Het Concert van Europa

Precies honderd jaar geleden verwachtte bijna niemand dat later dat jaar een wereldbrand zou uitbreken, die pas in 1918 tot een wapenstilstand en pas in 1945 tot een duurzame vrede zou leiden. Ook al liepen in Europa de spanningen in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog hoog op, voor de meeste waarnemers was de Europese economie te welvarend en te verweven geworden om nog te branden. Oorlog leek simpelweg te duur geworden. En als het toch tot een gewapend conflict zou komen, zou het een kort gevecht zijn, met weinig inzet en een snelle vrede. Zelden heeft men zich schromelijker vergist als in 1914. De geschiedenis heeft nooit pijnlijker duidelijk gemaakt hoe snel een mondiale economie uit elkaar kan vallen, hoe snel protectionisme en autarkie opgang kunnen maken, en hoe snel democratieën kunnen verdampen (zie dossier 100 jaar Eerste Wereldoorlog vanaf blz. 16).

De ijzingwekkende vraag die ook anno 2014 moet worden gesteld, is of een Europees conflict of een nieuwe wereldoorlog nog tot de mogelijkheden behoort. Opnieuw is het machtsevenwicht in een geglobaliseerde economie snel aan het verschuiven. Honderd jaar geleden eiste het economisch snel groeiende Duitsland zijn plaats op als Europese grootmacht, vandaag is China de nieuwe hond in het kegelspel. De oplopende spanningen tussen China en Japan, dat gesteund wordt door de Verenigde Staten, doet de jongste tijd de wenkbrauwen fronsen. China lijkt te afhankelijk van de rest van de wereld om een conflict te riskeren. We mogen de hoop koesteren dat ook China, of andere wereldmachten, begrepen hebben dat het eigenbelang, zoals de toegang tot grondstoffen en voedsel, beter beveiligd en verdedigd kan worden door zich in te schakelen in een wereldwijde markteconomie dan met oorlog en rooftechnieken. Europa mag er niet weinig trots op zijn dat dit model van economische samenwerking hier gelanceerd en getest is, en al bijna zeventig jaar voor vrede zorgt. De strijd om de Europese hegemonie is nooit beslecht, maar de vrede lijkt definitief gewonnen.

Maar de kroon op het werk, de uitbouw van echte Europese federatie, blijft een brug te ver, zeker nu de herinnering aan de wereldoorlogen vervaagt. De gok om de Europese integratie te versnellen via de invoering van de euro en op die manier het eengemaakte Duitsland stevig in te kapselen, liep de voorbije jaren bijna faliekant af. De regeringsleiders dragen een verpletterende verantwoordelijkheid om tot een modus vivendi te komen. En ook al is Europa weinig meer dan een vereniging van natiestaten, en ook al worden de (financiële) geschillen met vallen en opstaan uitgevochten op intergouvernementele toppen, dan nog overtreft het huidige systeem met glans de achterkamerdiplomatie die een eeuw geleden de vrede moest bewaken, maar bijna onvermijdelijk uitmondde in de Eerste Wereldoorlog.

Sinds het einde van de napoleontische oorlogen kende Europa nochtans een van de meest vreedzame periodes uit zijn geschiedenis. De angst voor een nieuwe strijd om de Europese hegemonie en voor nieuwe revoluties in geval van oorlog, deed de grote mogendheden van de negentiende eeuw (Pruisen, Frankrijk, Rusland, Groot-Brittannië en Oostenrijk-Hongarije) besluiten gezamenlijk de vrede te bewaren en de geschillen op te lossen via een reeks conferenties, vertrekkend van de premisse dat het machtsevenwicht niet verstoord mocht worden. De veiligheid werd dus gegarandeerd door de tegenpartijen niet te sterk te laten worden. Een dubbele machtsverschuiving werd dat ‘Concert van Europa’ noodlottig: het ontstaan van een mondiaal machtsstelsel en de opkomst van Duitsland na 1870. Een gevoel van onveiligheid maakte zich van Europa meester, waarop de mogendheden reageerden door een web van allianties te weven. Oorlog werd steeds meer als onvermijdelijk beschouwd.

Na de wapenstilstand in 1918 werd de vrede verloren. De Franse premier Georges Clemenceau pleitte nog voor een groot geallieerd economisch blok of een Atlantische economische gemeenschap, om te vermijden dat Frankrijk op termijn een satellietstaat van Duitsland zou worden. De Amerikaanse president Woodrow Wilson verwierp dat idee, onder meer uit schrik dat Amerikaanse kiezers die economische transferunie zouden verwerpen. In 1919 viel een voor de verliezers vernederende strafvrede uit de bus, die de bezegeling van het status-quo inhield, wat voor Duitsland en Japan op termijn onaanvaardbaar was. Het aftellen naar de Tweede Wereldoorlog kon beginnen, zeker toen de depressie van de jaren dertig het totalitaire regime van Adolf Hitler aan de macht hielp. Pas na de tweede wereldbrand zijn integratie en marktwerking als vredesinstrumenten uitgespeeld. Dat is geen garantie op vrede in onze tijd, maar de Europese symfonie, de valse noten ten spijt, klinkt vandaag alvast beter dan in januari 1914.

DAAN KILLEMAES, Hoofdredacteur ad interim

De Europese symfonie, de valse noten ten spijt, klinkt vandaag beter dan in januari 1914.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content