Gids bij de rangschikking per sektor

Het tweede gedeelte van de Top 5000 geeft u de rangschikking per sektor met de toegevoegde waarde als criterium.

De sektorklassementen, gebaseerd op de toegevoegde waarde en niet op de omzet, vormen traditioneel het tweede gedeelte van onze Top 5000. In vergelijking met vorig jaar is er wel een wijziging : de autonome overheidsbedrijven als Belgacom, De Post en de NMBS hebben we in een aparte rangschikking opgenomen, samen met de Nationale Loterij.

De toegevoegde waarde is een begrip dat al bijna tien jaar geleden in onze klassementen werd ingevoerd. Het geeft een betere kijk op het belang van de onderneming. Het lijkt ons in ieder geval korrekter dan een “droog” omzetcijfer dat in sommige gevallen niet in verhouding staat tot het werkelijke belang van het bedrijf.

In principe is de toegevoegde waarde het verschil tussen de waarde van de produktie en die van het intermediair verbruik (per definitie aangekocht bij derden). Om te vermijden dat dit intermediair verbruik twee keer of meer in het geval van achtereenvolgende bewerkingen in het bruto nationaal produkt wordt ingekalkuleerd, moet daarmeeuiteraard rekening worden gehouden. De toegevoegde waarde is dus een maatstaf voor het ekonomisch belang van elke onderneming, een gegeven dat een omzetcijfer ons niet kan verstrekken, vermits in het omzetcijfer automatisch de ekonomische prestaties van de “vorige” produktiefazen vervat zitten. Schematisch kan de toegevoegde waarde uitgesplitst worden in vijf elementen die elk betrekking hebben op één produktiefaktor : personeelskosten (personeel), afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen (uitrusting), financiële lasten (geleende middelen), belastingen en taksen (overheid), winsten (aandeelhouders).

De eerste drie van deze komponenten staan in de rangschikkingen uitgedrukt in % van de toegevoegde waarde. De winst vóór belastingen (in % van de toegevoegde waarde) kan makkelijk berekend worden door de som van die eerste drie percentages af te trekken van 100 %.

In de volgende bladzijden vindt u dus de 5496 ondernemingen van onze algemene rangschikking volgens dalende toegevoegde waarde, en opgesplitst per bedrijfssektor.

Eerste kolom : een drieletterkode geeft aan tot welke sektor de beschouwde onderneming behoort. In de verklarende tabel vindt u een toelichting bij elke afkorting. In de praktijk is dat echter niet nodig : de naam van elke sektor wordt toegelicht aan het begin van de rubriek telkens wanneer een nieuwe rangschikking begint.

Plaats : geeft de plaats van de onderneming in de sektor volgens dalende toegevoegde waarde.

Naam : de naam van de onderneming, eventueel verkort of volgens de gebruikelijke benaming.

TW 1994 : de toegevoegde waarde over het boekjaar 1994 in miljoen frank.

Die wordt berekend door eenvoudige optelling van de vijf elementen : personeelskosten, afschrijvingen (met inbegrip van voorzieningen en waardeverminderingen), financiële lasten, winst, belastingen en taksen.

TW/OC : geeft de verhouding tussen de toegevoegde waarde en de omzet. Een hoge ratio is op zich geen indicator van efficiëntie of kompetiviteit, maar geeft wel o.m. inzicht in de al dan niet sterke vertikale integratie van de onderneming. Uit de dagelijkse ervaring blijkt echter dat de kwetsbaarheid van een onderneming toeneemt naarmate de toegevoegde waarde lager ligt.

PK/TW : de personeelskosten met inbegrip van de patronale bijdragen (mekanografische rubriek 62), uitgedrukt in procent van de toegevoegde waarde. Hoe groter de last van de personeelskosten, hoe groter de kans is dat het boekjaar met verlies wordt afgesloten. Bij een groot verlies, kunnen de personeelskosten zelfs groter zijn dan de toegevoegde waarde.

