FISCALE STRAF VOOR HISTORISCHE MEERWAARDE

Behalve de regeling voor de reserve botst ook de overgangsregeling voor de waardering van het actief van intercommunales op kritiek. Bij de verkoop van bijvoorbeeld een gebouw zal een belasting worden geheven op het verschil tussen de boekwaarde en de verkoopwaarde. “De meerwaarde uit de periode van de rechtspersonenbelasting wordt zo belast”, zegt fiscaal advocaat Geert Gemis. “Het gaat dus om een retroactieve belasting.”

Dat vergt enige uitleg. Stel dat een machine in 2007 werd aangeschaft voor 100.000 euro. In het boekjaar 2015 is het afgeschreven bedrag 70.000 euro en de boekwaarde 30.000 euro. Stel dat de intercommunale er eind 2015 in slaagt de machine te verkopen voor 200.000 euro. De boekhoudkundige winst wordt belast tegen een tarief van 33,99 procent. Op de boekhoudkundige meerwaarde van 170.000 euro moet de intercommunale dus 58.000 euro vennootschapsbelasting betalen.

Dat gaat volgens advocaat Geert Gemis niet op. Een deel van de meerwaarde, 60.000 euro, is verbonden met het afgeschreven bedrag in de periode 2007-2014. Dat bedrag is nooit fiscaal in rekening gebracht met de winst, omdat er eenvoudigweg geen vennootschapsbelasting werd betaald. “Indien dit toch als meerwaarde wordt beschouwd, komt dat neer op een uitgestelde belasting voor de tijd dat die niet verschuldigd was”, verduidelijkt hij.

Daarom is het eerlijker op het moment dat er een overschakeling is naar het regime van de vennootschapsbelasting de afschrijving uit de belastingvrije periode van voor 2015 in rekening te brengen in de boekwaarde. Gemis noemt dat een fiscale step-up. Zo’n regime bestaat er trouwens ook voor vzw’s die door de fiscus verplicht worden vennootschapsbelasting te betalen.

In ons voorbeeld bedraagt de gecorrigeerde fiscale boekwaarde 90.000 euro in plaats van 30.000 euro (door de step up van 60.000 euro oude afschrijvingen). De meerwaarde is dan 110.000 euro, waarop dan 37.000 euro belasting moet worden betaald. Gemis vindt zelfs dat een gelijkaardige regeling moet gelden als voor de latente meerwaarde van 110.000 euro onder de rechtspersonenbelasting. “In dat geval is er van een vennootschapsbelasting helemaal geen sprake meer”, klinkt het.

De advocaat vindt dat de nieuwe wettelijke regeling in tegenspraak is met het overgangsregime dat geldt voor verliezen die geboekt zijn voor 2015. Die mogen niet worden afgetrokken onder het stelsel van de vennootschapsbelasting. “Dat is niet logisch”, meent Gemis. “Verliezen uit het verleden, die mogelijk het gevolg zijn van afschrijvingen, worden genegeerd. Maar fiscaal onbenutte afschrijvingen tellen wel mee in de nieuwe situatie. Het is het een of het ander.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content