Farmagriep teistert Europa

Roeland Byl redacteur bij Trends

Eli Lilly, een Amerikaanse producent van geneesmiddelen, wil zijn Europese onderzoeksactiviteiten herorganiseren. De Belgische vestiging gaat daarom dicht. Volgens de farmaceutische sector keren de grote producenten Europa de rug toe. Die trend heeft nefaste gevolgen voor de volksgezondheid, de overheidsfinanciën en de werkgelegenheid, vreest de sector.

De bazen van Eli Lilly hadden het tijdstip niet beter kunnen kiezen. Toen ze eind juni hun herstructureringsplannen aankondigden, was het jaarlijkse congres van de European Federation of Pharmaceutical Industries and Associations (Efpia) volop aan de gang. De toplui van de Europese geneesmiddelenindustrie discussieerden toen in Praag over de toekomst van hun sector.

Eén boodschap was constant: Europa verliest terrein als bakermat voor geneesmiddelenonderzoek, terwijl de Europese beleidsmakers met de agenda van Lissabon juist beoogden vleugels te geven aan innoverende industrieën. Maar volgens de farmabazen is Europa nog ver van zijn doel verwijderd. Efpia-president Franz Humer: “We praten al vijf jaar over een beter innovatieklimaat, maar er verandert weinig. Het is tijd om de daad bij het woord te voegen en daadwerkelijk ruimte te geven aan een innoverende sector als de onze.”

Cijfers spreken meestal klare taal. Uit gegevens van de respectieve beroepsverenigingen blijkt dat de uitgaven voor geneesmiddelenonderzoek tussen 1995 en 2004 groeiden, zowel in Europa, Japan als Amerika. Alleen is de groeiversnelling niet overal dezelfde. Europa had begin jaren negentig nog de leiderspositie, maar moest ergens tussen 1995 en 2000 de koppositie afstaan aan de VS. In Europa stegen sinds 1990 de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling met een factor 2,7 terwijl ze in de VS meer dan verviervoudigden over dezelfde periode.

Die inhaalbeweging van Amerika leidde in Praag tot een klaagzang over het ongunstige Europese klimaat voor de geneesmiddelensector. Helemaal unaniem is die klachtenregen overigens niet. “Ik houd niet van fatalisme,” zegt Jean-François Dehecq, terwijl hij lurkt aan een dikke sigaar. “Mijn belangrijkste onderzoekers zitten in Europa. En ik ben niet van plan ze naar Amerika te verplaatsen. De tijd van de ongebreidelde groei in de VS is voorbij. Onder invloed van de verzekeraars wordt de druk op de prijzen ook daar steeds groter.” Dehecq gedraagt zich op het eerste gezicht nog als een typisch Franse patron, maar is als chief executive officer van het Franse Sanofi-Aventis en vice-president van Efpia zeker geen kleine jongen. Hij gelooft heilig in het principe dat interessante onderzoekers in de eerste plaats naar interessante onderzoeksprojecten komen. Maar hij trekt toch aan de alarmbel. “Europa moet zich dringend afvragen hoe we deze sector en de bijbehorende werkgelegenheid voor onze kleinkinderen hier kunnen houden,” onderlijnt Dehecq.

Doelwit van besparingen

De top tien van ‘s werelds grootste farmabedrijven bevat vijf Europese en vijf Amerikaanse bedrijven. De vraag is echter: hoe Europees zijn die bedrijven nog? Zo verplaatste Novartis de jongste jaren een flink stuk van zijn onderzoek naar Amerika en ligt het hoofdkwartier van GlaxoSmithKline sinds de fusie aan de andere kant van de plas. De redenering is altijd dat hoofdkwartieren en onderzoekscentra opschuiven naar waar de markt zich bevindt. De jongste tien jaar was dat zonder twijfel de VS. Cijfers uit 2005 lijken echter te wijzen op een kentering: voor het eerst in meer dan tien jaar kent de geneesmiddelenverkoop in Europa een sterkere groei dan in Amerika.

