“Gelukkig voor ons is vader na de collaboratieperikelen ondernemer geworden”

Normaal zou de vader van baron Piet Van Waeyenberge een academische loopbaan zijn gevolgd. De Tweede Wereldoorlog besliste daar echter anders over: Camille Van Waeyenberge werd ondernemer, en zijn kinderen en kleinkinderen traden in zijn voetsporen. De familiale holding De Eik, voorgezeten door Piet Van Waeyenberge, haalt vandaag… 1 miljard euro omzet.

De Eik kocht in 1970 een nonnenklooster in Dilbeek, op een heuvel honderd meter boven de zeespiegel. Altitude 100 in het hoofdstedelijk gewest is de concurrent. De negen bestuurders van De Eik aanschouwen vanuit de raadszaal de middeleeuwse en hedendaagse torens van Brussel. Vóór De Eik arriveerde, werd het klooster bevolkt door Les Soeurs de la Persévérance, een naam voor een orde die de tijd trotseert. Piet Van Waeyenberge (66), voorzitter van de raad van bestuur van De Eik: ” Persévérance, volharding, is een begrip dat onze familie past als een handschoen.”

Totemnaam ‘Geduldige Giraffe’

Het bedrijf van de familie Van Waeyenberge arbeidt een halve eeuw in de internationale zuivelhandel, de distributie en de financiële diensten. En de volgende halve eeuw wordt voorbereid: de dertig neven en nichten van de negen broers en zussen Van Waeyenberge hebben hun club, de Bruistablet, en broeden op een familiecharter en een familieraad. De lakmoesproef voor de toekomst. Twee jonge dames van de derde generatie stapten dit jaar in de groep, en een nicht en een neef voegden zich bij de raad van bestuur van De Eik.

Piet Van Waeyenberge: “In de topjaren verscheepten wij volledige boten met melkpoeder naar Zuid-Amerika. Halfweg de jaren zestig, toen ik begon, boekte Ecoval een omzet van 10 miljoen euro. Vandaag haalt De Eik Beheer, de koepel boven Ecoval en elf andere tradingdochters, 700 miljoen euro uit de zuivelhandel. Op die omzet proberen wij 1 % te verdienen na belastingen. In een buitengewoon jaar haal je dat cijfer, maar meestal schommelt de opbrengst tussen 0,5 en 1 %. Onze marge om fouten te maken is dun. De totale omzet in de strikte zin van de holding De Eik, zonder Fortis of KBC erbij te tellen, dus met wat wij zelf aansturen in de trading, logistiek, foodbrokerage en privateequity, bedraagt 1 miljard euro. Dat gebeurt met 750 medewerkers en wij hebben geen lamme eenden. De Eik staat sterk in zijn kernbusiness, de zuivel. Ik zie daar groei tot rond 1 miljard euro, dus 300 miljoen euro meer, tegen 2010.”

“Wij hebben geen vaste stek in Zuid-Amerika – dat is iets wat het management bekijkt. De Eik opereert in Zuidoost-Azië vanuit Australië, maar China kunnen wij niet veronachtzamen. China vraagt zuivel, verhoogt zijn productie en 500 miljoen Chinezen bezitten koopkracht. In hun voeding krijgen melk en boter een almaar belangrijkere plaats.”

“Ik ben een trage natuur, hoe rusteloos ik ook werk. Bij de scouts had ik de totemnaam Geduldige Giraffe ( lacht). Vader had veel zelfvertrouwen, was vindingrijk, gemakkelijk aanspreekbaar voor iedereen, ruimhartig met zijn tijd en zijn middelen en nooit exuberant. Mijn zelfvertrouwen is gegroeid en gegrondvest in de humaniora bij de jezuiëten: alle dagen waren er geheugenoefeningen in de zes talen die wij leerden. In de retorica kregen de verhandelingen en spreekbeurten flinke aandacht. Zo wordt het zelfvertrouwen in je kunnen opgebouwd.”

Om te slagen als ondernemer, weet Piet Van Waeyenberge, moet je hard werken, grondig en integer zijn en gemeenschapszin hebben: dus tijd geven aan anderen en niet louter investeren in de beroepsactiviteiten. “De huidige jeugd is zeer ongeduldig en zoekt een te snelle loopbaanontwikkeling. Verander dus niet jaarlijks van baas, maar laat de etappes rijpen en doe ervaring op. Ook zeer belangrijk is om de krachten te bundelen met leeftijdsgenoten. België heeft nood aan starters en als je ambitie hebt, maar ook plezier in het ondernemen is dat de ideale weg om een vermogen op te bouwen. Vermijd trouwens de opschepperij, de conspicuousconsumption van Thorstein Veblen.”

