Grote bedrijven betalen wél belastingen

Grote bedrijven betalen in België nauwelijks belastingen, zo lijkt het. Veel meer dan perceptie is dat niet. De vennootschapsbelasting verhogen, is bovendien een gevaarlijk scenario. In dat geval dreigen de investeringen in onze economie op te drogen.

Belgische bedrijven betalen te weinig belastingen. Het is een veel gehoorde kritiek. Dankzij allerlei aftrekken en systemen als de notionele-intrestaftrek betalen sommige bedrijven inderdaad amper vennootschapsbelasting. De 500 ondernemingen die in 2011 op basis van de Trends Top 30.000 de grootste winsten boekten, werden gemiddeld tegen amper 5,44 procent belast. Van hun 52,7 miljard euro winst hebben ze iets meer dan 3 miljard euro in de staatskas gestort.

Dat is vreemd, aangezien het nominale tarief in de vennootschapsbelasting 33,99 procent bedraagt. Maar bedrijven maken gebruik van allerlei wettelijke mechanismen om minder vennootschapsbelasting te betalen. De techniek van de definitief belaste inkomsten (DBI) is daarbij van nut. Om te vermijden dat inkomsten meerdere keren belast worden als ze van een filiaal naar het moederbedrijf worden overgeheveld, voorziet de Europese wetgever in een systeem van vrijstelling. In België is die 95 procent. Het betekent dat dividenden die doorgestort worden door een (Belgisch of buitenlands) filiaal aan de moederonderneming in België slechts voor 5 procent belast worden. Waarom? Omdat de inkomsten die door het filiaal gegenereerd werden, al belast werden in België of in het buitenland.

Dat is ook de reden waarom we de holdings niet hebben opgenomen in onze berekeningen. Holdings hebben niet echt een eigen activiteit. Ze overkoepelen bedrijven en beperken zich doorgaans tot het inzamelen van de dividenden uit de al belaste inkomsten van hun filialen. Als die inkomsten afkomstig zijn van een activiteit in een belastingparadijs wordt de nominale aanslagvoet (33,99%) van de vennootschapsbelasting wel toegepast.

Exxon Mobil Petroleum & Chemicals is de Belgische kampioen in het gebruik van DBI. Die onderneming is in België actief met een raffinaderij in Antwerpen, een chemieafdeling en de verkoop van smeermiddelen. Het grootste deel van haar winst puurt ze uit haar filialen in het buitenland, die meer dan 3 miljard euro aan dividenden overgemaakt hebben. Op dat bedrag betaalt Exxon Mobil in België geen euro vennootschapsbelasting.

Het DBI-mechanisme kan bezwaarlijk gezien worden als een fiscaal voordeel buiten proportie, omdat het in theorie dient om een dubbele belasting te vermijden. Maar ondernemingen kunnen het wel gebruiken om hun belastbare basis sterk te verminderen. De 5 resterende procent die nog voor belasting in aanmerking komen, kan ook nog eens weggecijferd worden met de aftrekbare uitgaven, zodat de uiteindelijke belasting op nul uitkomt…

ArcelorMittal en de notionele intrest

Een ander systeem om de vennootschapsbelasting te doen dalen, is dat van de notionele-intrestaftrek. Ondernemingen kunnen een van hun eigen middelen aftrekken van de belastbare basis (3 procent voor grote ondernemingen, 3,5 procent voor kmo’s vanaf aanslagjaar 2013). ArcelorMittal heeft daarvan zijn specialiteit gemaakt. In 2011 heeft AMSFB (ArcelorMittal Finance and Services Belgium) zijn belastbare basis tot nul herleid dankzij de notionele-intrestaftrek. Het gevolg was dat geen cent belasting werd geheven op de 1,597 miljard euro winst van de ‘privébank’ van de groep ArcelorMittal, de onderneming die datzelfde jaar de sluiting aankondigde van de warme lijn in Luik wegens onrendabel.

