GEEN ANGST VOOR DE HOLLANDSE ZIEKTE

In de jaren zestig dacht Nederland dat het de jackpot had gewonnen, nadat het land in de Noordzee op een enorme voorraad aardgas was gestoten. Die vondst bleek achteraf een donkere kant te hebben. De export van het aardgas deed de vraag naar de Nederlandse gulden zo sterk stijgen dat de munt snel in waarde toenam. Dat maakte Nederlandse producten duurder in het buitenland, waardoor de Nederlandse exportbedrijven in de problemen kwamen. Die evolutie leidde tot een gedeeltelijke de-industrialisering van het land, waardoor de werkloosheid begin jaren zeventig begon te stijgen. Tegelijk werden de aardgasopbrengsten vrij uitgegeven, onder meer door de overheid die met de belastingopbrengsten een dure verzorgingsstaat uitbouwde. Al die uitgaven deden de inflatie in Nederland oplopen.

De term ‘Hollandse ziekte’ werd voor het eerst gebruikt door The Economist in 1977. Het begrip slaat op een economie met sectoren die sterk groeien — zoals de ontginning van grondstoffen — en sectoren die stagneren — vooral de verwerkende nijverheid — en waarbij zich een dramatische verschuiving van arbeid en kapitaal tussen die sectoren voordoet. Als de opbrengsten van de groeiactiviteiten verkeerd worden gebruikt, leidt dat tot een hoge werkloosheid, inflatie en een verslechterende handelsbalans. De Hollandse ziekte kan worden afgewend door de opbrengsten uit de bloeiende grondstoffensector te steriliseren. Een van de mogelijkheden is ze op te sparen in een fonds, waarvan het geld in het buitenland wordt geïnvesteerd — denk bijvoorbeeld aan het Noorse oliefonds of de overheidsfondsen van de Arabische oliestaten. Daarnaast kunnen de negatieve effecten worden afgewend door de productiviteit van de verwerkende nijverheid te verbeteren via investeringen in onderwijs, infrastructuur en onderzoek en ontwikkeling.

De kans dat Amerika de Hollandse ziekte onder de leden krijgt, is klein. Hoewel de verwachte groei van de Amerikaanse olieproductie in de komende vijf jaar de op twee na grootste uit de geschiedenis is — na Saudi-Arabië in de jaren zeventig en de tweede helft van de jaren tachtig — vertegenwoordigt dat maar 1 procent van het Amerikaanse bbp. De winsten van het goedkope aardgas voor de Amerikaanse industrie worden geschat op amper 0,2 procent van het bbp. Hoewel de schalierevolutie omvangrijk is, mag de impact op de gigantisch grote Amerikaanse economie — een kwart van de wereldeconomie — niet worden overschat. Bovendien draait de Amerikaanse economie onder zijn maximale capaciteit. De grote vraag naar kapitaal, werknemers en diensten uit de energiesector zet dus geen druk op de Amerikaanse economie, maar brengt verlichting voor de hoge werkloosheid en de slabakkende bouwsector.

MATHIAS NUTTIN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content