Trading: complex maar meeslepend

Trading werd beschouwd als exotisch en raar, omdat België in de eerste plaats een industrieland is, zegt Piet Van Waeyenberge. “Trading was dus on-Belgisch. Het is de eerste activiteit van De Eik, en de overige afdelingen ankeren eveneens in de dienstverlening.”

“De grote industrie was populair bij de faculteit Economie aan de universiteit: je moest iets produceren. Ik zag later de Caterpillars kruipen in Illinois en de verwerking van maïs tot cornflakes. Ik suggereerde aan mijn vader: ‘Wij moeten industrieel worden.’ Geduldig legde hij uit: ‘Eén, de handel is noodzakelijk; twee, hij brengt een product van A naar B; drie, hij doet dat tegen een bepaalde prijs en op een bepaald tijdstip. Dat is een bundeling van technologie. Je moet het product doorgronden en marktkennis hebben. Je moet weten waarom A het nodig heeft tegen prijs X. En je moet een specialist zijn in logistiek, je moet de waren vervoeren.'”

“Trading, zo leerde mijn vader, is complex, onvervangbaar en meeslepend voor de beoefenaar, een wonderwerkje. Makeorbuy blijft een belangrijke keuze voor een ondernemer. De quartaire sector is vandaag geliefd, terwijl hij in België in de jaren zestig minachting opriep. Wij hadden Bunge, Kreglinger en de internationale graanhandelaren André en Continental Grain die in België ontstonden, maar het publiek kende hen niet. Goede traders vinden is moeilijk, je leert de stiel niet op de schoolbanken. Trading brengt een grote persoonlijke genoegdoening mee: je maakt de deals, je ziet de resultaten meteen en je handelt wereldwijd met de top van de ondernemingen, want grondstoffen zijn essentieel.”

Vader Van Waeyenberge had geen kapitaal en groeide met het geld van Kredietbank, weet Piet Van Waeyenberge. “Telkens hij een krediet nodig had, sprong Kredietbank bij. Het financieren van trading is voor een bank, door de backtoback-contracten en de zelfliquiderende ritmiek van de handel, een interessante activiteit. Op de balans van een handelsonderneming staan bankschulden, voorraden en klanten. Simpel en doorzichtig.”

“In trading moet je elkaar blindelings vertrouwen. Met vader, en later de broers Jozef en Luc, verliep dat rimpelloos. Weinig of geen papier werd zwart gemaakt, een woord is een woord. Na een telefoontje volgde de korte bevestiging en punt, dat was het. Wij sloten contracten af die Ecoval zuur zijn opgebroken, die wij soms tegen hoge bedragen hebben afgekocht, maar daardoor is de onderneming groot geworden. Op een engagement komen we nooit terug. Ecoval volgde het beginsel: beter een slecht compromis dan een goed proces. Je moet moed en karakter hebben tocutyourlosses.”

De zuivel zit in twee grote blokken, Amerika en Europa. De melk en de boter worden grotendeels in die blokken verbruikt. Van Waeyenberge: “Het overschot, plus wat er buiten Europa en Amerika geproduceerd wordt, is materiaal voor de wereldhandel. Die is relatief klein vergeleken met de graanhandel. Er is in de zuivel, ondanks pogingen in Chicago, geen futuresmarket.”

Elektriciteit opwekken uit boter

De Europese landbouwpolitiek heeft geleid tot jarenlange overschotten van suiker, wijn, graan, varkens en zuivel. “De overschotten van de zuivel konden en moesten verhandeld worden, want de prijzen zakten door de vloer. Het spel van de heffingen en de restituties was taai en ingewikkeld. Je kon alleen importeren met de heffingen en exporteren met de restituties. Ecoval vocht zich met de voorraden van Europa in de wereldmarkt en bouwde een netwerk uit. Vandaag vangt een ton magere melk 100 euro subsidie en staat de wereldmarktprijs op 2000 euro per ton. Ik heb het omgekeerde gekend: een wereldprijs van 100 euro en 2000 euro subsidie per ton.”

“Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid kwam tot stand in de jaren zestig en is gedateerd. De voorraden zijn vandaag gesmolten, de toelagen dalen en de Wereldhandelsorganisatie dwingt de producerende landen tot vrijhandel. Dat is een positieve ontwikkeling. De reglementering van de landbouwuitvoer is kafkaësk en verpletterend voor de overheidsadministratie en de operatoren. Schrap dus die gestuurde productie en handel. De melkquota’s beteugelen vandaag het overaanbod in de Europese Unie. Centraal-Europa, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Amerika zijn de nieuwe producenten. De handel wordt geraffineerder, want de molecule van de melk wordt opgesplitst tot gespecialiseerde ingrediënten.”

De boteroverschotten waren op een bepaald moment zo overvloedig, dat hun waarde zakte tot onder nul, haalt Van Waeyenberge aan. “Boter bewaar je op -20 °C, en met een financieringskost tegen 10 % of 12 % was de waarde minder dan nul. Samen met de Nieuw-Zeelanders kocht Ecoval bijvoorbeeld de Amerikaanse overschotten aan magere melk en boter op. Ik vloog in die jaren per Concorde naar Washington om tijdens de weekends de contracten af te sluiten. Mijn vader en ik bezochten Europees commissaris Pierre Lardinois, de opvolger van de legendarische Sicco Mansholt, met een plan. Vader betoogde: ‘Commissaris, je moet de voorraden vernietigen. Maak ze competitief met de soja en voeder ze aan de varkens.’ ‘Correct,’ zei Lardinois en gaf instructies in die richting. In notime slonken de voorraden. Ecoval heeft boter verbrand op proef, in overleg met de EU, als prille biobrandstof in een Belgische elektriciteitscentrale. Dat was psychologisch wankel. De EU liet boter leveren tegen 80 à 90 euro per ton aan de USSR, terwijl zij binnen de Gemeenschap het twintigvoudige kostte. Politiek was het onmogelijk om door te gaan met de verbranding.”

Beschuldigd van collaboratie

“Ik ben de oudste van negen kinderen,” vertelt Piet Van Waeyenberge. “Vader kwam uit een gezin van elf met twee priesters, een klassieke en mooie Vlaamse familie met ambachtslui en onderwijzers. Grootvader aan vaderszijde was een kleine boer en kuiper. Een moeilijke stiel, want kuipen mogen niet in duigen vallen. Zijn vrouw was een heel verstandige en sterke grootmoeder. Van hen leerde ik de kracht kennen van de solidariteit tussen de kinderen en de kleinkinderen. Bij onheil werd de stam opgetrommeld en gingen de portemonnees open. Aan moeders kant waren er twee zussen. Vader was landbouwingenieur, een visionair, en had een grote belangstelling voor de technologie. Onder de oorlog leerde hij, als voorzitter van de Corporatie Zuivel, Vetten en Eieren de industrie zeer goed kennen. In 1940 waren er duizend zuivelfabrieken – elk dorp had zijn melkerij en brouwerij – en aan het einde van de oorlog 250. Vandaag zijn er nog slechts vier groepen actief.”

“Na de oorlog werd vader ten onrechte beschuldigd van collaboratie en vrijgesproken in 1948. Omdat hij geen kapitaal bezat – behalve zijn hersenen en enkele jonge kinderen – werd hij handelaar. Wat hij door en door kende, was de zuivel. Niemand wist bijvoorbeeld wat aan te vangen met de wei van de melk. Hij exporteerde het weipoeder naar Nederland, onbegrijpelijk voor de Nederlandse klanten! Vader kende de markt, zag het prijsverschil, en zo ontstond die uitvoer (zie kader: De collaboratie?).”

“Vader had als hoofd van het proefzuivelstation van Melle goede relaties met zijn medestudenten en docenten. Hij studeerde in Gent, want het geld ontbrak voor Leuven. Ik ben als kind geboren op het proefstation en reed daar op de rug van de boerenpaarden ( lacht). Nu fok ik Brabantse trekpaarden in Gaasbeek. Ik bracht al mijn vakanties door op het platteland in Moortsele. Na 1945 verhuisden wij naar Halle, vader was van Steenhuize-Wijnhuize, moeder van de Kemmelberg in West-Vlaanderen. De tweede generatie Van Waeyenberge is dus opgegroeid in Brabantse aarde. In Halle was er geen college, alleen een atheneum, en dat kon niet voor een christelijk gezin. Daarom verhuisden wij in 1950 naar Dilbeek, want daar had je Regina Caeli voor de zussen, terwijl mijn broers en ik tramden naar het Sint-Jan Berchmanscollege in Brussel.”