“Europa boert op het eerste gezicht niet slecht,” bevestigt Efpia-woordvoerder Christophe de Callatay. “Van de 600.000 Europese werknemers in de sector zijn er 100.000 onderzoekers. En op het vlak van productie van geneesmiddelen staat Europa met een omzet van 170 miljard euro nog steeds aan de top. Het is in onderzoek dat we trager vooruitgaan dan andere delen van de wereld. Steeds meer onderzoek gebeurt buiten Europa.”

De onderzoeksgedreven farma-industrie geeft 40 % meer middelen aan Amerikaanse onderzoekers dan aan Europese. De jongste tijd spendeert de sector zijn researchdollars ook steeds vaker in India, China of Singapore. De Callatay: “Zonder twijfel blijft de farmaceutische industrie een van de best presterende hightechsectoren in de Europese Unie en een sleutelspeler voor de Europese kenniseconomie. Onze sector staat voor 3,5 % van de industriële productie, spendeerde in 2005 meer dan 21 miljard euro aan onderzoek en heeft een handelsoverschot van 34 miljard euro. Dit is een industrie om te koesteren in een globaliserende wereld.”

Paradoxaal genoeg, zo viel in Praag te horen, slaagt Europa er steeds minder in om het juiste economische klimaat te scheppen. Geneesmiddelenproducenten spelen op wereldschaal en opereren dus in toenemende mate vanuit het buitenland. “Aan de oppervlakte ziet het er allemaal niet zo slecht uit,” zegt De Callatay. “Maar Europeanen hangen voor hun geneesmiddelen steeds meer af van onderzoek dat elders wordt verricht. Als die trend voortgaat, zal Europa op alle fronten verliezen: een teruglopende volksgezondheid, minder publieke financiën en verlies van werkgelegenheid.”

Efpia maakt zich sterk dat er iets moet veranderen in de houding van de Europese beleidsmakers en in het beleid van de lidstaten. In Praag bepaalde de beroepsfederatie haar actiepunten op de lobbyistenagenda. Weinig nieuws onder de zon. Het gaat meestal om de traditionele besognes waar de industrie al langer op hamert. “We formuleren een paar praktische suggesties,” zegt de Callatay. “We benadrukken dat innovatieve geneesmiddelen moeten worden beloond in plaats van het grootste doelwit te zijn van een besparingsbeleid. We zijn voorstanders van meer competitie op het vlak van de prijzen, zeker voor de niet-terugbetaalde geneesmiddelen. We ondersteunen ook het concept van headroom for innovation. Dat impliceert dat besparingen die worden gehaald via goedkopere generieken, de innovatie ten goede moeten komen. De geneesmiddelenmarkt in de VS heeft namelijk aangetoond dat competitieve marktkrachten een motor kunnen zijn voor geneesmiddelenonderzoek, tenminste als innovatie wordt beloond met betere prijzen.”

De jongste tijd lijkt de industrie gehoor te vinden bij Europese politici. Het betoog dat Europa een sterke geneesmiddelenindustrie nodig heeft, is in Brussel alomtegenwoordig. Ook de Belgische regering neemt het jongste jaar een positievere houding aan tegenover de industrie. Tot tevredenheid van Pharma. be. “We zijn blij dat er bij de regering meer aandacht komt voor ons economische belang. Alleen kwam voor Eli Lilly die ommekeer in het klimaat blijkbaar te laat,” zo stelt woordvoerder Olivier Remels.

