse textielproducent, ziet mogelijkheden. Seyntex, dat uniformen, camouflagenetten en beschermende kledij maakt voor verschillende legers in Europa en het Midden-Oosten, heeft ingeschreven op een offerte om in Albanië tenten voor vluchtelingen te leveren. Maar alle andere bedrijven met militair gelinkte producten houden zich ver van Kosovo.

“België heeft geen defensie-industrie. Tenminste niet als je afgaat op statistieken en commentaren,” schrijft Luc Mampaey van de Groupe de Recherche d’Information sur la Paix et la Sécurité ( GRIP) in Brussel. Nochtans schatte de Belgian Defense Industry Group ( BDIG), de defensiepoot van Fabrimetal, de totale omzet van de Belgische defensie-industrie op 32 miljard frank in 1996. De sector zou 7000 directe banen scheppen, plus 20.000 bij de toeleveranciers.

Defensie is vooral een Waalse aangelegenheid. FN en Sabca zijn de laatste echte defensiebedrijven in ons land. Poudres Réunis de Belgique, het laatste Vlaamse bedrijf dat exclusief militaire goederen produceerde, sloot in 1990 zijn deuren. Alle andere toeleveranciers zijn hybride bedrijven, die slechts een deel van hun omzet in de militaire sector maken. En dat deel wordt steevast geminimaliseerd. Op uniformenproducent Seyntex na, die toegeeft dat 60% van de omzet – bijna 2 miljard frank in 1998 – militair gerelateerd is, minimaliseert iedereen het aandeel dat defensie in de omzet heeft. Bij Barco, bijvoorbeeld, schat Luc Vandenbroucke dat legers instaan voor 3% van de totale omzet. GRIP raamt het aandeel op 30%. Siemens verkocht zijn defensie-activiteiten aan British Aerospace en Dasa en herleidde de militair gerelateerde productie in de vestiging in Oostkamp volgens een woordvoerder tot een strikt minimum. OIP, dat in Oudenaarde kijkers maakt voor zijn Nederlandse moeder Delft Sensor Systems en het pas afgesplitste Thomson-CSF in Hoboken wilden geen cijfers kwijt.

Feit is dat de Belgische wetgeving de van export levende militaire sector niet bepaald aanzwengelt. Directeur Jean-Claude Lacroix van BDIG: “Elk product van de lange lijst moet een administratieve lijdensweg door. Ongeacht het land van bestemming. Producenten uit andere Europese landen krijgen een competitief voordeel, omdat er daar verkorte procedures bestaan voor landen waar geen acuut oorlogsgevaar dreigt.” De Kamer van Volksvertegenwoordigers bespreekt trouwens de mogelijkheid om de export van militaire goederen nog meer aan banden te leggen. En als het Belgische leger koopt, hebben de eigen bedrijven geen inspraak. Zegt voorzitter Karel Vervoort van de Flemish Aerospace Group ( Flag): “Omdat alleen hoofdaannemers – en dat zijn altijd buitenlandse defensiereuzen – met de overheid mogen praten, zitten Belgische toeleveranciers niet mee aan de tafel. Dat heeft de Belgische defensie-industrie genekt.” De enige oplossing is reconversie. “Naar hoogtechnologische nichemarkten waarin Belgen wereldleiders kunnen worden,” zegt Vickers-CEO Paul Buysse. “Naar bedrijven die schaalgrootte halen door hun onderzoekskosten in defensie over verschillende toepassingen te spreiden,” zegt Barco’s Hugo Vandamme. “Om de technologie hier te houden, moeten we compensaties eisen voor investeringen in nieuwe producten in plaats van directe bestellingen.”

FRANK DEMETS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content