De stam Van Waeyenberge is Vlaamsgezind. “Grootvader aan moederskant vocht vier jaar aan de IJzer. Het idealisme van de Fronters, de politieke emancipatiebeweging die ontstond in het slijk van de loopgrachten, inspireerde hem. Vader was lid van het Thomas Genootschap in Gent met de Vlaamsgezinde pater Callewaert, en zag in zijn dorp de makkers vertrekken als seizoenarbeider naar de bietenoogst in Frankrijk, de trimards, of naar de Waalse mijnen via het treintje vanuit Geraardsbergen. Die familiegeschiedenissen kleurden zijn en onze achtergrond.”

“Vader Eyskens was prachtig”

Het Sint-Jan Berchmanscollege was fantastisch, memoreert Piet Van Waeyenberge. “Ik moest een toegangsexamen doen en had in de zomer voordien een maand lang zinsontleding gekregen van een oom-onderwijzer. Ik werd toegelaten tot de zesde Latijnse. Er stonden nog jezuïetenleraars voor de klas en de school was ingebed in de stad. Door het ruimtegebrek bleef de sportbeoefening zwak en verlegde de aandacht zich naar muziek, toneel en cultuur. ( lacht) Het was een strenge en rechtvaardige opvoeding. Vijftig jaar na 1955, de start van ons retoricajaar, dus in 2005, hielden wij met vijftien een reünie in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. De sfeer, de herinnering zonder enige pretentie… het was schitterend. De oude banden bleven bestaan. Er was een scoutsgroep op Sint-Jan Berchmans, maar ik verkoos de volksgroep van Dilbeek. Op zomerkamp in Herbeumont in de jaren vijftig met Aide aux Enfants du Pays – een tweetalige vereniging voor de kinderen van oorlogsslachtoffers – leerde ik de balorige ketjes van Brussel en Charleroi kennen.”

Vader Van Waeyenberge was ongeduldig om een rechterhand. “Hij begon moederziel alleen in 1945 en ik beëindigde mijn humaniora in 1956. Hij droeg alle financiële lasten van zijn grote gezin, bouwde partnerschappen op en ontwikkelde het ene na het andere project. Hij wou dat ik direct na de retorica begon en avond- en weekendcursussen zou volgen aan Sint-Aloisius. Dat zinde mij niet.” “Ik vertrok naar Leuven voor vier jaar TEW en werkte elke vakantie in een overall om vrachtwagens te lossen en bestellingen rond te rijden. Ik had geen grootse jongensdromen. Magisterdixit, de ouders en de leraren beslisten. Contestatie was er nauwelijks, ook niet in Leuven. Ik studeerde tijdens de schoolstrijd, de opstand in Hongarije, het Verdrag van Rome, de protesten op de Wereldtentoonstelling van 1958 tegen de Fransdolle expocommissaris Moens de Fernig. Jan Ryckeboer was de hoofdredacteur van Ons Leven. Hij schreef een reeks artikelen over het federalisme, maar moest stoppen. Anders vloog hij van de universiteit. In Leuven was vader Eyskens prachtig. Hetzelfde geldt voor Albert Coppé van de EGKS, de latere EU-commissaris. Ik herinner mij nog levendig bankier Bob Vanes en zijn cursus ‘financiering van de internationale handel’. De professoren van TEW stonden vaak in het bedrijfsleven en toonden hun rijke ervaring. Aan de universiteit was er een groot idealisme, een grote loyaliteit en een grote generositeit met onze tijd en kennis. Ik was actief bij de Europakring, de universitaire volksdansgroep De Kegelaar en in het bestuur van het KVHV. Wij wilden de ontplooiing van het land en de Vlamingen.”

