Het Belgische golfsyndroom

Telkens als België wil meespelen op het hoogste niveau, gelooft iedereen in een mirakel. En hoopt tegelijk dat het geen koude douche wordt.

Na het succes van de Telenet Trophy op Royal Waterloo, vorige zondag gewonnen door de Fransman François Calmels, wordt golfminnend België opnieuw met de neus op de feiten gedrukt: we hebben te weinig vertegenwoordigers in de proftoernooien. Waarmee we meteen in een cirkelredenering belanden. Geen enkele Belg heeft het hele jaar toegang tot de toernooien die deel uitmaken van de Challenge Tour, de tweede afdeling van de Europese Tour. Het impliceert dat ze maar af en toe spelen, in toernooien waar ze wel mogen deelnemen of als ze door andere organisatoren worden uitgenodigd. Alleen is het niet door louter occasioneel grote toernooien te spelen dat ze voldoende ritme en routine kunnen opdoen om interna-tionaal door te breken.

Noem het dus gerust een patstelling: de Belgische profspelers spelen niet genoeg toernooien omdat ze daar onvoldoende niveau voor halen. En ze halen geen niveau omdat ze niet genoeg toernooien spelen. En als ze dan eens de kans krijgen om deel te nemen aan een toernooi van betekenis, dan spelen ze de hele tijd met een zwaard boven het hoofd, omdat de druk te hoog is. Ze zijn immers zo goed als verplicht om te winnen om de volgende week opnieuw te kunnen spelen. Ondertussen is er in dit land geen enkel toernooi van de Europese Tour meer, en nog maar een in de Challenge Tour. Of hoe de toernooiorganisaties op maat lijken van een zeer amateuristisch nationaal golfbeleid. Het ligt voor de hand dat de resultaten van de Belgen daaronder leiden.

Voor ze in de Europese Tour stappen, hebben (buitenlandse) profspelers alle opstapklassen en dus ook de Challenge Tour doorlopen. Sommigen doen dat sneller dan anderen. In het begin van het millennium werd de eeuwige Belgische belofte Nicolas Colsaerts professional toen hij in de Challenge Tour speelde, net op hetzelfde moment als de Zweed Henrik Stenson. Vandaag speelt Colsaerts nog altijd geen rol van betekenis op het Oude Continent, terwijl Stenson vijfde in de wereld is. Daarmee raken we het probleem van de sportieve opleiding en opvoeding. In vergelijking met hun buitenlandse collega’s hebben de Belgen alles in veel mindere mate: uithouding, spiermassa, techniek, ervaring enzovoort. Ze spannen zich wel in om de magische formule te vinden (Colsaerts bracht deze winter vier maanden in Australië door om er in optimale omstandigheden te kunnen trainen), maar de verloren tijd maak je natuurlijk nooit goed.

Eigenlijk zijn onze golfers niet meer dan het product van de Belgische golfcultuur: er wordt niet hard genoeg gewerkt. Te meer omdat de jeugd die op onze golfbanen te zien is de sport al te vaak als een fantastische hobby beschouwt. Wat trouwens gezond en begrijpelijk is, maar dan moeten we ons ook geen illusies maken. (T)

John Baete

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content