GERUISLOOS

De voorbije regeringswissel wordt gekenmerkt door een belangrijke koerscorrectie die de zware hand van Louis Michel draagt. Voor de verkiezingen leidde Michel het Franstalig afwijzingsfront tegen de vijf resoluties die door een meerderheid in het Vlaams ParlementCVP, SP (gedeeltelijk), VLD, VU – waren goedgekeurd. Met de resoluties trachtte de Vlaamse meerderheid ondubbelzinnig Vlaanderens autonomie uit te bouwen. Tijdens zijn informatieopdracht sprak Louis Michel over “het herstel van de staat” en bereidde hij de kaarten voor die Guy Verhofstadt vervolgens maar hoefde te schikken.

AFGEVOERD.

Het resultaat daarvan was merkwaardig. Luc Van den Brande – die alle mogelijkheden had aangegrepen die de grondwet van 1993 hem bood voor een meer uitgesproken Vlaams profiel – werd met een oorverdovende stilte afgevoerd. Zijn lot was mee het gevolg van zijn voorspelling dat België “voor 2020” zou worden opgedoekt en dat hij in kranteninterviews belangrijke medewerkers van het staatshoofd had bekritiseerd. Leo Peeters, voormalig Vlaams minister voor Binnenlandse Aangelegenheden, overleefde zijn omzendbrieven over de faciliteiten in de Vlaamse Rand rond Brussel niet. Robert Collignon, voormalig Waals minister-president, moest zijn haatvolle verklaringen over Vlaamse vreemdelingen tijdens zijn Waalse feesten bekopen. Hij vertrok naar het Naamse Elysette en kantelde vervolgens in een politiek weinig belangrijke functie binnen de Franse gemeensschapsregering. Zijn opvolger, Elio di Rupo, legde prompt verklaringen af over de wenselijkheid van een Vlaams-Waalse samenwerking. En Laurette Onkelinkx, formeel het nummer twee van de federale regering, zei dat ze het normaal vond Vlamingen in hun eigen taal te woord te staan. Ze beloofde een taalbad te nemen om het (vergeten) idioom van haar vader en haar grootouders aan te leren.

Daarnaast werd Johan Sauwens, die meer dan twee jaar lang in het Vlaams Parlement de commissie Staatshervorming had geleid, aan boord gehesen van de nieuwe regering van Patrick Dewael. En zulks terwijl de nieuwe Vlaamse minister-president in zijn regeringsverklaring van 13 juli onderstreepte dat “de institutionele stellingname van het voorbije jaar alleen maar geleid had tot een totale communautaire blokkering.” Volgens Dewael had dit een zware hypotheek gelegd op de mogelijkheden tot institutionele vernieuwing.

Zo werd 21 juli 1999 geruisloos een andere Belgische nationale feestdag dan die van 1998.

IJSTKASTPOLITIEK.

Omdat ik steeds voor samenwerking en verandering door geleidelijkheid heb gepleit, heb ik thans ook niet het gevoel dat de hemel is ingezakt. Wel heb ik vaag de indruk dat sommige politici denken dat ze tijd en terrein winnen door een ijskastpolitiek. Die bestaat erin bepaalde evoluties stil te leggen door ze in de diepvries te steken.

Een voorbeeld is de stilte van Dewael, ook Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, over de Vlaamse buitenlandse betrekkingen in zijn regeringsverklaring. Deze “vergetelheid” versterkt de indruk dat er in de VLD, buiten politici als Karel De Gucht en uitgetreden fractievoorzitter André Denys, maar weinig belangstelling bestond voor deze belangrijke materie. In de begroting 1999 is ze goed voor niet minder dan 5 miljard frank. Mocht deze eerste indruk door de feiten bevestigd worden, dan zou dit – om meer dan één reden – een politieke vergissing van formaat blijken te zijn.

DYNAMIEK.

Ten eerste omdat er in de hele Europese Unie een dynamiek op gang is gekomen die niet zo maar stil te leggen is. Naarmate Europa meer inhoud krijgt, wint op een lager niveau – de regio’s – het principe van de subsidiariteit steeds meer veld. Verschillende nationale ontwikkelingen onderstrepen dit: Groot-Brittannië, Spanje, België, de Duitse en de Oostenrijkse Länder, Italië, de groeiende regionale gevoeligheden in Frankrijk… Minister-president Dewael zal ervaren dat velen in Europa naar Vlaanderen kijken en dat er hier een potentieel ligt voor intelligent leadership.

Ten tweede omdat Vlaanderen – met een loyaal respect voor de Belgische minister voor Buitenlandse Zaken – er alle belang bij heeft zijn toegang tot de diverse Europese instanties te verbreden. De problematiek van de Vlaamse varkenssector is daarvan een recent voorbeeld.

HISTORISCHE KANS.

Ten derde is er het belang van het reeds bestaande bilaterale netwerk. Nederland staat hier vooraan met verschillende zware onderhandelingen die wachten (onder meer IJzeren Rijn). Maar minister-president Dewael zou ook werk moeten maken van samenwerkingsverdragen met Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, en – last but not least – van samenwerking met Wallonië en Brussel. Dewael beschikt over een historische kans om aan Wallonië en Brussel te bewijzen dat een naar meer autonomie groeiend Vlaanderen geen dorpstaverne is waar men teruggeplooid naar de eigen navel zit te staren. Ten slotte zal de minister-president op het bilaterale vlak moeten uitmaken wat hij wil doen met het belangrijke netwerk dat er tussen Vlaanderen en een reeks staten in Centraal- en Oost-Europa is totstandgekomen.

Er zijn dus politieke redenen genoeg om de toekomst van Vlaanderens externe betrekkingen niet langer in stilzwijgen te wikkelen.

Jan Hendrickx was ambassadeur en kabinetschef op Buitenlandse Zaken.

JAN HENDRICKX

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content