Exportspecialist in beeldsensoren

Het Antwerpse technologiebedrijf Cmosis, dat beeldsensoren ontwikkelt voor industriële en wetenschappelijke toepassingen, is een zeer winstgevende wereldspeler in zijn niche. Maar het blijft elke dag knokken. “De beste mensen aantrekken en de juiste technologische keuzes maken, dat zijn de grootste uitdagingen”, zegt CEO Luc De Mey.

Luc De Mey en de vijf andere oprichters van Cmosis gaan ver terug in de tijd. Het team werkte samen bij het Leuvense onderzoeksinstituut imec, dat in 1984 werd opgericht. “Daar hebben we als een van de eersten de technologie voor CMOS-beeldsensoren ontwikkeld en op de markt gebracht. In het begin dienden ze vooral voor wetenschappelijke doeleinden. Voor de ruimtevaart, bijvoorbeeld.”

In 1999 richtten enkelen van de zes de imec-spin-off Fillfactory op. “De naam van het bedrijf was gebaseerd op ons patent op de technologie die de gevoeligheid van een pixel substantieel kon vergroten. We groeiden snel. In 2004 draaiden we een omzet van 24 miljoen euro. Toen de aandeelhouders eruit wilden stappen, werd het bedrijf verkocht aan het Amerikaanse Cypress.” Met hun typische start-upmentaliteit voelden de oprichters zich niet op hun plaats in een grote organisatie. “Eind 2005 ben ik weggegaan, na mij ook vele anderen.”

“In 2007 was ons niet-concurrentiebeding afgelopen, en richtten we Cmosis op. Om nieuwe technologie te ontwikkelen en te laten patenteren, haalden we een miljoen euro op bij Capital-E, een financiële spin-off verwant aan imec. Later haalden we nog eens 4 miljoen op, vooral bij PMV en ING Private Equity. Met dat geld konden we onze geavanceerde beeldsensoren in de markt zetten. We ontwikkelen en produceren voor professionele, industriële, wetenschappelijke en medische toepassingen. Denk aan beeldchips voor de ruimtevaart — bij de NASA gebruiken ze onze chips bijvoorbeeld om het vertrekproces van een raket in alle details te bekijken. Denk ook aan chipsensoren van 24 miljoen pixels voor de fotocamera’s van Leica.”

Ook in de camera’s voor de trajectcontroles op de Belgische wegen zitten sensoren van Cmosis, net als in de camera’s die de nummerplaten registreren bij het binnenrijden van een stad.

Vooral export

99 procent van de omzet komt echter van de export. Duitsland, Frankrijk, Italië, Japan, Korea, China, de Verenigde Staten en Canada zijn de belangrijkste markten. “In China leveren we de beeldsensoren voor de verkeerscamera’s, die niet alleen worden gebruikt voor het registreren van verkeersovertredingen, maar ook voor gezichtsherkenning. Bij ons mogen gezichtsherkenning en nummerplaten nog niet worden gekoppeld.”

In sensoren voor chirurgische toepassingen en in lineaire sensoren — daarmee worden bijvoorbeeld drukpersen of machines die fruit selecteren gemonitord — was Cmosis tot voor kort niet actief. “Daarom hebben we vorig jaar het Portugese Awaiba overgenomen, een bedrijf dat ook een vestiging had in Duitsland”, legt CEO Luc De Mey uit. “De integratie is zogoed als rond.”

In 2009 bedroeg de omzet 1,9 miljoen euro. In 2013 was dat al 36 miljoen euro, 2014 werd afgesloten met 53 miljoen euro. “We zitten in een groeimarkt”, verklaart De Mey. “Voorts beschikken wij over zeer geavanceerde en goed gepatenteerde technologie. Onze sensoren hebben een hoge beeldkwaliteit — tot meer dan 100 megapixel — en maken tot 24.000 beelden per seconde. Bovendien zijn wij als compact bedrijf flexibel genoeg om snel bij te sturen in de productontwikkeling.”