Na Leuven belandde Piet Van Waeyenberge aan de University of Illinois in de Amerikaanse Midwest met een halftijds assistentschap. “Illinois was belangrijk voor engineering en landbouwwetenschappen. Nadien werkte ik een jaar in een Lierse zuivelfabriek en hoorde vrienden opsnijden over het jonge Insead in Fontainebleau. Ik werd student van de vierde promotie. Insead was gesticht met de steun van de Kamer van Koophandel van Parijs en Harvard Business School. Olivier Giscard d’Estaing, de broer van de voormalige Franse president, stond aan het hoofd van Insead. De business school is belangrijk geweest voor mijn netwerking: ik stichtte de afdeling van de oud-studenten uit de Benelux en zat de internationale alumnivereniging voor. De wereldnetwerken van Insead heb ik behouden, ook die van het Advanced Management Program van Harvard en ik frequenteerde de classreunions, maar dat werd op de duur te veel. Ik bezocht nooit Davos door omstandigheden. Einde 1963 begon ik bij Ecoval en vanaf dag één mocht ik alles ondertekenen en alle contracten afsluiten. Vader was een pure ondernemer, geen corporateman. Daarom moest ik in de eerste jaren ordenen.”

De stichter wordt met liefde herdacht: het eerste kleinkind van Piet Van Waeyenberge, een meisje, heet Camille, zoals de patriarch. Men moet zijn verleden verzorgen. Van Waeyenberge: “Het verlies van mijn broer Luc, in 1995, was een zeer zware zakelijke slag, afgezien van het persoonlijke verdriet. Hij was zeer geschikt als chief executive officer, en ik heb mij vijf jaar extra in het gareel gespannen. Luc was de schakel tussen de oudere en de jongere kinderen. Hij was een minzame, graag geziene man, met bankervaring en klasse. Hij was jurist en volgde Insead. Zijn dood sloeg een groot gat in de dunne bezetting aan onze top. Samenhorigheid is essentieel. De Eik is krachtig geworden door de groep. Mijn zussen of broers of ik alleen hadden weinig kunnen ondernemen, maar door samen onze schouders eronder te zetten, lukte het. Voor mijn 65ste verjaardag voeren we met zijn allen langs de zuidkust van Turkije, een wondermooie reis in een land dat ik niet kende.”

Een telefoontje, middenin de nacht

Piet Van Waeyenberge zet een kwakkel recht: “De Eik is niet met Lessius in de Generale Maatschappij gearriveerd. Ik kende Valère Croes van AG uit Leuven, wij deelden ons kot en vonden elkaar terug in het VEV-comité Brussel. In 1986 openden Maurice Lippens en Valère Croes gesprekken over de verankering van AG. In het begin van de jaren tachtig waren AG en Royale Belge sappige prooien voor raiders. Drie procent van hun aandeelhouders bezocht de algemene vergadering, daar gebeurde niks. De eerste poging door Fransen om Royale Belge te kopen is mislukt. Ze hadden evenzeer op AG kunnen mikken, begrepen Maurice Lippens en Valère Croes. Albert Frère bezat belangen in Royale Belge en de Generale Maatschappij in AG. Een fusiepoging mislukte omdat het oude management njet decreteerde. Lippens en Croes wilden wel en zochten naar verankeraars, stabiele eigenaars. Ik wist hoe dat functioneerde met de families van Almanij. De gesprekken verliepen constructief. Etienne Davignon kwam erbij en een groep rond De Eik zou 10 % verwerven in AG uit het pakket van de Generale Maatschappij. Alles sukkelde in een doodlopend straatje door de overval van Carlo de Benedetti en de latere ingreep van Suez.”

“Onze dochter Asphales werd opgericht in juni 1988 en trad toe tot de vaste kern van AG. Parallel ontstond Lessius in 1987. Ik kende Jean Van Marcke noch Toon Van Coilllie. Ik wilde hen aanvankelijk niet ontvangen. Ik had werkelijk weinig tijd en zei hen, toen wij toch samen geraakten: ‘Sorry, dit is een versnippering van de Vlaamse geldmiddelen. Er moet veeleer gebundeld worden.’ Na veel aandringen nam De Eik een kleine participatie in Lessius, samen met een uitgebreide groep. Bij de raid op de Generale heeft Lessius aan portage gedaan, het miste het kapitaal om iets te financieren. Ik was in 1988 met vrouw en kinderen op paasvakantie in Florida, en middenin de nacht belde Maurice Lippens met de wens: ‘Jij wordt bestuurder van de Generale Maatschappij’ ( lacht). Die raad van 25 leden was slechts een windleven beschoren. Onze strategie was anders en beter dan die van Lessius, dat vind ik nog steeds. Wij wilden een sterke participatie in een Belgische topgroep en dat is gelukt bij AG. De verzekeraar werd Fortis in 1990 en groeide fors. Intussen waren de Japanners, Swiss Re en het Spaanse La Caixa ook aandeelhouder geworden. De Eik is trots op zijn bijdrage tot de vorming van een bankverzekeraar met een Europese dimensie.”