FK/TW : de financiële lasten uitgedrukt als procent van de toegevoegde waarde. Deze omvatten het bedrag tegenover rubriek 65, eventueel verlaagd met subsidies en verkregen intresten (kode 9126).

NKK/TW : afschrijvingen, voorzieningen (provisies) en waardeverminderingen in procent van de toegevoegde waarde. Onder “afschrijvingen” moet worden verstaan : “geheel van de niet-kaskosten”. In balanstermen komt dat neer op de afschrijvingen in engere zin (630), vermeerderd met de waardeverminderingen (631/4) en de voorzieningen voor risico’s en lasten (635/7). Hetzelfde koncept als datgene wat wordt gehanteerd in onze algemene rangschikking voor het berekenen van de cash flow van elke onderneming.

INV : materiële investeringen van het boekjaar. Of in jaarrekeningtaal, de tijdens het boekjaar aangeschafte materiële vaste activa : terreinen en gebouwen, installaties, machines en uitrustingsgoederen, meubilair en rollend materieel, enz. Op basis van dit cijfer kunnen interessante vergelijkingen worden gemaakt binnen eenzelfde sektor.

ADK : klantenkrediet, uitgedrukt in aantal dagen. Deze ratio meet de tijd die gemiddeld verloopt tussen een verkoop en de betaling ervan. In principe wordt enkel met normale schuldvorderingen rekening gehouden, de schuldvorderingen die met hun nettowaarde in de balans worden opgenomen, dat wil zeggen na aftrek van de waardeverminderingen (voor dubieuze debiteuren). Deze betalingstermijn kan enerzijds vergeleken worden met de gangbare voorwaarden in de sektor en anderzijds met de werkelijk aangeboden voorwaarden.

Waartoe dient deze ratio in feite ? Hoofdzakelijk om de likwiditeit van de commerciële schuldvorderingen op korte termijn te meten. Deze ratio moet echter wel met de nodige omzichtigheid gehanteerd worden. Een hoge gemiddelde betalingstermijn kan zowel een gevolg zijn van een marketingoptie, als van een gebrek aan opvolging van vervallen schuldvorderingsdatums. We laten het aan uw zorgen over elk van deze alternatieven te onderzoeken. In beide gevallen moeten deze schuldvorderingen echter gefinancierd worden : elk bedrijf moet er voor zich de kostprijs van berekenen. Omgekeerd kan een te korte betalingstermijn erop wijzen dat de kredietafdeling té streng optreedt en misschien hinderlijk is voor de commerciële afdeling.

ADL : het leverancierskrediet of de betalingstermijn aan leveranciers vormt uiteraard de keerzijde van de medaille. Net zoals het vorige krediet maakt deze ratio een vergelijking met het gemiddelde van de sektor. De gebruiken kunnen sektorieel nogal verschillen. Deze ratio wordt vaak door leveranciers toegepast om de betaalgewoontes van potentiële klanten te evalueren.

Een andere manier om de zaken te zien : het aantal kredieturen toegestaan door de leveranciers bepaalt de bijdrage van dit financieringsmiddel in de kreatie van het bedrijfskapitaal.

De interpretatie moet dus meer genuanceerd worden. Een lange betalingstermijn kan er bijvoorbeeld op wijzen dat de leverancier zijn vertrouwen wil aantonen ten opzichte van een grote klant. Het kan echter evengoed betekenen dat de onderneming in moeilijkheden zit en niet bij machte is enige termijn te respekteren, omdat zij niet over de nodige cash flow beschikt.

TW/AP : (toegevoegde waarde/aantal personeel) : toegevoegde waarde per werknemer. Dit is een klassieke produktiviteits- en dus rendabiliteitsmaat. Deze ratio is een funktie van kapitaalintensief gebruik in het produktieproces en moet eveneens met de nodige omzichtigheid gehanteerd worden.

AP : staf of personeelsbestand bij afsluiting van het boekjaar, zoals de personeelsleden voorkomen of zouden moeten voorkomen in de toelichting bij de jaarbalans van een onderneming.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content