FATHER DAMIEN

Op het eiland Molokai (Hawaï) wordt een film gedraaid over het leven van pater Damiaan. Met een budget van ca. 380 miljoen frank is Father Damien de duurste Belgische productie ooit, met een pléiade van (wereld)sterren als Peter O’Toole, Kris Kristofferson, Sam Neil, Derek Jacobi, de Australiër David Wenham als Damiaan én van eigen bodem Jan Decleir, Michael Pas en Dirk Roofthooft.

Het onherbergzame en ontoegankelijke schiereiland Kalaupapa, waar het melaatsendorp van pater Damiaan onverbiddelijk van de buitenwereld werd afgesloten, is nu makkelijk bereikbaar vanuit Hoolehua, na een vlucht met de Twinotter van welgeteld 6 minuten. Twee jaar geleden kwam ik er een eerste keer. Het aantal passagiers bedraagt nu het dubbele: 8 in plaats van 4. Dat heeft alles te maken met het draaien van de film Father Damien. Er staan ook 3 privé-jets geparkeerd voor de barak die dienst doet als luchthavengebouw. Die dienen om dure acteurs te verplaatsen, maar ook om voedsel en rekwisieten aan te brengen. Want Kalaupapa is het einde van de wereld, waar één keer per week vers voedsel wordt overgevlogen en één keer per jaar een cargoboot langskomt met goederen die door de inwoners besteld werden.

Richard Marks, former patient en sheriff van het dorp waar nu nog 54 (ex-)patiënten overblijven, staat ons net als die eerste keer op te wachten met zijn truck. Mensen die Kalaupapa willen bezoeken, en dat zijn er gemiddeld 6 à 7 per dag, mogen er niet vrij rondlopen en geen personen fotograferen zonder schriftelijke toelating. Hansen’s disease mag dan sedert de jaren ’50 met een eenvoudig geneesmiddel te behandelen zijn, de mensen dragen nog altijd de sporen van de ziekte, ook al is er geen enkel besmettingsgevaar meer. “We spreken van former patients en patients, omdat sommigen na zoveel jaren nog steeds open wonden hebben en dagelijks verzorging nodig hebben in het hospitaal”, zegt Richard Marks. En er valt een stilte. Een pijnlijke stilte die dit schiereiland kenmerkt. Een stilte die doorbroken wordt door de filmcrew.

De film

wordt gedraaid in een tijdspanne van 60 dagen, tot 19 augustus. Producers zijn Tharsi Vanhuysse en Grietje Lammertyn van Era Films, die eerder o.a. Gaston’s War van Robbe De Hert verwezenlijkten. Andere projecten die op stapel staan, zijn de verfilming van Mont Ducal, het politieke drama van Hugo De Ridder door Stijn baron Coninx; én Limousine naar de bloedstollende thriller van Patrick Conrad die de film zelf zal regisseren. Maar het bijzondere aan Father Damien is de kostprijs én de ambitie. “Toen we de rechten op het boek van Hilde Eynikel – Damiaan, De Definitieve Biografie – verworven hadden, waren we het er snel over eens dat het een internationale film van hoog niveau moest worden”, zegt Vanhuysse. “Dat was moeilijk waar te maken met een Vlaamse scenarist. Daarom dachten we in de eerste plaats aan John Briley, de maker van Gandhi en City Freedom, allebei goed voor een Academy Award. Tot onze verbazing aanvaardde hij bijna onmiddellijk de opdracht. Hij kende Damiaan en zijn bewondering voor zijn figuur werd nog groter toen hij kennis nam van de inhoud van het nieuwe archiefmateriaal dat Hilde Eynikel aangeboord had.”

Dat archiefmateriaal is de sleutel tot de film. Voor haar doctoraatsverhandeling aan de KUL kreeg Eynikel als eerste toegang tot de archieven van de paters picpussen in Leuven. Van onder het stof kwam een figuur met karakter tevoorschijn, die niet terugdeinsde voor botsingen met zijn oversten. Een man die Hawaïaan werd onder de Hawaïanen en eenieders godsdienstige overtuiging respecteerde. “Met de dood voor ogen, is iedereen gelijk”, was één van zijn geliefde uitspraken. Een man die experimenteerde met placebo’s en wetenschappelijk onderzoek en zeer progressieve ideeën had over palliatieve zorgen. Een man die het leven in de moeilijkste omstandigheden zin trachtte te geven, die pleitte voor de liefde als helende factor en oproeide tegen de ergste discriminatie. Het spreekt vanzelf dat de figuur van Damiaan door de verfilming een universeel en actueel karakter zal krijgen en dat de link naar ons aids-tijdperk zal gelegd worden.