“De Vlaams-Canadese dollarmiljonair Mike De Groote heb ik geïnviteerd om mee te stappen in Asphales. Zo is hij later bij Fortis aangeland en ( lacht opgewekt) dat heeft hij zich nooit beklaagd. Mike is ook aandeelhouder op mijn vraag van de NV Zinner – de eigenaar van het pand van De Warande. Rond die tafel zetelen Fortis, KBC, SDWorx, de families Campo, Borgerhoff, Delbaere, Donck, Vaast Leysen, Van Waeyenberge enzovoort. In Zinner zitten kleine bedragen voor een edel doel, hoewel die inbreng vandaag meer waard is dan de oorspronkelijke investering.”

“We hoeven niet pessimistisch te zijn”

“Ik bewonder Solvay zeer sterk. Daniel Janssen, de vierde generatie, vertrekt. De vijfde staat paraat en het begin van een zesde generatie is geboren. Wat InBev doet, is eveneens fantastisch: de moed, de visie en het lef hebben om alle laden leeg te halen, alle centen samen te tellen om Labatt te kopen in Canada. Over de Atlantische Oceaan begon het groeiverhaal van vandaag en de Vandammes van Jupiler legden eerst hun kaarten samen met Artois in Interbrew. Als je die stap zet, bij een volgende stap het aandeelhouderschap opnieuw laat verwateren en de macht deelt met Braziliaanse families, dan zeg ik: ‘Dat is klasse.’ De Interbrew-aandeelhouders, groot en klein, werden er beter van. Kijk naar de beurskapitalisatie.”

“Wij hoeven niet pessimistisch te zijn. InBev, Solvay, UCB en Bekaert zijn sterkmakers van onze economie. Van Hool, Roularta Media Group, Sioen, Deceuninck Plastics kunnen doorgroeien tot Europese of wereldspelers.”

“Akkoord, wij missen Unilevers en Shells, maar die wijzen niet de enige weg. Unilever, Shell en Philips geven de Nederlandse economie wel een multiplicatoreffect en dat slaat op alles: je leert met grote belangen omgaan, een sterkere stijl ontwikkelen, breder rekruteren en steviger bestuurders vinden. De top van het Nederlandse bedrijfsleven heb ik goed leren kennen. Ik was bestuurder bij Campina Melkunie en Koninklijke Sphinx en ben bestuurder bij Fortis en onze Nederlandse dochter De Eik Beheer.”

“De Nederlandse captains of industry hebben meer lef dan de Vlamingen en de Belgen, nemen grotere risico’s, zijn agressiever en commercieel zeer gewiekst, soms te gewiekst. Tot de laatste centiem, waar wij opgeven. Maar het Nederlandse systeem brokkelt af. De beschermingsconstructies verwasemen en Nederland werft de ene na de andere Belg aan voor topfuncties: Michel Tilmant bij ING, François van Boxmeer bij Heineken, Jean-Paul Votron bij Fortis en Frank De Moor bij Macintosch. Ik heb altijd van hen willen leren. Ik koesterde een Benelux-strategie om zo de krachten te bundelen en samen de wereld te veroveren. De Belgen pikken vandaag commissariaten op in Nederland; de Nederlanders waren, dankzij hun multinationals, al langer bestuurder in België. De informele Nederlandse club De Klos – de tweede man in een bedrijf is de klos, rond bedrijfsadviseur Co de Koning van Horringa & de Koning, een halve Belg – kwam tweejaarlijks op bezoek in De Warande bij de Belgische evenknieën en dat leidde tot vruchtbare discussies.”

“Als je heel groot bent en je heet Heineken, Philips of Shell, dan keek je over de Belgjes heen. Denk aan de tijd van Artois als kleintje. Maar vandaag steekt InBev de Nederlandse bierreus voorbij en dat weten de noorderburen opperbest. ‘t Kan dus verkeren.”

