‘HET AB INBEV-MODEL IS EEN VOORBEELD GEWORDEN’

De mentaliteit bij de familiebedrijven is veranderd, zo oordelen de belangrijkste Belgische bedrijfsbankiers tijdens een rondetafelgesprek. “In het verleden groeiden ze tot een bepaald niveau om uiteindelijk te verkopen. Nu willen ondernemers de groeikansen zelf grijpen.”

Na de financiële crisis zijn Amerikaanse zakenbanken erin geslaagd een groter stuk van de Europese markt in te pikken. In ons land houden de lokale grootbanken echter goed stand. Ze bleven na 2008 kredieten verstrekken aan de Belgische ondernemingen, en ze begeleidden hun klanten bij kapitaal- en obligatie-uitgiftes en private plaatsingen.

“Veel buitenlandse banken trokken na de crisis weg uit België. Iedereen plooide zich terug op zijn thuismarkt”, vertelt Luc Gijsens van KBC Groep. “Daardoor waren er minder kredietaanbieders, terwijl de gestegen kapitaalkosten de kredietverstrekking duurder maakten. Mede daardoor nam de appetijt bij ondernemingen voor alternatieve financieringsvormen toe.”

“Door het verdwijnen van de buitenlanders zijn er meer partnerships ontstaan tussen Belgische ondernemingen en Belgische banken”, zegt Dirk Gyselinck van Belfius. “De relatie is completer geworden. Een bank die een krediet toekent, wil nu ook de bijbehorende nevenactiviteiten: het thesauriebeheer, indekkingsverrichtingen, eventuele kapitaaloperaties of schulduitgiftes.”

“Het proces van desintermediatie (waarbij de bank niet rechtstreeks een krediet aan een bedrijf verleent, maar als tussenpersoon optreedt om op de markt een financier te vinden, nvdr) is in een stroomversnelling gekomen”, bevestigt Emmanuel Verhoosel van ING België. “Klanten willen hun financieringsbronnen diversifiëren en tegelijk zijn investeerders op zoek naar een hoger rendement. Zo hebben de vraag en het aanbod elkaar gevonden. We evolueren naar een Amerikaans model waarbij bedrijven zich meer op de kapitaalmarkt financieren.”

Valt er met desintermediatie voldoende geld te verdienen voor de banken?

LUC GIJSENS. “De voorbije jaren waren heel succesvol. Middelgrote Belgische ondernemingen met een zekere naambekendheid hebben de stap naar de kapitaalmarkt gedaan. Verschillende emissies van bedrijfsobligaties waren op particulieren gericht, en dan heb je distributiecapaciteit op de lokale markt nodig. Die konden wij bieden, in tegenstelling tot de buitenlandse banken.”

DIRK GYSELINCK. “Desintermediatie brengt minder op dan kredietverstrekking. Maar als het goed is voor de bedrijfsklant en er is interesse bij investeerders, heb je een win-winsituatie.”

ALEXIS MEEÙS (Bank Degroof Petercam).”Bedrijven verwachten dat hun bank met voorstellen voor alternatieve financiering komt. De financieel directeurs zijn veel beter gevormd dan vroeger en de bedrijven zijn bereid inspanningen te doen om een rating te behalen en externe investeerders aan te trekken.”

YVAN DE COCK (BNP Paribas Fortis). “Bij sommige ondernemingen is er nog terughoudendheid. Maar het bewustzijn groeit dat ze professioneler en transparanter moeten zijn, zeker om een beroep te doen op alternatieve financiering.”

Bedrijfsobligaties waren een schot in de roos, maar sinds vorig jaar lijkt de markt stil te vallen.

GYSELINCK. “Het is een activiteit die evolueert in functie van de rentevoeten. Het is nu niet vanzelfsprekend nog bedrijfsobligaties te plaatsen bij particulieren.”

DE COCK. “Ik heb het gevoel dat er een psychologische drempel ligt op 3 procent rente. Onder dat niveau zijn particuliere klanten niet geneigd een bedrijfsobligatie te kopen. De markt voor bedrijfsobligaties is in Europa flink gezakt. Sinds begin dit jaar was er geen enkele non investment grade-emissie (schuldpapier zonder rating, nvdr) meer. Daarom is het belangrijk dat we de Belgische ondernemingen overtuigen van het nut van een rating. Wie een rating heeft, kan altijd effecten uitgeven.”

GIJSENS. “Nu kun je obligaties bijna uitsluitend nog plaatsen op de institutionele markt en dan heb je als bedrijf een rating nodig. Dat vormt een bijkomende kostenpost ten opzichte van een bancaire financiering. En aangezien liquiditeit geen probleem is, kan dat ertoe leiden dat klanten weer gemakkelijker kiezen voor een langetermijnfinanciering bij een bank. Voorlopig gaat de markt geen duidelijke richting uit. De keuze is aan de klant, het is aan ons om alle mogelijkheden aan te bieden.”