“Met een prefinancieringspremie van de Vlaamse Gemeenschap en 20 miljoen privé-kapitaal zijn we van wal gegaan”, zegt Vanhuysse. “Belangrijk is dat we erin geslaagd zijn alle rechten in eigendom te houden. Zoniet verlies je alle zeggenschap over de film.” De vennootschap heeft 70 procent van de financiering in handen; de Vlaamse Gemeenschap neemt 10 procent voor haar rekening. Naarmate de rollen ingevuld werden, bleef het budget stijgen. Tot een goeie 10 miljoen dollar, een record voor ons land. Paul Cox (Nederland/Australië) werd aangezocht als regisseur, “omdat hij één van de weinigen is die het epische met het spirituele kan verbinden”. Voor de hoofdrol werd bewust gekozen voor een minder bekende acteur “om de aandacht niet van de figuur van Damiaan af te leiden”. De Australiër David Wenham kreeg de eer. Hij is 33, zoals Damiaan wanneer hij op Molokai aankwam. Wenham was eerder te zien in The Boys, A Little Bit of Soul en Dark City. Grote kanonnen zijn Peter O’Toole ( Lawrence of Arabia), Kris Kristofferson ( A Star is Borne), Sam Neil, Derek Jacobi ( Hamlet) en oscarwinnaar Jan Decleir die de rol zal spelen van bisschop Köckemann.

“Het zal een biopic worden”, zegt Hilde Eynikel. “Een film met grote historiciteit.” Scenarioschrijver John Briley bracht trouwens een aantal dagen in Boutsersem door bij de schrijfster/historica. “Alle scènes die ik graag in de film wou, heeft hij erin opgenomen”, glundert Eynikel die ervan overtuigd is dat we de ware Damiaan in de film te zien zullen krijgen.

De scène

die we zullen bijwonen is een sleutelmoment in het verhaal. De jonge Damiaan is pas op Molokai aangekomen en gaat op bezoek bij de Britse verpleger William Williamson (Peter O’Toole) die reeds aangetast is door lepra. Peter O’Toole zit op de grond voor een vervallen hut, in lompen gekleed, de handen omzwachteld, het aangezicht onder de vlekken. Father Damien is nog een aardige, slanke jongeman, fris gewassen en keurig afgeborsteld in zijn lange, zwarte pij. Maar hij rookt reeds pijp. De echte Damiaan is beginnen roken omdat hij niet kon wennen aan de stank van de etterende wonden. Tussen haakjes: regisseur Paul Cox is zelf een pijproker en heeft hoofdrolspeler David Wenham geleerd de pijp te stoppen en in de brand te steken.

Uit Damiaan – De Definitieve Biografie: “De bries die door de open ramen speelde, kon de stank die uit de wonden opsteeg, niet volledig wegnemen. Maden kropen door zweren en de diarree op de vloer werd maar één keer per dag weggeschuurd. ‘Schurft, braaksel, vlooien en luizen, vuil. Daar vechten we tegen,’ merkte Williamson schamper op.”

De set werd gebouwd op een paar honderden meter van de kerk en het graf van Damiaan, bij het vroegere dorp Kalawao. De gure wind blaast ongenadig over de dialoog heen. Een geit staat te mekkeren (tot grote ergernis overigens van Peter O’Toole), enkele figuranten strompelen door het beeld. De regisseur lijkt tevreden. “Damiens hands should be more dirty.” En zo geschiedt. We trachten ons voor te stellen hoe Damien in de komende weken zal evolueren. Vandaag lijkt hij ons wat té knap, té slank. “Damien was 20 kilogram zwaarder”, weet David Wenham. “Maar het zou maar erg zijn als ieder personage volgens gewicht werd ingevuld. De inleving is heel belangrijk. Ik kende iets van het verhaal, maar heb vooral veel research gedaan. Ik ben 3 weken vroeger op de set aangekomen om hier te kunnen leven tussen de mensen. Ik heb heel veel gepraat met patiënten en met verplegend personeel. Om te trachten de ziekte die Damiaan zal verwoesten, maar ook de kracht om ertegen te vechten, te doorgronden en te begrijpen. Ik ben ook een tijdje bij de picpussen in Honolulu in de leer geweest om de knepen van het vak, het ritueel van de eredienst helemaal in de vingers te krijgen.”

Wenham woont voor de hele duur van de opnamen met zijn vrouw in een klein hutje op het eiland. Zijn vrouw werkt mee op de set en staat in voor de rekwisieten. David zelf heeft ook meegetimmerd aan het decor. Want zoals bekend was Damiaan ook en vooral een kerkenbouwer. Op Molokai bouwde hij niet minder dan 7 godshuizen. “Hij was ook een groot muziekliefhebber en elk van zijn kerken had een uitstekende akoestiek”, weet Richard Marks, die zelf de rol van organist zal vertolken in de film. Hij heeft de dialoog gevolgd met de koptelefoon. “Damiaan was een sterk en koppig man, één van de weinige katholieke priesters die de natives graag mochten. Als ik David hoor, beantwoordt hij daaraan. Hij ziet er misschien wat zacht uit, maar dat zal gauw veranderen.” Een film moet het van contrasten hebben. Film is immers ook drama.