“Wij staan voor vijf boeiende jaren”

De Nederlandse beschermingsconstructies brokkelen af, kijk naar wat er gebeurt bij Fokker. KLM, Shell en Unilever volgen, denkt Piet Van Waeyenberge. “Wij waren bij Fortis pioniers met de eenmaking van de leiding en het aandeel. De beleggers verdragen geen beschermingsconstructies of favoritisme meer en het kapitalistische spel wordt zodoende beter gespeeld. België is klein, mist zeer grote ondernemingen en leeft dus van de soepelheid in niches, met kleine en middelgrote ondernemingen. De open grenzen hebben België gestimuleerd om te vechten, competitief te zijn in alle richtingen. Iedereen was hier welkom, in de chemie, in de autonijverheid.”

“De wens van de Franse regering om een reeks sectoren af te schermen voor buitenlandse overnemers is lachwekkend en ondermijnend voor de Franse vitaliteit. Wat de Italianen gedaan hebben tegen ABN Amro is totaal onaanvaardbaar en de passiviteit van de EU-Commissie is illustratief voor haar zwakte. De Commissie had Italië meteen op de vingers moeten tikken. Heeft men de kosten, de energie en de inspanningen van ABN Amro om die kleine bank over te nemen berekend? Zij botste op enggeestig economisch nationalisme.”

“De Eik beschouwt de controlepremie als een voorbijgestreefd doel. Vandaag ga je voor de creatie van meerwaarde, van rijkdom en dat is voor alle aandeelhouders zo. De markt verdraagt een controlepremie niet langer en je krijgt proces na proces. Bij ons was Wagons-Lits daarvan het eerste slachtoffer en de Nationale Bank zal volgen. Je werkt voor het gemenebest van alle aandeelhouders en je moet respect hebben voor de kleine en de grote geldschieters. Er zijn enorm veel liquiditeiten. De ondernemingen hebben gezonde balansen. De rente is bijna nul. Dat is een zeer interessante economische omgeving. Dus, waar ga je naartoe? West-Europa groeit vlak. Alleen in sommige niches is er bovenmaatse dynamiek. Dus je moet naar de nieuwe groeiers: Centraal-Europa, Brazilië, China en India. Er is behoefte aan politieke stabiliteit om in en uit te stappen.”

“Wij staan voor vijf boeiende jaren. Maar de achterhoedegevechten zijn zo slopend en contraproductief. De Belgische vakbonden die nu ondernemingsraden eisen in bedrijven met minder dan twintig werknemers: waar zijn die mee bezig? In de hoogontwikkelde landen, zoals België, zijn de arbeidsvoorwaarden in de KMO’s luxe. Ga duizend kilometer verder kijken. Dat paradijs kan ons ontglippen.”

Het VEV heeft ontzettend veel gedaan voor de ontvoogding van Vlaanderen, oordeelt Piet Van Waeyenberge. “Ik ben in 1979 ingestapt, dankzij Lode Campo van C&A. Hij verzamelde jonge mensen rond zich voor een Vlaamse aanwezigheidspolitiek in Brussel en wij konden daar door de staatshervorming niet optreden als patronale vereniging. In 1985 werd ik voorzitter van het VEV-Comité Brussel en in 1988 voorzitter van het VEV. De verankering, het milieu, Indaver en Aquafin waren zware dossiers in mijn voorzitterstijd. Het VEV ging bijvoorbeeld niet akkoord met de overheid, die 51 % van die milieuondernemingen opeiste en buitenlanders als Severn Trent binnenhaalde terwijl er in eigen land voldoende expertise was. Maar dat is geschiedenis.”

“Karel Vinck pleitte als VEV-voorzitter voor doorbraken. Welnu, vandaag zijn die nog méér noodzakelijk. Iedereen schuilt in de loopgraven, en wij moeten naar een New Deal. Ik ben pragmatisch realistisch, van nature wel optimistisch, maar wij behoeven vers bloed, verse mensen in de onderhandelingen. Het conservatisme van de Belgische vakbonden is stuitend. De recente analyse van professor Bea Cantillon was meer dan correct: de Belgen zullen meer moeten werken. Met zo weinig mensen die slechts een beperkt aantal jaren arbeiden, is onze welvaart reddeloos verloren. Daar hoef je geen hogere wiskunde voor te studeren.”