Eigen koers in een nichemarkt

Als nichespeler ontsnapt Cmosis grotendeels aan de aandacht van de grote sectorgenoten. “Voor bedrijven als Sony, die 95 procent van hun omzet halen uit chips voor smartphones, is onze markt niet zo belangrijk. Waarom zouden zij geïnteresseerd zijn in een klant die 1000 stuks per jaar afneemt, als zij er een half miljard kunnen slijten? Wat wij ontwikkelen is erg complex en vraagt een one-to-one-relatie met een klant.”

Met een winstmarge van meer dan 30 procent scoort Cmosis een stuk beter dan het gemiddelde in de sector. “Wij hebben geen eigen fabrieken, maar we controleren wel zelf het hele productie- en verpakkingsproces, en kunnen snel corrigeren. Dat vertaalt zich in een minimale foutenmarge. Precies die foutenmarge is een belangrijke factor in onze sector. Wanneer je een nieuw type sensor produceert, is het niet uitzonderlijk dat in het begin slechts 20 procent goed genoeg is voor verkoop. Bij ons evolueert dat percentage al snel naar 50 procent en meer.”

Sinds januari 2014 heeft de Amerikaanse investeringsmaatschappij TA Associates 80 procent van de aandelen. De overige 20 procent zit bij de zes oprichters, die nog allemaal actief zijn in het bedrijf. “Na onze vroegere ervaringen gingen we liever in zee met een private-equitygroep dan met een nieuwe industriële partner. Zolang het goed gaat, kunnen we onze eigen koers varen.”

Uit alle hoeken van de wereld

Dat Cmosis een beursgang zou overwegen, ontkent De Mey met klem. “Wij hebben dat ook in de krant gelezen”, klinkt het fijntjes. “Maar er is geen noodzaak, wij genereren meer dan voldoende cash. Nieuwe technologie blijven ontwikkelen kost geld, maar het is de klant die de research betaalt, terwijl de technologie onze eigendom blijft. Bovendien betaalt de klant vaak al een stuk vooraf, voor we aan een specifieke ontwikkeling op maat beginnen. Dat is standaard in de sector. Een fantastisch model.” (lacht)

Cmosis heeft 110 mensen op de payroll, van wie er 75 in Berchem werken en de rest in Duitsland en Portugal. Plannen voor kantoren elders zijn er niet. “We kunnen de rest van de wereld perfect vanuit die drie locaties bedienen. De groei van ons bedrijf wordt wel beperkt door het aantal competente mensen dat we kunnen vinden met knowhow in dit gespecialiseerde vakgebied. 90 procent van onze medewerkers zijn ingenieurs. Die zijn sowieso al schaars en dan moeten ze nog interesse hebben voor onze toch heel gespecialiseerde niche. We hebben dan ook acht nationaliteiten in huis, uit alle hoeken van de wereld.”

“Moeilijk is ook dat je in alle fasen van een groeibedrijf een ander soort mensen nodig hebt. Wie goed functioneert in een start-up met een organische structuur, is niet noodzakelijk gelukkig in een meer formele omgeving. Wij zijn nu geen pionier meer, wel een kmo, waar je niet meer op elk moment bij de baas binnenloopt. Met goede communicatie vangen we veel op, maar dat vraagt grote en volgehouden inspanningen. Ons warrantsplan draagt natuurlijk ook bij aan de loyauteit van onze medewerkers.”

Dé grote uitdaging voor dit jaar, volgens De Mey, is de beslissing die Cmosis moet nemen over de technologische richtingen die het bedrijf uitgaat. “In welke domeinen gaan we investeren? Doen we dat bijvoorbeeld in de ontwikkeling van beeldsensoren voor de automobielindustrie? En met welke toeleveranciers gaan we daarvoor dan in zee? Dat zijn aartsmoeilijke keuzes, en pas achteraf weet je of het de juiste waren.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content