Het belang van aanmaakblokjes

Laten we het eens zo stellen: het gaat echt niet goed met de economie, niet enkel hier te lande maar over de hele wereld. De cijfers van het vierde kwartaal van 2008 vormen een perfecte illustratie van die stelling. Afgerond en uitgedrukt op jaarbasis is dit het beeld voor de drie grootste economische blokken van de wereld: VS -4 procent, eurozone -6 procent en Japan -12 procent. Een mens zou van minder stil worden, zeker als het in de sterren geschreven staat dat het lopende kwartaal wellicht nog zwaardere krimpcijfers te zien zal geven.

Over die zware mincijfers dringt zich een nuancering op. Ze geven een beeld van hoe het er in het geheel van de economie toeging. Spitsen we ons even toe op de VS en de eurozone, dan moet daarbij goed voor ogen worden gehouden dat beide blokken een behoorlijk verschillende economische structuur hebben. Heel ruw afgerond staat in de VS de privésector voor 75 procent van de economie. In de eurozone neigt het aandeel van de privésector eerder in de richting van de 50 procent.

Het lijkt een behoorlijk redelijke hypothese ervan uit te gaan dat de omvang van de overheidssector vrij constant blijft op de kortere termijn en zeker niet mee dobbert op het ritme van de conjunctuurbeweging. Concreet betekent dit dat een groei- of krimpcijfer als dat van het vierde kwartaal eigenlijk uit twee onderdelen bestaat: een nulnorm voor de overheid en ‘een’ cijfer voor de privésector. Laat men deze argumentatie los op de geciteerde cijfers van het vierde kwartaal van 2008, dan kwam voor de VS de krimp van de privésector neer op 5,4 procent, terwijl die in de eurozone 12 procent bedroeg. Zonder al te veel absolute waarde te willen hechten aan de bovengaande cijfers geven ze toch wel duidelijk aan dat de recessie harder toeslaat in de Europese privésector dan in de Amerikaanse. Niet enkel de recessie maar ook de bankenproblematiek, zo argumenteert collega Kris Boschmans van VKW Metena elders in dit blad (blz. 16), weegt zwaarder in Europa dan in de Verenigde Staten.

Aan alle kanten wordt gevraagd om overheidsinterventie. Het heeft er naar ons gevoel echter steeds meer de schijn van dat de politici het bos doorheen de bomen niet meer zien. Dat geldt zeker voor België waar, met het oog op de nakende verkiezingen, zelfs de zware financieel-economische crisis niet ontsnapt aan de electorale imperatieven, om het woord misbruiken niet in de mond te nemen. Er is nochtans maar één route voor een ernstig crisisbeleid. En die loopt als volgt: de absolute prioriteit is een gezonde bankensector. Obama mag budgettekorten creëren zoveel hij wil, Europa mag steunmaatregelen voor industrie na industrie lanceren, zolang de bankensector niet naar behoren werkt, kan er geen sprake zijn van een duurzaam economisch herstel. Vergelijk het met het aansteken van een open haardvuur. Het zipblokje veroorzaakt het beginvuur en daarna nemen de houtblokken over. Laat je het aanmaakblokje alleen branden dan komt er van een heerlijk, verwarmend haardvuur niets in huis. Budgettaire stimuli kunnen de rol van het aanmaakblokje spelen; zonder de assistentie van de bankensector komen er geen droge, mooi gekliefde houtblokken op het vuur en blijft de haardkamer koud.

De bankensector maakt dat spaargelden omgezet worden in productieve investeringen via doordachte kredietverlening. Opdat de bankensector die cruciale rol in het sociaal-economische gebeuren zou kunnen spelen, moeten nu allereerst die toxische producten uit de bankbalansen verwijderd worden. Dat is geen simpele oefening, die in ieder geval een goed doordachte methodologie vereist, onder meer ook voor de spelregels die men gaat volgen zodra de waarde van die problematische producten opnieuw stijgt. Eerdere ervaringen met varianten van het bad bank-scenario – we denken aan de savings & loan-historie in de VS in de jaren tachtig en de Zweedse ervaring in de jaren negentig – leren dat zo’n positieve toekomstverwachting helemaal niet utopisch is. Zodra de balansen uitgezuiverd zijn, moeten de banken opnieuw gekapitaliseerd worden. Indien de hele operatie op een transparante en geloofwaardige manier verloopt, is er geen enkele reden om er nu van uit te gaan dat er geen privékapitalen zouden gevonden worden om voor de herkapitalisering van de banken te zorgen. Komen die privékapitalen toch niet op tafel, dan kunnen de overheden niet anders dan zelf het gat opvullen. Het kan onmogelijk op voorhand gezegd worden hoe uiteindelijk de houding van mogelijke privégeldschieters zal zijn. Maar het is in ieder geval behoorlijk lichtzinnig om a priori te stellen dat er geen privégelden zullen zijn. (T)

JOHAN VAN OVERTVELDT IS ALGEMEEN DIRECTEUR VAN DE WERKGEVERSORGANISATIE VKW.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content