“Het denken in België is niet vrij”

Binnenkort hebben wij in België meer mensen die niet werken dan wel werken. Dat zal de partijen stimuleren om meer te geven aan de burgers die niet werken. Hoort u daarover luid en klaar de stemmen van de experts van de staatshuishouding, de economen? Neen. De verkiezingen van 13 juni gingen aan hen voorbij. Trends lokt ideeën uit bij de economen Baudouin Velge (VBO), Eric Vermeylen (Voka) en Johan Van Overtveldt (VKW).

Onder Belgische economen zie ik geen debat over de vergrijzing en ik zie evenmin een debat over de gratispolitiek van Steve Stevaert ( SP.A). Zowel het een als het ander heeft economische gevolgen voor België. Als ik de stilte van vandaag vergelijk met de jarenlange twist over de devaluatie van de Belgische frank in 1982, dan is de relevantie van onze economen gedaald. Wij hebben behoefte aan felle experts zoals Fons Verplaetse, de man van de meningen en de man van de overreding achter de coulissen,” pleit Johan Van Overtveldt, oud-hoofdredacteur en oud-hoofdeconoom van Trends. Vandaag leidt hij de nieuw opgerichte denktank van de werkgeversorganisatie VKW.

Baudouin Velge, hoofd van de economische studiedienst van het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO), Eric Vermeylen, hoofd van het Kenniscentrum van Voka en Johan Van Overtveldt discussiëren over de economische prioriteiten – of wat de economische prioriteiten zouden moeten zijn – van de nieuwe Vlaamse regering (en eventueel de federale regering als die hertimmerd wordt). Beïnvloeden de Belgische economen de beleidsmensen? Investeren de vakbonden in hun kenniscentra? Wie zijn de rolmodellen van Vermeylen, Velge en Van Overtveldt?

JOHAN VAN OVERTVELDT ( VKW). “Ik ben 25 jaar bezig met de economische journalistiek, ik heb economieboeken en een doctoraalscriptie geschreven en ik zie een enorme verschraling in het Belgische economisch-politieke debat. Zeker twee zaken zijn daarvoor verantwoordelijk. Ten eerste: de banken hebben hun studiediensten afgebouwd en veel meer intern gerichte studies aangevat. Daardoor hebben ze minder aandacht voor hun economisch-politieke omgeving. Ten tweede: de academische economen koesteren vandaag de puur wiskundige aanpak. De specialisering heeft in die mate toegeslagen dat ze nu alles weten over de obligatiemarkt op een verloop van tien jaar, maar daar nauwelijks een context aan kunnen geven.”

ERIC VERMEYLEN (VOKA). “Ik onderschrijf die analyse volledig. Onze voorzitter, Ludo Verhoeven, heeft vier weken geleden op de vergadering van de associatie van de KU Leuven en de hogescholen gepleit dat de hoogleraren hun verantwoordelijkheid opnieuw opnemen in het maatschappelijke debat. Denk aan de rol van de Leuvense economen in de jaren tachtig en hoor de stilte van vandaag. Een aantal knappe professoren is vertrokken naar het buitenland en de beleidsvoorbereidende steunpunten gefinancierd door de Vlaamse overheid knevelen de academische vrijheid. Ze organiseren geen betrokkenheid van belanghebbenden zoals het bedrijfsleven.”

BAUDOUIN VELGE (VBO). “Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Onderzoekers die werken voor steunpunten die gefinancierd worden door de overheid hebben de natuurlijke neiging om braver, conformistischer, bewindsgetrouwer te zijn. Je moet ooit opnieuw langs de overheidskassa. Bovendien is er de groeiende migratie van economietalent vergeleken met twintig jaar geleden. Nu zou Paul De Grauwe niet meer terugkomen uit Amerika, zoals hij twintig jaar geleden deed. Denk aan de Vlamingen op Insead in Fontainebleau. Theo Peeters en Paul De Grauwe hebben zich trouwens na hun professorale tijd een ander pak aangemeten. Wat zij academisch deden in België, was voor hen te eng. Bij mensen die tevreden zijn met wat ze hebben aan de universiteit en die bovendien via de steunpunten geld van de overheid ontvangen, verzwakt de ambitie om de nek uit te steken. Bovendien is de hele samenleving minder discussiegeoriënteerd.”

