Europese spaarrichtlijn: beslissing valt tegen 30 juni 2004

De Europese ‘spaarrichtlijn’ wil garanderen dat elke burger belasting betaalt op de inkomsten uit zijn spaargeld. Maar de inwerkingtreding is niet noodzakelijk voor morgen.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Er is dit najaar voor de fiscale wetgever nog veel werk aan de winkel. Onder meer omdat tegen het einde van dit jaar de onlangs goedgekeurde Europese ‘spaarrichtlijn’ omgezet moet worden in Belgisch recht.

Uitwisseling. De ‘spaarrichtlijn’ wil ervoor zorgen dat de burgers van de Europese Unie in ieder geval belast worden op de interesten die zij op hun spaartegoeden in een andere lidstaat behalen. Dit moet in principe mogelijk gemaakt worden door een gigantisch systeem van automatische informatie-uitwisseling tussen lidstaten. Maar, zoals u weet, hebben België, Luxemburg en Oostenrijk bedongen dat zij in een overgangsperiode ervoor kunnen opteren om niet aan deze informatie-uitwisseling deel te nemen. In plaats daarvan moeten zij dan wel een ‘Europese bronheffing’ inhouden. Gedurende de eerste drie jaar zal deze bronheffing ten minste 15 % moeten bedragen, gedurende de volgende drie jaar 20 %, en voor de rest van de overgangsperiode 35 %.

Dat het om een ‘Europese’ bronheffing gaat, betekent dat de betrokken lidstaten de ingehouden belasting niet zonder meer voor zich mogen houden. Van de ontvangen bedragen zullen zij 25 % in eigen zak mogen steken. De overige 75 % zullen zij moeten betalen aan de lidstaat waar de genieter van de inkomsten woont.

Ontsnappen. Overigens zullen België, Luxemburg en Oostenrijk – in de veronderstelling dat zij voor deze afwijkende regeling opteren – niet kunnen volstaan met het louter organiseren van zo’n inhoudingsstelsel. Zij zullen aan de burgers van de andere lidstaten de mogelijkheid moeten bieden om onder bepaalde voorwaarden aan deze bronheffing te ontsnappen. Dit zal meer bepaald het geval zijn wanneer er voldoende garanties bestaan dat de lidstaat waar de genieter van de inkomsten woont, op de hoogte is (of geraakt) van het bestaan van de inkomsten, en de inkomsten aldaar dus effectief kunnen worden belast.

De richtlijn voorziet, wat dit betreft, in twee systemen waaruit België, Luxemburg en Oostenrijk kunnen kiezen: ofwel een systeem van ‘machtiging’, ofwel een systeem van ‘attestatie’.

Het eerste stelsel (‘machtiging’) houdt in dat de inwoners uit de andere lidstaten bevrijd moeten kunnen worden van de Europese bronheffing als zij de uitbetalende instantie machtigen om informatie door te spelen naar de lidstaat waar de betrokkene woont. Het tweede stelsel (‘attestatie’) houdt in dat de Europese bronheffing achterwege moet kunnen blijven als de betrokkene een verklaring kan voorleggen die uitgaat van ‘de bevoegde autoriteit’ (lees: de belastingadministratie) van de lidstaat waar hij woont.

Ontvangen. Dat België, Luxemburg en Oostenrijk kunnen opteren om in een overgangsfase in principe een Europese bronheffing in te houden in plaats van deel te nemen aan het grote stelsel van informatie-uitwisseling, betekent niet dat de eigen burgers buiten schot zullen blijven. De drie lidstaten zullen in ieder geval automatisch informatie ontvangen van de andere lidstaten die deelnemen aan het grote stelsel van informatie-uitwisseling.

In verband met een Belg die bijvoorbeeld spaarcenten belegd heeft in Nederland of in Duitsland, zal de Belgische fiscus dus automatisch inlichtingen ontvangen vanuit Nederland of Duitsland. Heeft hij spaarcenten belegd in Luxemburg of Oostenrijk, dan zal de Belgische fiscus – in de overgangsregeling – normaal gezien geen informatie, maar wel ‘geld’ ontvangen (althans in de veronderstelling dat Luxemburg en/of Oostenrijk voor de Europese bronheffing opteren). Zoals gezegd, moet van de bronheffing immers 75 % doorgestort worden naar het land waar de genieter woont (in casu is dat België).

Inwerkingtreding. Dat België zijn wetgeving uiterlijk tegen eind dit jaar moet aanpassen om aan de verplichtingen van de ‘spaarrichtlijn’ te voldoen, betekent niet dat het nieuwe stelsel meteen in werking treedt. De richtlijn zegt dat de lidstaten de nieuwe regels zullen moeten toepassen vanaf 1 januari 2005. Althans in principe. Want de richtlijn voorziet slechts in een ‘voorwaardelijke’ inwerkingtreding. Om te voorkomen dat de Europese burgers massaal het hazenpad kiezen naar Liechtenstein, Zwitserland enzovoort is afgesproken dat de voorschriften van de ‘spaarrichtlijn’ pas in werking zullen treden zodra met deze landen deugdelijke afspraken zijn gemaakt over ‘gelijkwaardige’ maatregelen inzake bronheffing of informatie-uitwisseling.

Uiterlijk tegen 30 juni 2004 zal de Europese Raad moeten oordelen of aan deze voorwaarde voldaan is. Stellen de ministers vast dat dit nog niet het geval is, dan zal het stelsel waarin de ‘spaarrichtlijn’ voorziet niet in werking treden op 1 januari 2005, maar pas op een nog vast te stellen latere datum. Het is dus goed mogelijk dat het pan-Europese stelsel van informatie-uitwisseling en Europese bronheffing nog een heel tijdje op zich laat wachten.

Waarom de lidstaten dan al verplicht worden om hun wetgeving tegen eind dit jaar aan te passen? Dat moet allicht gerangschikt worden bij de pogingen om de geesten klaar te maken voor de ‘grote fiscale omwenteling’, en om het stelsel zo goed als onomkeerbaar te maken.

Jan Van Dyck

België kan ervoor opteren om een Europese bronheffing in te voeren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content