Het decor

dat ontworpen werd door production designer Jan Petitjean, is alvast een oscar waard. De hutten staan er slechts een paar weken, maar zien eruit alsof ze honderd jaar geleden gebouwd werden. “Je had het dorp moeten zien als het nieuw was”, zegt Jan. “Je herkent het niet meer. Bouwen was gemakkelijk. De hutten oud en vervallen maken, was een andere karwei. Hopelijk raast er geen hurricane door het dorp…” De hutten zijn wel dermate stevig dat ze zouden kunnen blijven staan als daar nood aan is. De film heeft het dorp Kalawao, dat in de jaren vijftig met de bulldozer werd gelijkgemaakt, weer tot leven gewekt. “Er gaan stemmen op om het decor na de filmopnamen te laten staan en persoonlijk zou ik dat een goede zaak vinden”, meent Richard Marks, die ook aanmerkingen geeft op de set: “Dat paard van Damiaan ziet er veel te goed uit. This is a king’s horse, not Damien’s horse…” Door de film op deze locatie te draaien kon het niet anders of de patiënten en ex-patiënten moesten wel bij het project betrokken worden. De film kan er alleen maar goed bij varen. Maar misschien ook de settlement. Deze mensen, die zich jarenlang in hun isolement hebben teruggetrokken, tonen zich na een paar weken zeer enthousiast en bereid om mee te werken. “Ze bieden zich aan voor allerlei klusjes. Ze komen met voorwerpen van vroeger voor de dag. Ze willen zelfs meespelen in de film. En die kans zullen ze ook krijgen”, zegt Grietje Lammertyn van het productiehuis. Behalve Richard Marks zal bijvoorbeeld ook little Bishop – zo genoemd omdat hij als misdienaar optrad – een rol krijgen. Hij was de laatste inwoner van Kalawao. Grietje Lammertyn: “Toen de film aan de vooravond van de eerste opnamen naar Amerikaanse gewoonte werd ingezegend, was het hele dorp van de partij en werd er gezongen en verbroederd tot diep in de nacht. Een paar weken voordien waren de mensen eerder terughoudend tegenover onze aanwezigheid.” Of hoe The making of Father Damien op een merkwaardige manier bijdraagt tot meer openheid en een verandering van mentaliteit.

Richard Marks

was er niet scheutig op ons ook het hospitaal van Kalaupapa te laten zien. “Er zijn patiënten aanwezig en die stellen dat wellicht niet op prijs”, argumenteert hij. Maar nursing supervisorFe Schwind en de patiënten zijn wat blij met onze belangstelling. Het nieuwe hospitaal is goed uitgerust en er werken 11 mensen. De verpleegsters zijn afkomstig uit Japan, Korea, Portugal en Hawaï. Er zijn ook nog een paar zusters werkzaam. Twee keer per week komt een dokter uit Honolulu met het vliegtuig overgevlogen. Drie patiënten van 93 jaar krijgen permanente zorgen, anderen komen op consultatie. “We zijn voor een paar jaar in Tremelo geweest met 17 patiënten en hebben in Leuven het graf van Damiaan bezocht”, zegt de hoofdverpleegster. Ze leidt ons met enthousiasme rond en stelt ons voor aan de patiënten die uitbundig reageren als ze horen dat we uit België komen: “Het land van Father Damien!” In het dorp Kalaupapa hangt hier en daar een vlag van Tremelo. Richard Marks is er al negen keer geweest. “Sedert de zaligverklaring kent iedereen Damiaan”, zegt hij. “Een paar jaar geleden kende niemand hem.” Of hij vindt dat de patiënten nog steeds het slachtoffer zijn van discriminatie? “Neen. Ons probleem is dat sommige mensen ons nu te graag zien. Of toch doen alsof… terwijl ze ons vroeger niet wilden kennen.”

Soms klinkt een zeker cynisme of sarcasme in zijn stem: “Ze willen ons hier weg en ons overplaatsen naar een ander domein. Politici spelen graag golf. Dus als we hen laten doen, komt hier over een paar jaar een mooi hotel met golfterrein voor die heren.” De oude site Kalawao is beschermd, maar dat geldt niet voor het dorp Kalaupapa waar de mensen nu wonen.

