Fiscale valkuilen van co-ouderschap

Co-ouders die nog een verdeling van de fiscale voordelen voor hun kinderen wensen, moeten voor het einde van dit jaar de nodige maatregelen treffen.

Kinderen kunnen fiscaal nooit ten laste zijn van meer dan één persoon. In geval de ouders niet meer samenleven, kunnen zij dus ook slechts ten laste zijn van één van beide ouders. Vroeger stelde dat niet veel problemen. Meestal verbleven de kinderen het merendeel van de tijd bij een van de ouders. Zij waren dan bij hem ten laste. Die ouder genoot dan de fiscale voordelen waarop kinderen recht geven. Deze voordelen bestaan in hoofdzaak uit een verhoging van de belastingvrije som.

Co-ouders. Met de opkomst van het co-ouderschap is dat allemaal minder duidelijk geworden. Als een kind in een regeling van co-ouderschap juist even lang bij elk van beide ouders verblijft, wie kan dan aanspraak maken op de fiscale voordelen? Volgens de wet is het kind ten laste van de ouder van wiens gezin het deel uitmaakt op 1 januari van het aanslagjaar (dit is het jaar dat op het inkomstenjaar volgt). In theorie is het dus niet uitgesloten – en de rechtbank van eerste aanleg in Brussel heeft al aanvaard – dat kinderen in een regeling van co-ouderschap beurtelings ten laste kunnen zijn van elk van beide ouders. Het ene jaar bij de vader (als ze op 1 januari van het aanslagjaar bij hem verblijven) en het andere jaar bij de moeder (als ze op 1 januari van het volgende aanslagjaar bij haar verblijven).

De wetgever is co-ouders enkele jaren geleden al tegemoetgekomen. Sindsdien kunnen ouders, als zij het wensen, het fiscale voordeel voor hun gemeenschappelijke kinderen onder mekaar verdelen. Tot nog toe was daarvoor vereist dat de niet meer samenwonende ouders gezamenlijk een schriftelijke aanvraag opstelden die zij bij hun respectieve aangiften in de personenbelasting moesten voegen. De aanvraag moest elk jaar worden hernieuwd.

Het betrof dus een puur optioneel stelsel. Niet meer samenwonende ouders die geen verdeling wensten, konden ermee volstaan gewoon geen aanvraag in te dienen. Bovendien kon elk van beide ouders de regeling torpederen door de aanvraag uiteindelijk niet bij de aangifte te voegen.

Tegelijk was de regeling – op het vlak van de formaliteiten – niet erg logisch. Niet meer samenwonende ouders zijn meestal niet de beste maatjes. Nochtans moesten zij – met het oog op de fiscale verdeling – elk jaar opnieuw overeenstemming bereiken over de in te dienen aanvraag.

Nieuw. Vandaar dat de paarse regering nog vlak voor de ontbinding van het parlement een nieuwe regeling heeft laten goedkeuren die de formaliteiten eenvoudiger maakt. In de nieuwe regeling, die vanaf het aanslagjaar 2008 (inkomsten van 2007) van toepassing wordt, moet niet elk jaar opnieuw overleg plaatsvinden tussen de co-ouders. De verdeling van de fiscale voordelen – bij co-ouderschap waarbij de huisvesting van de kinderen gelijkmatig verdeeld is over de beide ouders – zal voortaan onder bepaalde voorwaarden bijna automatisch van toepassing zijn. Dit zal om te beginnen het geval zijn als de gelijkmatige verdeling van de huisvesting door de rechtbank is opgelegd. Dit zal ook het geval zijn als de gelijkmatige verdeling van de huisvesting voortvloeit uit een overeenkomst tussen de co-ouders, maar dit slechts op voorwaarde dat deze overeenkomst tegelijk voorziet in een verdeling van de fiscale voordelen en bovendien op voorwaarde dat deze overeenkomst geregistreerd is of door de rechter gehomologeerd is. Is dit het geval, dan zal de verdeling ook automatisch van toepassing kunnen zijn, zonder dat de co-ouders daar nog van jaar tot jaar over moeten bakkeleien.

In alle andere gevallen is er geen mogelijkheid van verdeling meer. Co-ouders die bijvoorbeeld wel een overeenkomst hebben, maar die niet laten registreren, hebben geen recht meer op de verdeling.

Complex. Is dit een goede regeling? Het is alleszins een stap in de goede richting. Alles wat de meestal gespannen verhoudingen tussen niet meer samenwonende ouders kan helpen verbeteren, is welkom. Maar de regeling is nog steeds erg ingewikkeld. Zo blijft de regel bestaan dat de fiscale verdeling tussen co-ouders onverenigbaar is met de fiscale aftrek van onderhoudsgelden. Als de ouder die voor de kinderen onderhoudsgelden betaalt, een beroep doet op de fiscale aftrek ervan, dan blokkeert hij – ook in de nieuwe regeling – automatisch het stelsel van de fiscale verdeling tussen co-ouders. Dat vergt moeilijke berekeningen over welk stelsel fiscaal het meest voordelig is.

Het nieuwe stelsel is ook overdreven formalistisch. Als de gelijkmatige verdeling van de huisvesting, inclusief de fiscale verdeling, het gevolg is van een ‘overeenkomst’ tussen de co-ouders, dan werkt de fiscale verdeling voortaan enkel op voorwaarde dat deze overeenkomst op 1 januari van het aanslagjaar geregistreerd of gehomologeerd is. Co-ouders die volgend aanslagjaar (2008) de fiscale verdeling wensen, kunnen dus niet wachten tot op het ogenblik van het indienen van hun aangifteformulier. Zij moeten ervoor zorgen dat de registratie of de homologatie van hun overeenkomst op 1 januari 2008 een feit is.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content