Haal een industrieel ontwerper in huis

Bruno Leijnse Redacteur bij Trends

De Vlaamse overheid heeft de mond vol van innovatie, maar ziet een belangrijke groep over het hoofd: industrieel ontwerpers.

De opleidingen klagen over een gebrek aan financiering. En wat kunnen bedrijven doen om designers uit de startblokken te helpen?

Het Hoger Instituut voor Integrale Productontwikkeling is een energieke, dwarse meid te midden van een onderwijsbestel voor nerds. De studenten tekenen zwierig een ontwerp, snijden modellen uit schuim of schrijven in Flash de gebruikersinterface voor een publieke kiosk. Net zo goed studeren ze wiskunde en fysica, materialenleer en elektrotechniek, sociologie, marketing en bedrijfseconomie. En bewonder hun eindwerken: van de Bamb’île, een “snoezelspeeltuin” voor verstandelijk gehandicapten, tot X-change, een systeem om warmtewisselaars uit te spuiten.

“Veel opleidingen gaan diep, maar wij proberen breed te gaan,” zegt Chris Baelus, co-onderzoekscoördinator en medeverantwoordelijk voor het Design Sciences Research Center aan het instituut. Zijn studenten waren de troetelkinderen van gewezen minister van Economie Patricia Ceysens ( VLD). Als kandidaat en licentiaat in de productontwikkeling (en straks als bachelors en masters) moeten ze voor de toegevoegde waarde in Vlaanderen zorgen: industrieel design.

Baelus werkt in de strakke grijze tinten van een Bulo H20 kantoor, met “om economische redenen” een stukje Ikea erbij. “We zoeken in onze studenten een duaal profiel,” zegt hij. “Enerzijds moet je visie hebben op de markt en kunnen berekenen of een ontwerp technisch goed zal zijn. Anderzijds moet je ruimtelijk denken, esthetisch gevoel hebben en vaardig zijn in schetsen en modelleren.” Jaarlijks schrijven zich tegenwoordig een honderdtal studenten in en hoewel dat aantal niet stijgt – alle aandacht voor industrieel ontwerpen ten spijt – was daarvan vorig jaar een verbazende 75 % geslaagd. “Een erg goed jaar,” zegt Chris Baelus.

Geen Starck-effect

In industrieel ontwerpen bestaat er geen equivalent van de Zes van Antwerpen. De alumni van Integrale Productontwikkeling maken naam, maar geen drukte. Clem Van Himbeeck van Clemtone Designstudio won lauweren voor zijn Xylem-tas voor Samsonite en zijn Brani Belt (een modieuze riem in kunststof die traploos kan worden aangetrokken en met één klik geopend). Achilles Associates uit Mechelen – uitsluitend alumni uit Antwerpen – was met drie ontwerpen voor sporttoestellenbouwer Janssen Fritsen op de Olympische Spelen te zien. Maxime Szyf, in de jaren tachtig begonnen bij Samsonite en later bij Verhaert aan de slag, won met zijn eigen Maximal Productvision-bureau een Red Dot Award, de internationale prijs van het Design Zentrum Nordrhein Westfalen. En oud-studenten duiken op bij bedrijven als Barco, Niko (domotica) of Tupperware, waar Bob Daenen design tot op het hoogste niveau op de agenda heeft geplaatst en nu opgevolgd is door Vic Cautereels.

“We dragen bij tot de toegevoegde waarde in de Vlaamse economie, maar dat kan je niet claimen. Er is hier geen Starck-effect,” zegt Chris Baelus, verwijzend naar de Franse ontwerper Philippe Starck, “tenzij dan misschien met Maarten Van Severen in de meubelsector. Teamwork is het sleutelwoord in innovatie. Zo veel mensen uit zo veel disciplines werken daaraan mee, dat je dat niet kan claimen voor één persoon.”

Met zijn 400-tal studenten is Antwerpen de oudste en ook de grootste hogeschoolopleiding voor industriële ontwerpers. Alternatieven zijn de meer op vormgeving gerichte opleiding Productdesign van de Katholieke Hogeschool Limburg in Genk, en de meer technisch geïnspireerde opleiding industrieel ontwerpen van de Hogeschool West-Vlaanderen in Kortrijk.

Moeilijke samenwerking met bedrijven

Al twintig jaar drukt Paul Verhaert zijn stempel op de school. De voorman van ruimtevaartbedrijf en industrieel ontwerper Verhaert, een alumnus van de Design Academie Eindhoven, hamert als collegevoorzitter en hoogleraar op de noodzaak om relevant te zijn voor het bedrijfsleven. “We profileren ons met een praktische aanpak van een productinnovatietraject,” zegt Chris Baelus. “Vorig jaar zijn we in het derde jaar gestart met projecten in samenwerking met de industrie: Coopman Liften, Avery en Duni. Dat is een win-winsituatie: wij krijgen een realistischer context en data en gegevens over markten en producten die je anders nooit zou krijgen. Voor het bedrijf leidt dat zelden tot pasklare oplossingen, maar wel tot nieuwe richtingen om in te denken.”