Richard Marks werd in 1929 geboren op het eiland Maui. Hij zag zijn vader, zijn zussen en zijn broer vertrekken naar de leprozerie. Op zijn vijftiende monsterde hij als matroos op een schip aan om te vluchten voor de ziekte. Na een ongeval met de motor werden de eerste symptomen vastgesteld. Hij pendelde tussen ziekenhuizen en de leprozerie en werd in 1956 definitief naar Kalaupapa overgebracht. Hij trouwde met Gloria die hij in het ziekenhuis had leren kennen en die eveneens aan de ziekte leed.

Wereldwijd wordt het aantal lepralijders vandaag geschat op 15 miljoen.

Ik heb

nooit geweten waarom Molokai friendly island genoemd wordt. De toeristen evenmin, want zij laten het vriendelijke eiland links liggen. Enkele uitzonderingen niet te na gesproken: vaak mensen van religieuze inslag die met een muilezel het steile bergpad afdalen om het dorp van de zaligverklaarde Damiaan te bezoeken. Daar worden ze opgewacht door een gids die hen met een aftands knalgeel busje van Damien Tours rondleidt en brengt naar the places of interest: het informatiecentrum waar weinig te koop is; het museum dat nog steeds in de maak is; de kerk die Damiaan eigenhandig gemaakt heeft; het graf waar alleen zijn hand begraven ligt; de site die in de jaren ’50 met de bulldozer gelijk werd gemaakt om de herinnering aan het kwaad weg te vegen. Wat overigens niet is gelukt. Wie voor dat graf gestaan heeft, weet waarover ik spreek. Op die plek ervaar je iets van hoe het moet geweest zijn. Voor je ogen zie je de schoener opdoemen, die tot op 300 meter van de kust komt en de melaatsen die met hun schaarse hebben en houden overboord gegooid worden; je bent getuige van de doodsstrijd van diegenen die de oever niet willen bereiken, te pletter slaan tegen de rotsen of door de andere patiënten weer in zee geduwd worden; je ruikt de stank van rottend vlees; je hoort de doodsklokken luiden tegen de beukende golven in.

Naar schatting vijftienduizend mensen liggen hier begraven. Verstotenen der aarde. Kalaupapa is één knekelveld. Een symbool van ziekte en verderf, maar ook van goedheid en hoop. Dankzij Jef “Damiaan” De Veuster uit Tremelo en de vele tientallen en honderden die op andere plaatsen in de wereld hun kostbaarste bezit, hun leven, in de weegschaal hebben geworpen maar naamloos zijn gebleven. Alsof het kwade en het goede elkaar opheffen in het niets. Zo beaamt ook hoofdrolspeler David Wenham: “Er hangt een vreemd gevoel van rust over deze plaats. Ik voel hier een vrede die ik moeilijk onder woorden kan brengen”.

Wat verder op een rots zit Richard Marks, former patient, in gedachten verzonken. “Of het een heilige plaats is, weet ik niet. Ik weet wel dat het een bijzondere plaats is. Je voelt hier iets. Zoals op een slagveld waar hevig gevochten werd. Het is alsof je lichaam heel rustig wordt. Net hetzelfde gevoel heb ik gekend aan het eind van de oorlog toen ik de lichamen van gesneuvelde kameraden weer naar huis moest brengen.”

Tharsi Vanhuysse: “Toen we hier de eerste keer kwamen, wisten we dat de film maar op één plaats kon gedraaid worden. Maar dat was niet evident, want we moesten de instemming krijgen van National Parks, Historical Preservation, maar ook en vooral van de inwoners zelf. Toen ze hoorden dat we het dorp niet wilden platlopen in Hollywood-stijl, maar met een kleine crew van 40 à 50 mensen zouden werken, gingen ze akkoord.”

Ook met toerisme wil men zeer voorzichtig zijn. Cyriel Van Meel heeft jarenlang in Congo in diverse dispensaria voor melaatsen gewerkt, als gezondheidsbeambte voor het Tropisch Instituut. Volgend jaar zal hij twee groepen met verre familieleden en sympathisanten van de Damiaanactie naar Molokai gidsen. “Het is essentieel dat het dorp bewaard blijft”, meent hij. “Ten eerste omdat de mensen hier willen blijven. Ten tweede omdat Kalaupapa een symbool geworden is, voor de strijd tegen onrecht en ziekte. Ik ben ervan overtuigd dat toerisme naar Kalaupapa goed is. Maar alleen in een gecontroleerde vorm, zoals dat nu het geval is.”

“Weet je wat zo goed is”, sprak Damiaan op zijn sterfbed. “Ik kan nu zeggen: nunc demittis, ik doe afstand. De toekomst van het werk bij die arme melaatsen is verzekerd. Ik ben niet meer nodig, ik kan vertrekken.”

Begin volgend jaar in de bioscoop.

Lectuur: Hilde Eynikel, Damiaan – De Definitieve Biografie, 1997 Davidsfonds/Leuven.

HENK VAN NIEUWENHOVE, ERIK TANGHE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content