MEEÙS. “Er moet in 2016 wel voor een groot bedrag aan bedrijfsobligaties geherfinancierd worden. Die ondernemingen hebben de markt al eerder aangeboord, en er is zeker nog voldoende vraag bij beleggers. Bovendien zijn de credit spreads gestegen. Ik verwacht dat deze bedrijven hun nieuwe obligaties tegen een correcte prijs kunnen plaatsen.”

GYSELINCK. “Mijn ervaring is dat een bedrijf dat één keer geproefd heeft van marktfinanciering daarin actief wil blijven. En als retail bonds (plaatsing van bedrijfsobligaties bij particulieren, nvdr)door omstandigheden niet kunnen, zijn nog altijd private plaatsingen en uitgiftes van commercial paper (kortlopende leningen op de markt, nvdr) mogelijk.”

DE COCK. “Je ziet grote ondernemingen nu zelfs factoringprogramma’s onderschrijven. Terwijl factoring (de adminis- tratie en de inning van de openstaande rekeningen van bedrijven door een gespecialiseerd bedrijf, nvdr) vroeger bestemd was voor kleine kmo’s die geen toegang hadden tot financiering. Nu is het een volwaardige bron van alternatieve financiering geworden.”

Kunnen we spreken van een structurele overschakeling van bank- naar marktfinanciering? En gaan we in Europa naar een 80/20-verhouding tussen markt- en bankfinanciering zoals in de Verenigde Staten?

MEEÙS. “Er is zeker sprake van een structurele evolutie. Traditioneel is bankfinanciering goed voor driekwart van de financieringsmarkt in Europa. Volgens de jongste statistieken evolueren we naar een 50/50-verhouding.”

GYSELINCK. “Maar ik verwacht niet dat we naar Amerikaanse toestanden gaan. Een 80/20-ratio zullen we nooit bereiken. De Belgische banken verzamelen zo veel spaargeld dat kredietverstrekking altijd belangrijk zal blijven. En heel wat kmo’s zijn aangewezen op klassieke bankfinanciering.”

VERHOOSEL. “De grootte van de Amerikaanse kapitaalmarkt is ook in niets te vergelijken met de Europese. In Europa is de markt heel gefragmenteerd.”

GIJSENS. “Laat ons niet uit het oog verliezen dat België maar één echte multinational telt. Al de rest is veel kleiner. Dat heeft gevolgen: kleinere bedrijven doen kleinere emissies, en dat betekent minder liquiditeit. Grote institutionele investeerders kijken vooral naar emissies met een grote liquiditeit.”

Hoe intens is de concurrentie tussen de banken op de bedrijfsmarkt?

DE COCK. “We zien allemaal de marges dalen, dus mag je wel spreken van een stevige concurrentie.”

GYSELINCK. “België is een kleine markt, en er is veel liquiditeit beschikbaar.”

GIJSENS. “We zijn ook allemaal op de kapitaalmarkt actief. Iedereen is geïnteresseerd in mandaten, en heeft een bepaalde plaatsingscapaciteit. De concurrentie zal er de komende jaren niet minder om worden.”

VERHOOSEL. “En vergeet niet dat er nieuwe spelers opduiken. De buitenlandse banken keren terug, er zijn verzekeraars, crowdfunding- en betalingsplatformen, … Ze pikken allemaal een stukje marktaandeel in.”

GYSELINCK. “De buitenlandse banken manifesteren zich weer, niet zozeer in corporate banking maar wel in real estate finance, projectfinanciering, acquisition finance, … En hun acceptatienormen zijn soms soepeler dan de onze. Iedereen aast op dezelfde deals. Dat veroorzaakt een heel intensieve concurrentie.”

Is er een risico dat de zaak daardoor ontspoort?

GIJSENS. “Er is druk om soepeler voorwaarden te hanteren bij het verstrekken van kredieten. Maar we willen zeker niet terug naar de periode van de bankconvenanten ‘light’. De waardering van bedrijven stijgt, overnames worden duurder, en het deel van schuldfinanciering daarin neemt toe. Elke bank moet zich de vraag stellen hoever ze daarin wil meegaan. We mogen de lessen uit het verleden niet vergeten.”

GYSELINCK. (lacht) “We pleiten allemaal voor veel wijsheid. Maar de private-equityfondsen brengen buitenlandse banken mee, die andere normen hanteren. En dat is een risico.”

