Harde noot

Het startschot voor de discussie over de loonnorm is gegeven. De marge lijkt maximaal 0,5 tot 0,8 procent te bedragen. De vakbonden willen meer ruimte voor maatregelen die de tewerkstelling bevorderen. De werkgevers lijken niet te vermurwen. Krijgt de regering de hete aardappel doorgeschoven ?

Vakbonden en werkgevers schuiven weer aan de onderhandelingstafel. De eerste twee gangen van een omvangrijk menu worden opgediend : de loonnorm en een interprofessioneel akkoord. De technici in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven hebben hun werk gedaan, vorige week vrijdag finaliseerden ze hun rapport met de cijfers die de basis vormen voor de loonnormdiscussie (zie tabel). Nu moeten de toponderhandelaars de conclusies trekken. Doen ze dat niet, dan zal de regering het voor hen doen.

De inzet is groot. Aan de ene kant van de medaille staat de vraag hoeveel de lonen in ’97 en ’98 mogen stijgen. Aan de andere kant de vraag hoe de Belgische concurrentiepositie evolueert ?

“Omdat de regering nog geen beslissing heeft genomen over de begroting kunnen we niet echt onderhandelen,” zegt Tony Vandeputte, gedelegeerd bestuurder VBO. “Vóór 1 oktober moet er dan ook niets verwacht worden. Midden november moet een interprofessioneel akkoord mogelijk zijn. Als er een akkoord inzit, natuurlijk.”

Tony Vandeputte vreest dat het zeer moeilijke onderhandelingen zullen worden : “Het ABVV heeft door de weigering van het Toekomstcontract en de interne problemen nog maar weinig bewegingsruimte. Als we een akkoord sluiten, wordt het dan achteraf ook goedgekeurd en gerespecteerd ?”

Het interview met ABVV-voorzitter Michel Nollet in La Libre Belgique voorspelt niet veel goeds. Nollet zei dat de overheid maar moet stoppen met het betalen van de intresten op de staatsschuld. Tony Vandeputte : “Ik heb van die uitspraken met verbijstering kennis genomen. Als men het antwoord schuldig blijft op bepaalde problemen, zegt men zomaar wat.” Inmiddels heeft Nollet zijn uitspraak weer ingetrokken. Het versterkt zijn leidersimago en dus de stabiliteit van het ABVV zeker niet.

NAUWELIJKS MARGE.

Kris Peeters, secretaris-generaal van het NCMV, vreest dat eens te meer de betrouwbaarheid van de CRB-cijfers in twijfel zal getrokken worden. En inderdaad, Luc Voets, hoofd economische studiedienst van het ABVV, maakt meteen enkele bedenkingen : “Het CRB-rapport is tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het secretariaat, zonder begeleiding van de technische commissie van de sociale partners. Het dagelijks bestuur heeft er dan ook alleen maar akte van genomen. Er moeten nog zaken verduidelijkt worden. Ten tweede, het verslag presenteert enkel de technische cijfers, het formuleert geenszins de marge. Daar zijn onderhandelingen voor nodig.”

Uitgaande van de CRB-cijfers bedraagt de loonmarge in ’97 (na indexering) voor België 1,3 % (zie tabel 1). Daarvan wordt minstens een half procent weggesnoept door de baremaverhogingen (waar wel niet alle werknemers recht op hebben). Blijft dus 0,8 %. In ’98 bedraagt de marge maximaal 0,6 %, maar gezien de relatieve onbetrouwbaarheid van de voorspellingen voor ’98 is dit cijfer minder belangrijk (ook al voorziet de loonnormwet dat beide marges samen moeten worden berekend).

Ronald Janssen maakt een belangrijke kanttekening bij deze cijfers. “Vroeger werden altijd de loonkosten per hoofd berekend, nu voor het eerst per voltijds equivalent. Wat met de toename van deeltijdse arbeid een belangrijk verschil betekent. Maar over de evolutie van die deeltijdse arbeid hebben we slechts cijfers tot ’94. Om het aandeel van de deeltijdse arbeid in ’97 en ’98 te berekenen, heeft men de trend van ’87 tot ’94 lineair doorgetrokken. Maar wij denken dat de laatste jaren in Nederland en Duitsland meer deeltijdse arbeid is ingevoerd. Dat betekent dat de loonkosten per voltijds equivalent hoger zullen zijn. En dus dat de marge groter is.”

