Flexibel werk helpt de laaggeschoolden

Alain Mouton

DE BELGISCHE arbeidsmarkt behoort tot de minst flexibele van Europa, zo blijkt. Slechts 7,3 procent van de mensen werkt in ploegen, terwijl het Europese gemiddelde 18 procent is. De Belgen werken ook minder ‘s nachts en in het weekend dan de meeste andere Europeanen.

De cijfers leidden net niet tot euforische reacties bij de vakbonden en bij de experts van het aan de christelijke arbeidersbeweging verbonden onderzoeksinstituut HIVA. Daar valt te horen dat de beperkte Belgische arbeidsflexibiliteit een goede zaak is: het is het bewijs dat de werknemer hier sterker staat tegenover de werkgever. Meteen volgde een sneer richting arbeidsmarkten als die van Spanje en Portugal, waar meer mensen met tijdelijke of uitzendcontracten werken. In België is het contract van onbepaalde duur voor 90 procent van de werknemers de norm.

Het ironische aan het betoog van het ACV, het ABVV en het HIVA is dat zij ook de eersten zijn om kritiek te uiten op het beperkte aantal laagbetaalde werknemers in België. Bij ons is volgens de OESO 4 procent van de werknemers laagbetaald. In Nederland is dat 15 procent en in Duitsland 18 procent. Het verschil is voor een deel te verklaren door de hoge sectorale minimumlonen, maar ook door het gebrek aan flexibiliteit. Tal van onderzoeken leren dat een flexibele arbeidsmarkt het voor bedrijven interessanter maakt laaggeschoolden aan te werven. Aan het begin van de loopbaan mogen ze dan wel in onregelmatige werkroosters zitten en wat minder verdienen, maar zodra ze op de arbeidsmarkt gelanceerd zijn, volgt al snel een vaste baan. Uitzendarbeid – verguisd door de vakbonden en een van de weinige echt flexibele arbeidsmarktinstrumenten in België – is bijvoorbeeld meer dan ooit een doorstroomkanaal naar een klassiek contract van onbepaalde duur.

Een flexibele arbeidsmarkt maakt het interessant laaggeschoolden aan te werven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content