Foute Schot wordt Sexy

Frans Crols, voorzitter van de adviesraad van Trends, reist tijdens de zomermaanden door Groot-Brittannië. Zijn eerste halte: de Royal Mile in Edinburgh. Op 4 juli wordt Adam Smith daar op een sokkel gezet, dicht bij zijn vriend David Hume. Tweehonderd jaar lang was de Schotse vader van de economie een uitgestotene in eigen land, nu krijgt hij eerherstel.

Edinburgh, Kirkcaldy (Verenigd Koninkrijk) Adam Smith zou gelukkig zijn. EasyJet vliegt mij goedkoop op zeventig minuten van Amsterdam naar Edinburgh. De lagekostenmaatschappij pionierde tegen de vliegende staatsondernemingen en de kartels van de luchtvaartbazen. Adam Smith, hoogleraar morele wetenschappen in Glasgow, dokkerde wekelijks per koets, geklemd tussen de postzakken, anderhalve dag over de tachtig kilometer steenslag tussen de zustersteden van de Scottish Enlightenment.

Ik sta voor Panmure House in de Old Town van Edinburgh waar Adam Smith – hoe cliché ook, de vader van de welvaart van steeds meer mensen – zijn laatste jaren (1778-1790) doorbracht. Indien het bestuur van Schotland instemt, wordt het ruime huis een studie- en conferentieoord van Edinburgh Business School. Morgen bezoek ik de Royal Mile, de toeristengoot tussen the Castle en Holyrood Palace. Op 4 juli wordt daar het eerste standbeeld ingehuldigd voor een van de grootste geesten van Schotland en de Europese Verlichting.

Zijn vaderland is dubbelhartig over de schrijver van The Wealth of Nations. Voor een tour van Smithplekken in Edinburgh hoef je niet naar het Tourist Office, er is niks. Wel kan je begeleid op pad voor populaire koppen zoals Rebus (het gelijknamige detectivefeuilleton is momenteel te zien op Canvas).

Niet om aan te zien

Adam Smith werd geboren in 1723, het jaar dat Johann Sebastian Bach de Johannespassie componeerde in Leipzig. Smith was een zoon van de betere burgerij van Kirkcaldy, halve wees, niet om aan te zien, bescheiden, vrijgezel, hardwerkend, ongelovig, zwijgzaam en verstrooid. De morele ernst van Schotland is een toevoeging aan de Britishness, het mengkarakter van het Verenigd Koninkrijk.

Panmure House staat tussen de resten van fabriekjes, sloppen, pubs, spoorwegemplacementen. De buurt wordt herbouwd en kan pronken met Holyrood Palace en het prestigieuze en zeer duur uitgevallen Scottish Parliament. Het schoon volk met de Volvo en de BMW is geen baas rond Panmure House. Ik fotografeer het huis, bewonder het onkruid en achter mij pauzeren op het trottoir leden van de Macdonald Academy of Arms voor hun clublokaal; geen vervrouwelijkte types in het wit die schermen met rapieren, wel biefstukventen in halve klederdracht die het aflappen met de platte zwaarden van de hooglanden. Aan het laatste huis van Smith grenst Panmure Close: tussen 1931 en 1965 fabriceerde Lady Haig’s Poppy Factory hier de poppies die de klaprozen en de doden herdenken van de Great War aan de IJzer.

Het havenstadje Kirkcaldy aan de Firth of Forth produceerde zout en aardewerk, exporteerde kolen en bracht vis aan wal. Smokkelen was een populair misdrijf en vader Smith droeg pistolen als chef van de lokale douane. Adam Smith leerde thuis hoe reglementen, wetten en repressie het onderspit delven tegen het menselijke vernuft om het eigenbelang te bolsteren. De tolbeambten in Schotland hadden een moeilijke opdracht. De vereniging van Engeland, Wales en Schotland door het verdrag van 1707 verhoogde de smokkel aan de Schotse kusten.

