Het Duitse voorbeeld

Een staten-generaal buigt zich vrijdag over de toekomst van de Vlaamse industrie. Wat kunnen we leren van het buurland Duitsland?

Het lijkt de omgekeerde wereld wel. De Verenigde Staten kunnen leren van Duitsland. Althans volgens Paul Volcker, de voormalige voorzitter van de Amerikaanse centrale bank (Fed), en economische topadviseur van president Barack Obama. En ook wij kunnen leren van Duitsland.

Want het kan verkeren. Rond 2000 leek Duitsland afgeschreven: oude economie, logge sociale structuren, veel bureaucratie, hoge lonen. Industrieland Duitsland had definitief de boot gemist in de nieuwe wereld van internet en financiële spitstechnologie. Tien jaar later pleit Paul Volcker voor meer industrie in de Verenigde Staten. 12 procent van het bruto binnenlandse product in de Verenigde Staten komt van industriële activiteiten, terwijl dat in Duitsland 26 procent van het Duitse bbp is. Die industrie was de jongste jaren de motor voor de export en de hernieuwde concurrentiekracht van Duitsland. Wat zijn de krachtlijnen van dat herstel?

Ook Duitsland krijgt klappen

Eerst een nuance. Het is zeker niet al goud wat er blinkt. Duitsland krijgt klappen door de crisis. Zware klappen. Vooral de auto-industrie, machinebouw en metaalverwerkende industrie. Bovendien krijgen de traditionele topregio’s mokerslagen. De werkloosheid steeg het felst in de meest dynamische gebieden van het land. In het zuiden dus, zoals Freiburg, Bodensee, München. Daar zitten de verborgen kampioenen. De grootste winnaars van de globalisering. De makers van kwalitatieve, betrouwbare producten op maat. De regio’s met de gedisciplineerde en uitstekend geschoolde technici. De bedrijven met de zeer nauwe samenwerking tussen industrie en weten-schap. In 2008 draaiden de fabrieken op volle toeren. Zes dagen van de zeven. Met op zondag een dubbele shift. Plots viel het werkritme naar drie dagen per maand. De orders stuikten met de helft ineen. De capaciteitsbenutting van het productieapparaat in de machinebouw zakte van 90 procent in 2007, naar 70 procent eind vorig jaar.

Het bruto binnenlandse product zakte dan ook met 5,3 procent in 2009, in vergelijking met 2008. Dat is de zwaarste daling sinds de Tweede Wereldoorlog. En beduidend hoger dan in andere industrielanden. Toch steeg de werkloosheid met slechts 7,6 procent, of 230.000 mensen. Dat is beduidend milder dan in andere landen. De Verenigde Staten kregen ruim de helft meer baanzoekers.

Een stuk van de verklaring ligt in het stelsel van deeltijdse werkgelegenheid. 1,1 miljoen Duitsers zitten in dat regime. Het kostte in 2009 zowat 5 miljard euro aan de overheid. De deeltijdse werkloosheid verbergt massale afdankingen. Het is een typisch Duitse maatregel. Alle personeelsleden werken minder in tijden van recessie. De overheid compenseert tot 67 procent van het nettoloon. Zij betaalt tot de helft van de socialezekerheidsbijdragen. Het stelsel kan een periode tot achttien maanden overbruggen.

De vakbonden werken mee

Toch zijn 1,1 miljoen deeltijdse werknemers het equivalent van slechts 335.000 voltijdse werknemers. De conjunctuurprognoses gewaagden van een aanwas van de werkloosheid van 3,2 miljoen naar 5 miljoen. Waarom gebeurde dat niet?

In veel bedrijven sloten werknemers en directie akkoorden. Banen verdwijnen bij bosjes, door de toenemende globalisering en druk van de lage lonen bij de buren in Oost-Europa. Met ‘banenpacten’ kozen werknemers eieren voor hun geld. Looninlevering, in ruil voor werkzekerheid ( zie grafiek Concurrentiekracht). Of de werktijd werd verkort, maar de lonen gingen evenredig omlaag. Het conglomeraat Daimler, vooral bekend van de Mercedes, drukte in het voorjaar van 2009 de werktijd met 8,75 procent. De lonen daalden eveneens met 8,75 procent. Bij de autotoeleverancier Bosch gebeurde een loonvermindering met 15 procent. In ruil voor tot vijf uur minder werken per week. Dat is conform de cao voor de sector metaal en elektronica (3,6 miljoen werknemers). Lonen en werkuren kunnen in laagconjunctuur met 15 procent dalen.