VAN OVERTVELDT. “Is dat laatste geen kwestie van oorzaak en gevolg? Ik zie het euvel in het gebrek aan voeding van het debat. Daardoor ontstaan de stilte en de afwijzing.”

VELGE. “Ik ben als test benieuwd hoe de Belgische economen zullen reageren op het nieuwe boek van de Amerikaans-Indiase econoom Jagdish Bhagwati, een toekomstige Nobelprijswinnaar. Zijn tekst is een mooi evenwicht tussen economisch gezond verstand en menselijkheid in de analyse van de globalisering. Wat hij schrijft, is relevant voor onze Belgische discussie over bijvoorbeeld de sociale labels en de kinderarbeid.

“Bhagwati zei in de toespraak voor de Vereniging voor Economie: ‘ik heb vandaag uw premier ontmoet, want hij is geïnteresseerd in de problematiek van de globalisering. He is quite leftwing‘. Bhagwati weet van toeten noch blazen over België, hij ontmoet de liberale premier Guy Verhofstadt en heeft de indruk dat die links is. Verhofstadt stapt achter de stellingen van de antiglobalisten omdat zoiets politiek en electoraal goed staat.”

VERMEYLEN. “Dat past in de politieke recuperatie door de VLD-kopstukken van een zekere Vlaamse linkerzijde, om van de VLD dé grote volkspartij te maken.”

De cijfers van de Belgische economen worden in twijfel getrokken. Is er geen consensus omdat een gezaghebbende basisbron ontbreekt?

VERMEYLEN. “Er is weinig politieke onderhandeling nodig om een volwaardig en vooral onafhankelijk Vlaams planbureau te maken zoals het Nederlandse Centraal Planbureau, met een macro-economisch model, in dialoog met andere onderzoekscentra. Rond ingewikkelde milieumaatregelen bijvoorbeeld zouden zij simulaties kunnen maken om de effecten te bestuderen. Dat bestaat dus niet. Je staat als Vlaamse beleidsmaker aan het roer van een schip en je weet niet in welke richting het vaart. Bij elke regeringsvorming wordt dat wel aangekaart, maar er komen onvoldoende middelen vrij en – nog belangrijker – de onafhankelijkheid wordt niet gevrijwaard. Dat is voor de studiediensten een groot nadeel: nu kan je niet werken en debatteren met cijfers die door iedereen aanvaard worden.”

VELGE. “Ik heb een hele dag gediscussieerd met Guy Clémer, economisch adviseur van premier Verhofstadt, over onze Lissabon-index. Die meet in hoeverre België de stappen zet om samen met de andere Europese lidstaten tegen 2010 van Europa de meest kennisintensieve economie ter wereld te maken. Aan Clémer heb ik uren de VBO-methodiek toegelicht, want onze bevindingen zijn ongunstig voor de regering-Verhofstadt. Clémer ging op den duur akkoord met onze rekenmethode, maar later liet de premier weten dat hij niet zwaar tilde aan onze bevindingen. Het was maar één onderzoeksmethode naast andere, zei hij. Dat is tegenstrijdig met mijn lange gesprek met zijn adviseur. Het illustreert hoe Belgische politici economische analyses die voor hen ongunstig zijn, misprijzen.”

VERMEYLEN. “De kranten doen bovendien een minimale inspanning om onze studies naar buiten te brengen en te interpreteren. Het kenniscentrum van het Voka heeft statutair de opdracht om te dialogeren met de brede samenleving en niet in eerste instantie een etalage te zijn van werkgeversstandpunten. Zonder verslaggeving in de media kan een Voka-studiedienst in die dialoog geen rol spelen.”

De vakbonden hebben ook hun studiediensten. Hoe schat u hun kwaliteit in?

VERMEYLEN. “De relevantie van hun werk daalt. Zij herkauwen jaar na jaar, met andere woorden, dezelfde standpunten. Op de vergaderingen van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen ( Serv) pakken de studiekoppen van de vakbonden uit met standpunten van 1999. Waarop ik repliceer: de wereld is veranderd in vijf jaar, laten we discussiëren over nu en vooral morgen. De arbeidsflexibiliteit op de werkvloer – dat ontdekken wij bijvoorbeeld door onze stelselmatige diepte-interviews in de bedrijven – is aanvaard en voor de werknemers en de werkgevers een win-winsituatie. Het getuigt van weinig visie dat de hoofdkwartieren van de vakbonden en hun studiediensten in Brussel dat weigeren op te nemen in hun beleid.”