Dat wil niet zeggen dat ArcelorMittal in 2011 geen vennootschapsbelasting betaalde in België. De activiteiten die winst opleverden, werden ‘normaal’ belast. ArcelorMittal Logistics bijvoorbeeld, betaalde 1,78 miljoen euro vennootschapsbelasting. Maar door een grote hoeveelheid eigen middelen onder te brengen in AMFSB profiteert de multinational volop van het systeem van de notionele-intrestaftrek.

De afstand van aandelen is een ander mechanisme dat de belastingen aanzienlijk kan verlagen. Als aandelen uitgewisseld worden tussen twee entiteiten, wordt de meerwaarde die op het ogenblik van de afstand gerealiseerd wordt, volledig vrijgesteld van belasting in België.

In 2011 zette AB InBev een enorme operatie op: de interne verkoop van de 100 procentparticipatie in InBev Services, een Nederlands filiaal. AB InBev realiseerde een meerwaarde van 15,1 miljard euro op de afstand van aandelen, vrij van belasting. Via het DBI-systeem kon de onderneming bovendien 3,4 miljard euro dividenden van haar filialen aan de fiscus onttrekken.

België heeft ook een fiscaal voordeel op poten gezet dat bijzonder interessant is voor ondernemingen die octrooien in handen hebben. Zij kunnen 80 procent van de bruto-inkomsten die ze dankzij hun patenten boeken, aftrekken van hun belastbare basis. Bedoeling is innovatie en activiteiten met een hoge toegevoegde waarde te stimuleren.

Niet alle bedrijven profiteren

Moeten al deze systemen op de schop om de staatskas extra te stijven? “Je moet dat in zijn kader plaatsen. Niet alle bedrijven kunnen profiteren van die mechanismen”, zegt Karl Collaerts van het Voka-kenniscentrum. “België heeft, op Frankrijk na, het hoogste nominale tarief in de vennootschapsbelasting. Het Europese gemiddelde ligt 8 procentpunt lager dan het Belgische tarief. Tussen 1995 en 2011 daalde het gemiddelde tarief in de Europese Unie met liefs 12,1 procentpunt.” België opteerde voor een nichestrategie waarbij de vennootschapsbelasting met allerlei constructies verlaagd kon worden.

Maar dit hoeft niet per se een cadeau te zijn voor bedrijven. Als we rekening houden met de maatregelen die de belastbare basis verbreden of versmallen, dan komen we op een effectieve gemiddelde belastingvoet van 25,9 procent. Dat is beter dan de 33,99 procent, maar nog altijd boven het Europese gemiddelde van 21,3 procent.

Er is meer dan vennootschapsbelasting

Volgens Karl Collaerts opent een hogere vennootschapsbelasting de doos van Pandora. “Kapitaalbelastingen, zoals de vennootschapsbelasting, staan in de economische literatuur bekend als de meest groeivernietigende. Zij hebben een negatief effect op de verwachte return on capital en dus op de spaar- en investeringsbeslissingen van ondernemingen en gezinnen. Econometrische simulaties van de Europese Commissie bevestigen dat zij een langdurig negatief effect hebben op de evolutie van het bbp.”

Collaerts wijst ook op de cijfers die Voka-topman Jo Libeer vorige week naar voren bracht: bijna 47 procent van de toegevoegde waarde van de bedrijven gaat naar de staat. Dat komt omdat de vennootschapsbelasting maar een klein deel is van de lasten die bedrijven betalen. Ze brengt 10 miljard euro op, een fractie van de 155 miljard euro aan fiscale inkomsten. “Bovenop de vennootschapsbelastingen die onze bedrijven in 2010 betaalden, werden ook nog voor 4,6 miljard euro geïnd op niet-productiegebonden factoren. Denk aan belastingen op grond, activa en allerhande milieuheffingen”, zegt Geert Janssens van VKW Metena. “Belangrijker is nog dat de bedrijven 32,2 miljard aan patronale bijdragen ophoestten. We houden dan nog geen rekening met werknemersbijdragen en bedrijfsvoorheffing die finaal ook door de bedrijven worden gedragen. De totale bijdrage van bedrijven aan de maatschappelijke welvaart is bijna zes keer de betaalde vennootschapsbelasting.”

ALAIN MOUTON EN GILLES QUOISTIAUX

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content