DE COCK. “De multiples die bedrijven betalen voor overnames zitten inderdaad stevig in de lift. De voorbije jaren betaalde men gemiddeld 7,5 keer de operationele cashflow, vorig jaar is dat gestegen tot 10 keer. Maar sinds eind vorig jaar merken we een correctie. De multiple is teruggevallen naar 8,6. Dat is wel nog altijd boven het langetermijngemiddelde. Overnemers, of het nu private-equityfondsen of industriële klanten zijn, nemen dus meer risico’s. De banken doen er goed aan het been stijf te houden.”

VERHOOSEL. “In risicomanagement blijft het gezond verstand in België zegevieren. De afschrijvingen op slechte kredieten zijn bij de laagste in Europa.”

Liever marge-erosie dan risico’s te nemen?

DE COCK. “Als het risico goed zit, gaat een bank niet failliet door op de prijs toe te geven. Als je begint toegevingen te doen op het risico en je moet kredietverliezen afschrijven, dan kun je in de problemen komen. Iedereen die hier om de tafel zit, heeft de crisis van 2008 meegemaakt en heeft die les nog in het achterhoofd. Maar, ik geef toe, als je met veel liquiditeiten zit, is het niet gemakkelijk ‘neen’ te zeggen.”

Staan beursintroducties nog hoog op de agenda van de Belgische ondernemingen?

MEEÙS. “De vraag is vooral sectorieel bepaald. In de biotechnologie, de gezondheidssector, vastgoed, … daar blijven beursintroducties actueel. Vandaar dat Bank Degroof Petercam in die sectoren blijft investeren in financieel analisten.”

DE COCK. “Grote fusies en overnames drijven de markt, voor de rest is er weinig appetijt.”

GIJSENS. “Er zit niet veel in de pijplijn.”

GYSELINCK. “De recente beursexits hebben de perceptie gecreëerd dat de beurs niet meer interessant is, wat zeker niet zo is. Maar het speelt wel bij sommige families.”

GIJSENS. “Ook de speculatietaks maakt de markt minder aantrekkelijk. Euronext spreekt van een volumedaling met 40 procent. Je kunt dat cijfer niet extrapoleren over het hele jaar, maar het staat als een paal boven water dat er een impact zal zijn op de liquiditeit van de markt.”

De vergrijzing slaat ook toe bij ondernemers en bedrijfsleiders. Hoe pakt u opvolgingskwesties aan?

GIJSENS. “Er is een grote behoefte aan advies. Wij spelen daarop in door naar de klant te stappen met een totaalpakket. Daarin zitten zowel oplossingen voor een generatiewissel of een verkoop, de financiering van een eventuele overlating, als een voorstel voor vermogensbeheer ten behoeve van de overlaters.”

VERHOOSEL. “Veel familiale ondernemingen hebben de luxe dat ze kunnen kiezen of ze al dan niet verkopen. Private-equityfondsen zijn all over the place. Als bank willen wij de klant bijstaan in het volledige beslissingsproces, zowel bedrijfsmatig als persoonlijk.”

GYSELINCK. “Ik vind dat we als lokale banken ook moeten waken over het Belgische economische weefsel. Het doet pijn als een mooi Belgisch bedrijf in buitenlandse handen valt, zeker als de overname precies andersom had kunnen gebeuren. We moeten onze ondernemingen helpen beter voorbereid te zijn op dergelijke opportuniteiten.”

MEEÙS. “Steeds meer familiebedrijven kiezen voor een professionele governance, waardoor ze die groeikansen kunnen grijpen.”

Komt er ooit een tweede AB InBev in België?

DE COCK. “Dat model is voor een aantal families een voorbeeld geworden. Misschien niet om op dezelfde schaal, maar wel op dezelfde manier iets te creëren. Of het er ooit van komt, durf ik niet te voorspellen, maar de ambitie is er zeker.”

GIJSENS. “De mentaliteit is de voorbije tien jaar veranderd. Vroeger groeide men tot een bepaald niveau om uiteindelijk te verkopen. Nu wil men op eigen kracht of via krachtenbundeling doorgroeien. Al is de private-equitywereld zeer competitief. Als er op een dag iemand met een zak geld voor de deur staat en je weet dat noch jij noch de volgende generatie in de eerste dertig jaar zo veel zal verdienen, dan ga je toch twee keer nadenken.”

MEEÙS. “We zien wel dat families zelf de rol van private equity beginnen te spelen. Family offices richten zich meer op het nemen van participaties en op fusies en overnames. Zo kunnen partnerships tussen families ontstaan.”

PATRICK CLAERHOUT EN DAAN KILLEMAES, FOTOGRAFIE THOMAS DE BOEVER

“Als je als bank met veel liquiditeiten zit, is het niet gemakkelijk ‘neen’ te zeggen” – Yvan De Cock, BNP Paribas Fortis

“Steeds meer familiebedrijven kiezen voor een professionele governance, waardoor ze groeikansen kunnen grijpen” – Alexis Meeùs, Bank Degroof Petercam

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content