In de praktijk is de samenwerking met de bedrijfswereld op onderwijsniveau allerminst eenvoudig. Chris Baelus en de Brusselse bruikbaarheidsadviseur Namahn kwamen vorig jaar met het idee om een project in het vierde jaar op te zetten rond intelligente draagtassen. Namahn investeerde zelf 30.000 tot 40.000 euro in het (niet-gesubsidieerde) project, onder meer in observaties van het gebruik van hand- en schooltassen door vrouwen respectievelijk kinderen. Maar onder meer het idee om RFID-technologie te gebruiken (etiketten die via radiogolven hun inhoud laten kennen) bleek te hoog gegrepen. Fabrikanten staan nu eenmaal niet te zwaaien met uitleenmateriaal. “Concrete projecten zijn er niet gerealiseerd,” geeft zaakvoerder Joannes Vandermeulen van Namahn toe. “Alleen begrijpen we nu beter hoe we de zaken moeten aanpakken.” Hij gaat nog een tweede jaar door.

Laatstejaars moeten een eindwerk indienen, een heus ontwerp. Ze werken daarbij vaak samen met een bedrijf. “We steken daar inderdaad tijd in,” zegt Philip Hermans, hoofd bedrijfsbureau bij Smet Tunnelling in Dessel, die met student Tom Vanderlinden werkte aan een systeem om de keten achter de boorkop automatisch los te kunnen koppelen. “Dat ontwerp was niet toepasbaar in zijn geheel. Tom is ook wat afgeweken van het oorspronkelijke plan, maar het was heel interessant om iemand in huis te hebben met een totaal andere kijk op die zaken.”

“Zulke projecten zijn altijd toekomstgericht,” zegt Eric Spoormans, een ontwikkelaar bij DiBo Benelux uit Arendonk, een producent van reinigingsmachines. “Daar komen niet direct concrete producten uit, maar wel ideeën, stukjes die meegenomen worden. Voor mij is dat toch een leerrijke ervaring.” Spoormans begeleidde vorig jaar Joost Vanhoof, die als eindwerk een automatische schoonmaakrobot voor pluimveestallen ontwierp. Spoormans werkt al vier jaar samen met het Hoger Instituut voor Integrale Productontwikkeling en is van plan dat verder te doen.

Verhaert, hoewel dus nauw betrokken bij het Hoger Instituut, houdt de boot wat af als het op het begeleiden van eindwerken aankomt. “Als ontwerpbureau hebben we daar niet direct een return. Wij brengen die studenten vooral methodologie bij,” zegt SamRatajczak, die nog maar voor de tweede keer een project begeleidde: het ontwerpen van een “recreatief veelzijdigheidszadel” vanuit het comfort van het paard. “Het vorige project lag wel in de lijn van een van onze opdrachten: een infokiosk voor de overheid. En dan is het tof om daarover een naïeve, nog niet door ervaring beperkte geest aan het woord te horen.”

Etjen Vanderheyden, afdelingshoofd productontwikkeling bij kunststofbedrijf Duni (marktleider in eetgerei voor de reisindustrie) trekt de vergelijking met de internationaal georiënteerde Politecnico di Milano, waar hij jaarlijks een case gaat voorstellen. Postgraduaatstudenten uit Milaan lopen op hun beurt betaald stage bij Duni. “Die mensen hebben een achtergrond, het is geven en nemen,” zegt Vanderheyden. Dat gevoel heeft hij veel minder over zijn samenwerking met de Antwerpse hogeschool. “Vorig jaar heb ik daar mee een opdracht voor de derde bachelor geformuleerd en de productiemogelijkheden uitgelegd. Maar de kans om die studenten beter te begeleiden in de school is er niet.”

40 euro per uur

Clem Van Himbeeck, gastdocent en bekommerd om het “oude nest”, ziet een gebrek aan financiering. “De docenten hebben vaak te weinig ervaring en dat kan je ze niet eens kwalijk nemen. Het betekent wel dat er mensen met ervaring als gastdocent moeten worden aangetrokken. Maar de vergoeding die de school daarvoor betaalt, ligt nu rond 40 euro per uur. Als zelfstandig ontwerper verlies ik daaraan. Zeer moeilijk om met die middelen interessante mensen aan te trekken.”

Gebrek aan financiering is een van de handicaps die Belgische opleidingen tot industrieel ontwerper moeten overwinnen om buitenlandse opleidingen bij te benen. De Technische Universiteit Delft, zegt opleidingscoördinator productontwikkeling Dirk Jacobs van het Hoger Instituut, beschikt over een veelvoud aan financiële middelen. “De betoelaging van onze opleiding bedraagt 6139 euro per student. Dat is minder dan de betoelaging van een middelbare scholier ( nvdr – 6640 euro, cijfers van het kabinet Onderwijs). Wij moeten echt toveren met onze gebrekkige middelen. En als je naar de resultaten kijkt, blijken we dat nog te kunnen ook.”

Het ontbreekt de industrieel ontwerpers aan een belangenorganisatie, vindt Chris Baelus. “De kracht van de Vlerick Leuven Gent Management School zit in zijn alumni. We hebben nu ook al zo’n 1500 afgestudeerde ontwerpers. Er is een sterke band, maar weinig organisatie of structuur.”

Ook het Hoger Instituut moet zijn product vermarkten.

Bruno Leijnse

“Het is tof om een naïeve, nog niet door ervaring beperkte geest aan het woord te horen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content