Iets meer dan vijftig jaar na zijn geboorte schrijft Smith in The Wealth of Nations: ‘De natuurlijke drang van ieder mens om de eigen omstandigheden te verbeteren is zo sterk dat hij op zichzelf en zonder enige bijstand zowel in staat is om de samenleving weelde en voorspoed te brengen, alsook om de honderden ongepaste tegenkantingen te overstijgen die de dwaasheid van menselijke wetten opwerpt voor de dynamiek van de gemeenschap. ‘

Tussen kippenzaak en sandwichbar

Vandaag is Kirkcaldy trots op Adam Smith en de linoleumfabriek Forbo-Nairn. Ik kruis het plantsoen voor het stationnetje van het geprivatiseerde Scotrail, na een treinreisje van dertig minuten, en stap de tearoom binnen van de Adam Smith Halls, een kloek gemeenschapscentrum met een filmzaal. Op de affiche ‘In Bruges’, de kakelverse thriller in het Venetië van het noorden. De Amerikaanse dollarmiljardair en filantroop Andrew Carnegie (1835-1918), met een Schotse pedigree en landgoederen, schonk in 1899 de Adam Smith Halls aan Kirkcaldy. De gedenkplaat meldt: ‘ In recognition of Kirkcaldy’s greatest citizen’.

Ik ga piëteitsvol kijken naar nog een schild; het hangt aan de gevel van het nummer 220 in High Street waar Adam Smith geboren werd. Links is een kippenzaak en rechts een sandwichbar. De gedenkplaat is moeilijk leesbaar en verdwijnt in het niet naast de buren van de Kirkcaldy Indoor Market, waar in een ruime hangar volks gewroet wordt aan de wealth van de plaatselijke middenstand.

Schotland leunt traditioneel links en blijft mokken over de denker die de creatie van welvaart en weelde in een vrije markt bepleitte. Adam Smith rustte in een overwoekerd graf op 200 meter van Panmure House tot een Schotse oliebons geld schonk om het oppervlak schoon te maken. Tussen de grafmonumenten naast Canongate Kirk ligt pathetisch een platte steen van 15 op 30 centimeter voor Adam Smith. Je loopt er driemaal langs voor je de nietsige zerk opmerkt. Op Panmure House hangt een sleets bronzen bord over de edellieden van Panmure en huurder Smith. In de verkoopadvertentie stond geen verwijzing naar de econoom.

Troost voor de grafschande en de anonimiteit vind je over de dodenakker bij Starbucks Coffee. Twee homo’s prepareren daar allerbeste koffie en de wijze denker van de verdraagzaamheid en de globalisering ziet vanuit het hiernamaals dat het goed is.

Moraliteit in de drankhuizen

De hoogste sociaaldemocraat van het Verenigd Koninkrijk, premier Gordon Brown, is een Schot en Kirkcaldy ligt in zijn kiesdistrict. Brown voelt dat de wind keert en legde de basis voor een jaarlijkse Smithlezing in Kirkcaldy met Alan Greenspan (de oud-voorzitter van de Amerikaanse centrale bank) en andere kleppers. Socialisten houden niet van Smiths belangrijkste boek, The Wealth of Nations; zij accepteren zijn eerste werk The Theory of Moral Sentiments, dat tekeergaat tegen materialisme en commerciële platvloersheid. Ook in hun gelaïciseerde versie blijven de Schotten heftige calvinisten.

In de achttiende eeuw was Edinburgh met zijn 60.000 inwoners en zes uitgeverijen een intellectuele voorpost naast Parijs en Londen. De literaire salons en publieke genootschappen ontbraken maar de vrijdenkers met talent voor de letteren vonden steun in hun drankhuizen door de wijn – whisky was voor het plebs -, oesters, tabak en pierewaaiende vrouwen. De bepruikte gentlemen leefden op roepafstand van elkaar en werden gemerkt als een drieflessen- of tweeflessenman. De rode bordeaux (de claret) domineerde Edinburgh; de Schotten en Fransen hebben een oude culturele, oenologische en politieke band. In vino veritas. Kenmerkend voor de Schotse Verlichting was het grote aantal dominees van de kirk, de calvinisten (presbyterianen), dat een sleutelrol speelde bij de modernisering van het denken en voelen in het Schotland van de achttiende eeuw. De abbés van de Franse Lumières waren sceptici en vrijzinnigen die voor hun zoete koek en voorrechten de soutane droegen. De gematigden en de evangelicals van het presbyterianisme bestreden elkaar bikkelhard. Een held van de gematigden was Frances Hutcheson, de lievelingsdocent van Adam Smith. Het eerste geruchtmakende boek van Smith – The Theory of Moral Sentiments – was een helder geschreven en steeds leesbare veredeling van Hutchesons theorie over de aangeboren morele houding van de mens.