Snellere toegang tot geneesmiddelen

Aandachtspunt nummer één van de sector blijft de snellere toegang tot nieuwe geneesmiddelen. Vorig jaar presenteerde consultant IMS Health een rapport waaruit blijkt dat er in twintig van de 25 EU-landen vertragingen optreden bij het toelaten van nieuwe geneesmiddelen op de markt. In die landen is 15 tot 48 % van de medicijnen die de laatste vijf jaar door de Food and Drug Administration (FDA) of de European Medicines Agency (Emea) werden goedgekeurd, niet beschikbaar. Meestal komen die alsnog op de markt, maar met een vertraging tot ruim een jaar.

Waartoe dat leiden kan, blijkt uit een pan-Europese studie van het Karolinska Institutet. In 2005 concludeerde het instituut dat er binnen Europa belangrijke verschillen in de kankerbehandeling bestaan. Dat neemt in sommige gevallen dramatische proporties aan. Maar er wordt aan gewerkt. Zo keurde de Belgische overheid twee weken geleden de terugbetaling van een middel tegen borstkanker van Roche goed. Dat was zo’n voorbeeld van een dramatische vertraging.

De vertragingsmechanismen zijn overigens verklaarbaar. In toenemende mate zijn alle industrielanden bezig met het beheersen van de groeiende kosten voor gezondheidszorg. Uit recente cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) blijkt immers dat die blijven stijgen. België spendeert al 10 % van zijn bruto nationaal product aan gezondheidszorg. Een decennium geleden was dat amper 7 %.

De geneesmiddelenindustrie voelt zich echter geviseerd en trekt aan de alarmbel. “We begrijpen de bezorgdheid van de Europese lidstaten om de totale gezondheidsuitgaven in de hand te houden,” zegt De Callatay. “Nieuwe geneesmiddelen worden te vaak beschouwd als een kostenpost of een bedreiging voor het bestaande systeem van ziekteverzekering, terwijl ze in de eerste plaats een investering in de volksgezondheid zijn. Uiteindelijk bedragen geneesmiddelen slechts 15 % van de totale kosten voor gezondheid en zorgen ze voor besparingen door bijvoorbeeld patiënten uit het ziekenhuis te houden.”

Het belang van budgetcontrole staat buiten kijf, zegt De Callatay, maar het is even belangrijk om de noden van de sector te erkennen en de farmaceutische innovatie te ondersteunen. “Niemand wordt er beter van als de Europese onderzoeksgedreven geneesmiddelenindustrie verder afbrokkelt. De situatie is ernstig: een van de meest succesvolle en innoverende industrietakken in de EU loopt het gevaar om voor zijn belangrijkste rivalen te moeten onderdoen.”

Europa verliest koppositie

Het succes van de Amerikaanse markt is te verklaren omdat de VS de afgelopen tien jaar het geliefkoosde afzetgebied was voor de meeste geneesmiddelenproducenten. Dat is voor een belangrijk deel te wijten aan de hogere prijzen die de producenten er konden vragen. Een van de redenen waarom de Europese prijzen lager liggen, is de grotere prijscontrole die de Europese regeringen handhaven via het mechanisme van terugbetaling. Dat heeft er tot op heden voor gezorgd dat de totale kosten voor gezondheidszorg in Europa gemiddeld lager lagen. Amerika spendeert ruim 14 % van zijn bruto binnenlands product aan gezondheidszorg. Diverse spelers uit de sector pleitten niettemin al langer om ook in Europa de prijzen vrij te laten. Maar dat voorstel vond nooit genoeg aanhang.

Het zou simplistisch zijn om de terugval van de Europese sector uitsluitend te wijten aan de lagere prijzen, maar het spreekt voor zich dat aantrekkelijke prijzen in een sector die onder meer wordt gedreven door winstbejag, een strategisch bepalend element zijn. De Callatay: “De terugval van Europa als centrum voor geneesmiddelenonderzoek is niet aan één factor te wijten. Het economische en wettelijke kader, de basis van beschikbare wetenschappers, het investeringsklimaat en de culturele attitude tegenover technologische vernieuwing dragen er allemaal toe bij dat Europa zijn koppositie moet afstaan.”

Roeland Byl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content