Kleiner of iets minder klein, voor de vakbonden is één ding duidelijk : “Over de loonnorm alleen tekenen we geen akkoord, er moeten voldoende voorstellen voor de werkgelegenheid aan gekoppeld worden,” zeggen Luc Voets en Ronald Janssen. Waarom zouden ze ook tekenen ? Als ze dat niet doen, zal de regering het dossier naar zich toetrekken en dezelfde beslissing nemen. Dat staat alleszins mooier naar de achterban toe. Bovendien is er met de loonnorm weinig of niets te verdienen. “Tegenover de norm staat geen pasmunt,” waarschuwt Tony Vandeputte. Het traditionele spel van geven en nemen gaat hier niet op. De loonnorm moet wettelijk, punt aan de lijn.

Maar zo begrijpen de vakbonden de discussie niet. Luc Voets : “De wet zegt dat we rekening moeten houden met de evolutie in de referentielanden. Het gaat dus niet om een eenvoudig en automatisch rekensommetje.” Ronald Janssen : “De loonsverhoging in België mag enkele tienden percenten hoger zijn dan in de buurlanden, wanneer die extra’s gebruikt worden om de werkgelegenheid te bevorderen. Arbeidsduurvermindering, arbeidsherverdeling, vorming en opleiding moeten kunnen. Wij denken dat het saldo van banen die verloren gaan omdat de loonkosten licht stijgen en de banen die gecreëerd worden door de nieuwe maatregelen, positief zal zijn.” In de regering vinden de vakbonden zeker een medestaander in vice-premier Elio Di Rupo die zelf een systeem heeft voorgesteld (“de tegemoetkoming voor bijkomende tewerkstelling”) dat de norm mag doorbreken (zie kader Complex).

Kris Peeters is duidelijk : “Als je systemen van arbeidsduurvermindering niet laat meespelen voor de loonnorm, dan kan je evengoed geen norm hebben.” Ook de vorig jaar afgesproken algemene arbeidsduurvermindering van 40 uur naar 39 uur (die tegen 31 december ’98 een feit moet zijn) moet binnen de norm blijven. De kosten daarvan (2,5 %) zullen betekenen dat in sectoren als de zelfstandige kleinhandel, transport en horeca pas ten vroegste in 2002 een eerste loonsverhoging (boven indexering) mogelijk zal zijn.

Voets en Janssen betreuren die principiële stellingname. Ze verwijzen naar het buitenland waar volgens hen het patronaat wél de discussie aandurft over de arbeidsherverdeling. Janssen : “In Nederland hebben ongeveer de helft van de afgesloten CAO’s de 36-uren-week ingevoerd. De Nederlandse en Duitse werkgevers doen meer inspanningen op het vlak van de werkgelegenheid in ruil voor een matige loonontwikkeling. Hier wordt die discussie geweigerd.”

NIEUWIGHEID.

De loonnorm is een nieuwigheid en komt ter vervanging van de vroegere wet ter vrijwaring van het concurrentievermogen (zie kader : Van zeven naar drie). Geen gewone opvolger. Met deze norm gooit België het roer volledig om. De vorige wet mat de concurrentiepositie achteraf en probeerde indien nodig te remediëren. De loonnorm anticipeert op de toekomstige loonontwikkeling in de buurlanden en is dus preventief. Dat dit verschil wezenlijk is, toont rekenwerk van het NCMV. Het paste de loonnorm toe voor de periode 1988 tot nu (zie tabel 2) en stelde vast dat in ’90, ’91, ’92 en ’94 de lonen sneller stegen met resp. 3,1 %, 2,8 %, 1,1 % en 1,7 %. “Met de loonnorm hadden we dat kunnen vermijden,” zegt Peeters.

Eens de loonnorm in voege is, zullen er wel enkele problemen opduiken. Zo zijn in sommige bedrijven CAO’s voor drie jaar afgesloten die voor ’97 een loonsverhoging voorzien. Wat daarmee moet gebeuren wanneer die groter is dan de loonnorm toelaat, is niet duidelijk.

FLEXIBEL SYSTEEM ?

“De loonblokkering was een noodrem,” zegt Kris Peeters. “Die kan men niet eeuwig aanhouden. We moesten naar een flexibeler systeem. De vraag is of de loonnorm dat is.” In nogal wat bedrijven vreest men zelfs het tegendeel. Nu is het bijvoorbeeld niet duidelijk of een loonsverhoging die het gevolg is van een promotie toegelaten zal zijn (wat wel het geval was bij de loonblokkering). De regering moet hier nog heel wat toelichting geven.

De loonblokkering werd vooral bij Amerikaanse investeerders niet erg goed begrepen. Zij zweren bij een flexibele verloning. “De concurrentiepositie is nu belangrijker dan een zeer flexibel verloningssysteem,” antwoordt Kris Peeters. “Aan de Amerikaanse investeerders kunnen we zeggen dat we de loonontwikkeling nu in de hand hebben.”