VELGE. “Je kent het antwoord van de vakbondsleiders op die opmerking: wij moeten de mensen tegen zichzelf beschermen. Paternalistischer kan het niet.

“De vakbonden investeren niet in hun studiediensten. Er bestaat een neiging om wat zij vinden opzij te schuiven en iets dat de oude stellingen bevestigt, te verkondigen. Bijvoorbeeld, de strijd tegen de dienstenrichtlijn van Europees commissaris Frits Bolkestein. De bonden zijn volledig tegen de dienstenliberalisering en zij dissen daarbij uit de lucht gegrepen argumenten op. Bijvoorbeeld het schrikbeeld: ‘willen jullie morgen Tsjechische lonen in België?’ Ik was met vakbondsexperts op een voorstelling van de richtlijn bij de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven door een kabinetslid van Bolkestein, waar zulke opmerkingen werden weerlegd. De syndicalisten knikten en zeiden, ja, dat is interessant. Twee dagen later las ik dezelfde irrelevante bangmakerij door vakbondsmensen.

“Ik zie de syndicaten ook weinig denkwerk verrichten over bijvoorbeeld de vergrijzing. Dat is toch essentieel. Hoelang werken wij, welke instroom en uitstroom moet er komen door die vergrijzing? Het enige wat je van hen hoort, is de slogan ‘alternatieve financiering’, een diplomatiek woord voor meer belastingen. Pardon? En dat in een land met de hoogste belastingdruk ter wereld. Dat kan de oplossing niet zijn, zoiets weet iedereen.”

VERMEYLEN. “De vakbonden blijven onversneden zitten met de wetmatigheden van de industriële economie van gisteren en dus in het collectivisme. De Belgische vakbonden aanvaarden niet dat welzijnscreatie ook op maat van het individu kan zijn. En dat dit niet in tegenstelling is tot het welzijn van de samenleving. We moeten met de vakbonden niet over alles een consensus hebben, laten we een eensgezindheid nastreven in de kernbusiness, in de beleidsdomeinen die de belangen van ondernemingen en hun medewerkers verenigen. Ik denk aan het arbeidsvoorwaardenbeleid, de inzetbaarheid en de vergrijzing. Nu trachten wij een brede consensus te bereiken over alles en nog wat. Er zijn grenzen aan de debatcultuur voor de werkgevers. Als voorzitter Ludo Verhoeven radicaal is, ligt morgen zijn Agfa-Gevaert plat.”

VAN OVERTVELDT. “Groot-Brittannië is vandaag het land van de Europese Unie dat het best is voorbereid op de gevolgen van de vergrijzing. Dat is te danken aan de ingrepen van Margaret Thatcher, waaronder het beknotten van de vakbondsmacht. Ik vind het onwaarschijnlijk dat de vakbonden bijvoorbeeld niet durven of willen ingaan op de te kleine spanning tussen de laagste nettolonen en de sociale uitkeringen. Daardoor blijft structureel de tewerkstellingsgraad te klein, want de mensen besluiten: ik werk niet. Er is een asymmetrie in de beleidsdiscussies, bepaalde onderwerpen zoals flexibiliteit, arbeidskosten en vergrijzing worden door de vakbonden en hun vertegenwoordigers in de ministeriële kabinetten niet opgepikt als gesprekspunt. Men mikt prompt op de man en legt de stelling naast zich neer. Je bent meteen besmet, reactionair, journalist van een zogenaamd rechts blad enzovoort.”

Frans Crols

“Wij hebben behoefte aan felle experts zoals Fons Verplaetse, de man van de meningen en de man van de overreding achter de coulissen.” [Johan Van Overtveldt, VKW]

“België zal economisch minstens even performant zijn door 3 à 4 % van het bruto binnenlands product minder te besteden aan de overheid.”

[Baudouin Velge, VBO]

“Ik zie de syndicaten weinig denkwerk verrichten over bijvoorbeeld de vergrijzing. Het enige wat je van hen hoort is de slogan ‘alternatieve financiering’, een diplomatiek woord voor meer belastingen. Pardon?”[Baudouin Velge, VBO]

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content