De Mitbestimmung werd enkele jaren geleden afgeschreven. Onder dat stelsel zitten de werknemers van een onderneming mee in de raad van bestuur. Dat heeft nadelen. De aandeelhouder heeft weliswaar een beslissende stem bij een patstelling. Maar de focus ligt minder op de creatie van aandeelhouderswaarde. Maar een van de voordelen is een grotere betrokkenheid van het personeel.

Die grotere inspraak betekent dat vakbonden veel meer meedenken. Duitsland kent een grote flexibiliteit met overuren. In tijden van hoogconjunctuur draaien werknemers overuren, zonder extra loon. Die komen terecht op een werkuurspaarrekening. In tijden van laagconjunctuur wordt minder gewerkt. De teller loopt dus terug. De vrachtwagenafdeling van Daimler bijvoorbeeld verkocht in 2009 de helft minder wagens dan in 2008. Toch vielen er in Duitsland geen ontslagen, onder meer door die uurregeling.

De vakbonden en werknemers willen zelfs meestappen in het maatschappelijke kapitaal. De overheidsvakbond Ver. Di sloot zo’n overeenkomst voor het ziekenhuispersoneel. Als ziekenhuizen in moeilijkheden komen, levert het personeel tot een tiende van het loon in. In ruil krijgen de werknemers aandelen. Bij Daimler willen de werknemers een niet uitgekeerde bonus van 280 miljoen euro omzetten in aandelen. “We hebben geen ideologische taboes”, vindt Berthold Huber, de topman van de metaalvakbond IG Metall. “We moeten de recessie overwinnen.”

Nu nog de binnenlandse consumptie

Maar er is meer. Er zijn de gevolgen van de mediagenieke hervormingsmaatregel van het Hartz IV-programma. De ingreep viert zijn vijfde verjaardag. De naam verwijst naar de bedenker Peter Hartz, de voormalige personeelsdirecteur van Volkswagen Groep. Het programma zette druk op werklozen. Ze zouden voortaan meer inspanningen moeten leveren.

Na één jaar valt een Duitse werkloze terug op het bestaansminimum. De maatregel had effect: het aantal werklozen zakte van 5,1 miljoen in januari 2005, naar net geen drie miljoen in oktober 2009. Het cijfer klom in januari naar weer 3,6 miljoen. Maar één miljoen Duitsers creëerden een Ich AG. Dat is een systeem waarbij langdurige werklozen renteloze leningen krijgen, als ze een eigen zaak starten.

Duitsland herwon dus concurrentiekracht. De export klom van 20 procent van het bbp in 1990, naar 47 procent in 2008 ( zie grafiek België verliest marktaandeel in export). Maar het tweede luik van het herstel ontbreekt. Na tien jaar zwengelt de binnenlandse consumptie nog steeds niet aan. De Duitse consument is onzeker. Het leidde tot een hoge spaarquote. In de grootwarenhuizen heerst een prijzenslag. De neerwaartse druk op de lonen speelt mee. 48 procent van de mensen die opereren onder het stelsel van Hartz IV, verdient maximaal 7,5 euro bruto per uur. Nog eens 27 procent verdient maximaal tien euro bruto per uur.

Werner Sinn van de economische onderzoekinstelling IFO in München vindt dat nog steeds beter dan massale werkloosheid. Liever een deflatoire loonspiraal, dan ontslagen bij bosjes. Met lagere lonen blijven de Duitsers competitief voor het buitenland. “Duitsland had altijd al een groter bewustzijn over de betekenis van de industrie”, besluit Wouter De Geest, de gedelegeerd bestuurder van BASF in Antwerpen. “Er was in Duitsland dan ook een grotere bereidheid tot handelen. In Vlaanderen lopen die discussies nog altijd moeizaam. Het is te veel damage control. Het voorkomen van erger.”

Door Daan Killemaes, Bert Lauwers, Wolfgang Riepl

“We hebben geen taboes. We moeten de recessie overwinnen” (Bertold Hubert, IG Metall)

In Duitsland steeg de werkloosheid met slechts 7,6 procent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content