Volgens Tony Vandeputte is de loonnorm zeker geen best solution. “We staan erachter,” zegt hij, “maar de norm is eigenlijk een onvoldoende antwoord. Zonder automatische indexering zouden we geen loonnorm nodig hebben. De vakbonden hebben zichzelf echter op dat vlak in een carcan opgesloten dat meer nadelen biedt dan de aanpassing van het indexeringssysteem.”

Soelaas kan worden verwacht van de mogelijkheden tot winstdeelname. De wet voorziet dat winstdeelname niet meetelt voor de loonnorm. Bedrijven die het goed doen, kunnen zo hun werknemers beter verlonen. Maar de vakbonden hebben een reeks strikte voorwaarden afgedwongen. Bovendien mag het gekozen systeem geen verdoken manier zijn om fiscale en sociale lasten te omzeilen. “Straks wordt een winstdeelname nog duurder dan een gewone loonsverhoging,” lacht Kris Peeters zuur. “Men heeft een zeer log systeem ontwikkeld.” Tony Vandeputte deelt Peeters’ kritiek, maar : “Toch is deze regeling belangrijk op principieel vlak. De zaken zullen geleidelijk veranderen.”

De regering kan die geleidelijkheid versnellen. Ze heeft beloofd nog deze herfst een wetsontwerp over de winstdeelname in te dienen. Maar dat ontwerp werd vroeger ook al eens beloofd en toen kwam het er niet omdat vooral de socialisten, onder vakbondsdruk, in de regering ertegen gekant waren. En dat zal nu niet anders zijn. “Wij zien eventuele marges bij bedrijven die het goed doen liever naar systemen van arbeidsherverdeling gaan dan naar winstdeelname,” zegt Ronald Janssen.

INTERPROFESSIONEEL AKKOORD.

Als er geen akkoord komt over de loonnorm belet dat niet dat er wél een nieuw interprofessioneel akkoord (voor de jaren ’97-’98) wordt gesloten. Tony Vandeputte : “We moeten vermijden dat de regering tussenbeide zal komen op een manier die wij niet willen.”

De thema’s voor het overleg zijn zaken uit het voorgaande akkoord die eventueel verlengd moeten worden : tussenkomst risicogroepen, kinderopvang, derde dag van de vierde week dubbel vakantiegeld. Daar komt het luik tewerkstellingsmaatregelen uit het Toekomstcontract bij : loopbaanonderbreking, deeltijdse arbeid, flexibiliteit…

Mag dat interprofessioneel akkoord iets kosten ? Tony Vandeputte : “Het vorige akkoord heeft niets bijkomend gekost. Ik denk dat een akkoord met een prijskaartje eraan niet door onze leden aanvaard zal worden.”

Minister van Tewerkstelling en Arbeid Miet Smet heeft al een lijstje bekendgemaakt van thema’s die volgens haar zeker op het interprofessioneel overleg geregeld moeten worden. Het gaat om loopbaanonderbreking, educatief verlof, kinderopvang en het begeleidingsplan voor werklozen. “Miet Smet kan zeggen wat haar verlangens zijn,” zegt Tony Vandeputte. “We nemen er akte van, we kennen haar dada’s. Trouwens iedereen, u ook, mag zijn verlanglijstje bezorgen.”

Ook Kris Peeters heeft het niet zo begrepen op Miet Smet. “Als je haar laat doorfietsen, ontstaat er een zeer gevaarlijk proces van dualisering tussen grote en kleine ondernemingen. Bij al die rechten als loopbaanonderbreking en ouderschapsverlof moet rekening gehouden worden met de dimensie van de onderneming. Stel dat in een bedrijf met drie werknemers er één loopbaanonderbreking neemt. Hopelijk heeft Miet Smet na de vakantie wat oren gekregen naar deze problematiek.”

Tegenover al die maatregelen van arbeidsherverdeling plaatsen de werkgevers de flexibiliteit. De vakbonden zijn echter zeer terughoudend. Nog maar eens blijkt dat de kloof tussen werkgevers en vakbonden groot is. Zoals dat trouwens al altijd geweest is wanneer er enkel kruimels te rapen vallen op de onderhandelingstafel.

GUIDO MUELENAER

KRIS PEETERS (NCMV) Als je Miet Smet laat doorfietsen, ontstaat er een gevaarlijke dualisering tussen grote en kleine ondernemingen.

LUC VOETS (ABVV) EN RONALD JANSSEN (ACV) De loonsverhoging in België mag enkele tienden percenten hoger zijn dan in de buurlanden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content