De fusie van Smith

Adam Smith voegt de twee kanten van de Scottish Enlightenment samen: de zachte kant van Frances Hutcheson en zijn theorie van de aangeboren moraliteit van de mens die versterkt wordt door opvoeding en de macht van de natuur; en de harde kant van David Hume met zijn sceptische, koele wantrouwen van de menselijke motieven en bedoelingen. De fusie die Smith beoogt, loopt door zijn teksten en weerspiegelt de tweeslachtigheid, die zo oud is als de mens, tussen wat deze is en wat hij zou moeten zijn. Smith ontwijkt deze tweeslachtigheid niet, analyseert haar, worstelt met haar en puurt uit haar wetten, houdingen, gebruiken en richtingen die de reële mens kenschetsen en zichzelf doen overstijgen.

Op zijn 26ste publiceert David Hume A Treatise of Human Nature (1734). Voor Hume is eigenbelang alles wat bestaat en is niet de rede de baas, zij is en moet de slaaf zijn van de passie, waarmee hij 2000 jaar filosofische traditie in het Westen verbande. De diepste passie is het verlangen naar zelfvoldoening. Om te overleven, moet de samenleving strategieën bedenken om onze passies te richten in opbouwende richtingen. De beste gedragsregel voor de mensen is, de Gouden Regel, aldus Hume: ik zal jouw eigenbelang niet verstoren als jij het mijne respecteert. David Hume bonjourde de schijnheiligheid en de huichelarij uit de Schotse republiek der letteren. De geschiedenis bewees voor Hume de toenemende samenwerking van de mensen, de groei van de economie en handel en de toename van de persoonlijke vrijheid.

Hume en Smith waren vrienden. Smith ontwikkelt in zijn eerste hoofdwerk, The Theory of Moral Sentiments (1759), de gedachten van Hume verder. Adam Smith zocht naar een basis voor de aangeboren moraliteit van Hutcheson en vond haar in wat hij noemde ‘ fellow feeling’, medegevoel, een natuurlijke zin om zich te scharen, te voegen bij anderen. Als we iemand zien lijden, lijden wij ook. Als wij iemand het geluk zien vieren, dan verheugt ons dat eveneens. Het medegevoel, de medeburger als spiegel voor ons goed gedrag, leidt tot ons morele handelen. De mens internaliseert de goedkeuring en de afkeuring van zijn medeburgers en concentreert zich op die eigenschappen en houdingen die zijn eigenliefde en het medegevoel van zijn naasten verhogen. Het talent om zichzelf te beoordelen, maakt ons geschikt voor de samenleving.

Smith verzacht de Gouden Regel van Hume tot: ‘Ik zal jou gerust laten, als jij mij gerust laat, zodat wij alletwee gelukkig kunnen worden.’ De ondernemer, de vermogende die initiatief neemt, krijgt lof in Moral Sentiments. Het bekendere boek van Adam Smith Inquiry into the Nature and Causesofthe Wealth of Nations (1776) rust in zijn essay over de goede mens: ‘Zonder die bedoeling te hebben, zonder het te weten, verbeteren de rijken en de ondernemende mensen de samenleving en scheppen zij de middelen om de bevolking te vergroten. ‘

Geboorteplaats van Harry Potter

Het knapste inzicht van Smith in het geniale van het kapitalisme is zijn dubbele gezicht: enerzijds het nastreven van het eigenbelang en anderzijds de noodzaak om samen te werken om dit eigenbelang te stuwen. Een kerngedachte van Smith is de groeiende specialisering van elke intellectuele, economische, industriële activiteit, de division of labour. Uit die specialisering volgt ‘dat dergelijke grote hoeveelheden van alles zullen worden geproduceerd, zodat er ruim voldoende is voor de vadsigheid van de groten der aarde, en terzelfdertijd overvloed voor de ambachtsman en de boer … Alleen een bedelaar wil afhangen van de goedheid van zijn medeburgers’ (Smith).

JK Rowling, ooit bijstandsmoeder en vandaag stinkend rijk, was aan de bedelstaf toen zij in The Elephant House aan de George IV Bridge in Edinburgh de eerste lijnen schreef van Harry Potter. Rowling genoot van het grandioze uitzicht in de achterkamer op de Mound, een van de zeven ex-kraters van de vulkanische stad. Met zijn houten vloeren, stevige tafels, simpele spijs en drank en gevarieerd publiek lijkt The Elephant House op de koffiehuizen waar Smith en Hume debatteerden over de zeden, de economie, de politiek, de vrouwen. Om acht uur schuiven zakenlui met dikke mappen aan voor een Schots ontbijt. Tussendoor is er plaats voor vrijers, studenten, nieuwsgierigen (op het raam staat Thebirthplace of Harry Potter).

Rond daar een pelgrimage naar Adam Smith af met een diner naar zijn hart: haggis (beuling), neeps (rapen) en tatties (puree). (T)

Door Frans Crols

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content