De toekomst van België

En de toekomst van België? Piet Van Waeyenberge. “Het Marshallplan van Elio di Rupo is de eerste bloem van een lente. Misschien, zeer misschien slaat de Waalse mentaliteit om. Alain Destexhe gaf de aftrap en werd bijna gelyncht. Maar snel is gebleken dat hij gelijk heeft. Onze structuur is federaal, ik ben een federalist, maar neig nu naar confederalisme. België dient efficiënt, goedkoop en kwaliteitsvol bestuurd te worden en de verantwoordelijkheden moeten liggen op de niveaus die deze het best kunnen opnemen. Ik vergelijk het met een modern bedrijf: dat is licht aan de top en sterk gedecentraliseerd. Je kan vandaag virtueel besturen: Julien De Wilde van Bekaert voert zijn management byflyingaround. Hij bezoekt bestendig zijn klanten en filialen. Als het geen win-win wordt met Wallonië, dan glijdt de Belgische en Vlaamse welvaart verder af. Dat kan snel gaan en dan dreigt het ontbindingsgevaar van alle kanten. Voor België is de toekomst: een licht hoofd met twee sterke vleugels.”

“In Wallonië zaten wij samen met de familie Corman – grote zuivelhandelaren – in de Fromageries et Brasseries de Maredsous van de benedictijnen. Wij waren met vier families en daar zijn spanningen ontstaan, waarop Maredsous is verkocht aan BelFrance. Zij betalen, zoals wij, een royalty aan de abdij. Met Indufin drongen wij in het weefsel van Wallonië. Wij bezitten een participatie bij NMC in Eupen, wij hadden Saluc, een monoproducent van biljartballen, en dat bedrijf is verkocht aan een Amerikaans fonds. In Waals-Brabant zitten wij in Alltag, dat antidiefstalchips voor boeken en cd’s produceert voor de wereldmarkt. In Turnhout investeerde Indufin in ETC, een bedrijf dat voor de horeca software maakt die het debiet van elke getapte pint kan registreren. VivaBox, een verpakte geschenkencheque, is goed gestart. Ook ondersteunen wij samen met Fortis de Oost-Vlaamse fabrikant Velleman, gespecialiseerd in printboards en elektronische componenten.”

Noblesse oblige

Piet Van Waeyenberge is baron. ” Weesuzelf is mijn wapenspreuk en er staan drie eikenbladen in het schild – voor mijn zoon en twee dochters. De eik is een familiesymbool. Mijn vader is geboren in de Eikenstraat; in de Eikelenbergstraat kochten wij ons kantoorgebouw; en toen wij de holding stichtten in 1971, kozen wij voor de naam De Eik. Dat was toen speciaal, vandaag is het trendy.”

“Ik denk dat je als baron met nog meer plichten beladen wordt. De Van Waeyenberges zijn al opgevoed met meer plichten dan rechten. De barontitel heeft mijn leven niet gewijzigd, ik ben lid van de Vereniging van de Adel zonder de nodige tijd om daar actiever te zijn. In mijn leven heb ik jaren gegeven voor de gemeenschap. In de zuivelbranche, het VEV, bij Flagey, De Filharmonische Vereniging, Europalia, de Francqui Stichting en de Koningin Paola Stichting. Soms vraag ik me af: heb ik dat niet te veel gedaan? Het zit in de genen, ik zag de generositeit van mijn ouders en grootouders.”

Rijkdom is een zegen en een vloek: “Je ontmoet je peers in je omgeving, je opereert in raden van bestuur en soms heb je het gevoel dat je het contact verliest met de basis, met de grote groep van je gemeenschap. Dat wordt bijgestuurd door de grote familie. Ik ben vandaag als oudste de primus inter pares. De 1500 leden van De Warande zijn niet de vierde wereld van Vlaanderen, maar er zijn meer standen en rangen dan de buitenwacht weet. In de Koningin Paola Stichting zag ik hoeveel miserie er nog bestaat in dit land. Mijn vrienden kennen mij en ik zeg dat zij geld en tijd moeten geven aan de gemeenschap. Soms doen zij dat te weinig. Je ziet te veel dezelfde mensen op het terrein die het altijd moeten doen, dat is ontgoochelend. Rijkdom zonder gezond verstand is verderfelijk. De bekoring van meer en meer kan bestaan en er is rivaliteit. In een heel klein welvarend land, met weinig vrije ruimte, wrijf je mekaars ellebogen heel snel. Dat is anders in een ruim land als de VS.”

* * *

Piet Van Waeyenberge overloopt even het CV dat de secretaresse brengt: “Tiens, er staat nog te veel op. Ik moet schrappen.”

Frans Crols

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content