Goede huisvaders durven niet

Belgische bedrijven werken efficiënt en rendabel, maar missen strategische dynamiek. De Leuvense econoom Herman Daems zoekt de verklaring voor die paradox bij de bestuursvorm. Er zitten vele goede huisvaders aan de top, maar ze durven te weinig.

Door de bank genomen presteren Belgische bedrijven voortreffelijk. Toch groeiden ze niet uit tot mastodonten als Philips, Heineken, Shell of Unilever, die hun wortels nochtans ook in een klein buurland hebben. Herman Daems, professor Internationaal Management en Strategie aan de KU Leuven, tot vorig jaar kabinetschef van Vlaams minister van Economie en Media Eric Van Rompuy ( CVP) en de gedoodverfde nieuwe voorzitter van de Vlaamse investeringsmaatschappij Gimv, heeft het over De paradox van het Belgische kapitalisme. Onder die titel trekt hij op zoek naar een verklaring. Vrij vlug schuift hij een waslijst mogelijke oorzaken opzij, omdat ze niet uniek blijken. Alleen de structuur (de wijze van financiering én bestuur) blijkt markant anders.

GEEN SCHEIDING.

De hoofdverdachte? “De aandeelhouder vormt het uitgangspunt – de referentie – voor de te nemen strategische beslissingen. Het Belgische kapitalisme is een referentiekapitalisme. Typisch daarvoor is dat er vrijwel geen scheiding bestaat tussen de aandeelhouders en de directie.”

Door het ontbreken van schotten tussen management, aandeelhouders en bestuurders neemt België een aparte plaats in binnen de kapitalistische wereld. Deze vorm vindt Daems zowel in Vlaanderen als Wallonië terug. Hij merkt wel grote verschillen op bij de resultaten. Over het algemeen presteren de Vlaamse bedrijven beter. “Op het eerste gezicht lijkt het kapitalisme in Vlaanderen te verschillen van dat in de andere Belgische gewesten. Bij nadere analyse blijkt echter dat de onderliggende structuren sterke gelijkenissen vertonen. In Vlaanderen hebben de ondernemingen familiale of buitenlandse aandeelhouders. Dat betekent dat ook in Vlaanderen het referentiekapitalisme het typische model is voor de financiering en het bestuur van de ondernemingen.”

Het beeld is gekend: ook de puike Vlaamse bedrijven aarzelen om grote, strategische stappen te zetten. Ze labeuren, wroeten en ploeteren, rijven winst binnen, maar het ontbreekt hen aan lef. De angst om het zuur verdiende (familie)kapitaal in de waagschaal te werpen, werkt strategisch verlammend.

Het model uit zich ook in het beperkt aantal beursgenoteerde ondernemingen. Zelfs de huidige golf van nieuwe noteerders stuwt België nog niet naar het gemiddelde van andere landen. Al blijken de cijfers van Daems wel wat oud. In 1995 telde België 150 beursgenoteerde bedrijven. Even vergelijken: Nederland had er toen 217, Zweden 212 en Zwitserland 216. Bovendien gaat het in België vaak om holdingmaatschappijen die op hun beurt belangen hebben in andere maatschappijen. Ze vertegenwoordigen geen direct aandeelhouderschap, maar dienen om de controleparticipaties van een referentieaandeelhouder te financieren. “Zo koopt men bijvoorbeeld aandelen van NPM, een holdingmaatschappij uit de groep van Albert Frère die een groot belang heeft in Petrofina, terwijl Petrofina op de beurs ook rechtstreeks kan worden gekocht.” Er wordt een cascadestructuur opgezet. Zo slagen doorgewinterde financiers als Frère erin via een minimum aan kapitaal een maximum aan controle uit te bouwen.

VERANKERING.

Ook het ontbreken van onafhankelijke bestuurders zegt veel over de sterke concentratie van de economische macht in ons land. Het gaat dan niet alleen om vermaledijde groepen à laGenerale Maatschappij, maar ook om de sterke familiale dominantie. Vele families financierden hun groei en productspecialisatie zelf. Dat gebeurde erg behoedzaam en stapsgewijs. Men wou immers zelf de touwtjes in handen houden. Door de globalisering en de hoge technologische vlucht is er nu evenwel een stevige sprongsgewijze financiering nodig. Dit vergt het aantrekken van kapitaal van buitenaf.

In plaats van het heft gedeeltelijk uit handen te moeten geven, verkopen vele Belgische ondernemers hun zaak liever (aan buitenlanders). Waardoor het verankeringsdebat wordt opgerakeld. Verankering hoeft evenwel niet zo nodig via eigendom gerealiseerd te worden, betoogt Daems. Moderne bestuursstructuren en corporate governance kunnen daar evengoed voor zorgen. Dan moet men wel het idee van het referentiekapitalisme loslaten. De onderneming moet niet bestuurd worden door én uitsluitend voor de referentie-aandeelhouder, maar met corporate governance in het belang van alle aandeelhouders.

De goede Belgische huisvaders moeten niet langer alleen naar hun gezin (of zichzelf) kijken, maar de deur durven openzetten voor andere invloeden, voor een frisse, professionele wind. Dit vergt visie, durf en vernuft. In de nieuwe economie is er evenwel geen keuze meer. Of wil het Belgische bedrijfsleven het internationale risicokapitaal mislopen en stilaan uitdoven, te zwak om een vuist te maken op de verruimde markt?

Herman Daems, De paradox van het Belgische kapitalisme. Lannoo, 213 blz., 595 fr. ISBN 9020934929.

LUC DE DECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content