EUROPESE ECONOMIE

De Europese economie presteert zwak. Tot die conclusie komt UNICE, de federatie van Europese werkgevers, in een vergelijking van de Europese economie met de Amerikaanse en Japanse. Voor de werkgevers vormt vooral de Amerikaanse economie als meest ondernemingsgezinde toonaangevende economie een geschikt referentiekader om er de Europese aan te toetsen.

De vergelijking levert voor Europa pijnlijke vaststellingen op. In Europa ligt zowel de levensstandaard als de werkgelegenheid op een lager niveau dan in Japan en de Verenigde Staten. Sinds 1970 is de reële levensstandaard in zowel de EU als de VS verdubbeld. In de periode tot 1985 groeide het BBP per hoofd van de bevolking sneller in de EU dan in de VS, maar sindsdien heeft zich een omgekeerde tendens voorgedaan. Het gevolg is dat aan het einde van de jaren ’90 de levensstandaard in de VS ongeveer 50% hoger is dan in de Europese Unie. Ook in vergelijking met Japan blijft de levensstandaard in de EU achter (zie grafiek 1).

Sinds 1970 ligt de werkgelegenheid, uitgedrukt als percentage van de bevolking tussen 15 en 64 jaar, in Japan steeds hoger dan in de VS en de EU (zie grafiek 2). Maar in de VS is het percentage werkenden vrijwel constant gestegen: van 60% in 1970 tot 74% in 1998. In dezelfde periode zakte dit percentage in de Europese Unie van 65% tot 60% in het begin van de jaren ’80, om daarna op dat peil te blijven staan.

In 1970 bevond het Europese werkloosheidspercentage zich met 2,3% op ongeveer hetzelfde niveau als dat van Japan en bedroeg het de helft van het VS-cijfer. Sinds 1970 steeg de Europese werkloosheid echter bijna onafgebroken, enkele conjunctureel gunstige periodes niet te na gesproken, zodat op dit moment de werkloosheid in de EU meer dan twee keer zo hoog is als in de VS. Bovendien zit de helft van de Europese werklozen al langdurig zonder baan. Met 5,3% van de beroepsbevolking is de langdurige werkloosheid in de EU tien keer zo hoog als in de VS en Japan.

De grote Europese achterstand betekent niet dat de VS zonder meer als model voor Europa moet fungeren, voegt UNICE er aan toe. Wel toont de analyse aan op welke punten het Europees beleid moet veranderen om het ondernemingsklimaat te verbeteren:

De hoge overheidsuitgaven, hoge belastingdruk, hoge overheidsschulden en een te grote mate van overheidsbemoeienis wegen op het ondernemingsklimaat. Ze nemen prikkels weg om te investeren en de werkgelegenheid op te krikken.

Er is onvoldoende durfkapitaal voor risicovolle investeringen in hightechsectoren.

De toetredingsdrempels voor nieuwkomers op de markt zijn veel te hoog en de mogelijkheden voor nieuwe producten en diensten, nieuwe distributievormen en nieuwe technologieën zijn te gering.

De kosten van de belangrijke productiefactoren zijn te hoog.

De werking van de arbeidsmarkt laat te wensen over, waardoor de arbeidskosten te hoog en de productiviteit te laag is.

Deze Europese handicaps drukken de nettowinst in verhouding tot het eigen vermogen, al bepaalt ook de kwaliteit van het management het rendement van het eigen vermogen. Dat rendement is in de EU bijna een derde lager dan in de VS (zie grafiek 3). Dit lage rendement ontmoedigt in elk geval in sterke mate de bereidheid om binnen de EU in nieuwe risicovolle ondernemingen te investeren.

Stimuleren van ondernemersschap in Europa, UNICE Benchmark-rapport 1999; Tel. (02) 237 65 11

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content