Europa vloert Vlaamse jobkorting

Sinds het aanslagjaar 2008 kent het Vlaams Gewest een forfaitaire vermindering van de personenbelasting toe, de jobkorting. In haar prille bestaan heeft deze belastingvermindering al wijzigingen ondergaan. De belangrijkste bestaat erin dat zij vanaf het aanslagjaar 2012 kort en goed wordt afgeschaft. De Vlaamse regering hoopt daarmee haar budget opnieuw op orde te krijgen. Tegelijk antwoordt zij met de afschaffing op kritiek die zij vanwege de Europese Commissie te horen heeft gekregen. De Vlaamse jobkorting treedt de Europese spelregels met de voeten.

Volgens de Europese Commissie kan het niet door de communautaire beugel, dat enkel inwoners van het Vlaams Gewest van de jobkorting kunnen genieten. Iemand die in het Vlaams Gewest werkt en woont heeft uitzicht op de jobkorting (voor zover hij aan alle andere toepassingsvoorwaarden voldoet). Maar iemand die bijvoorbeeld in Nederland woont en in het Vlaams Gewest werkt, mag de jobkorting vergeten. Hij voldoet niet aan de basisvoorwaarde dat men de belastingvermindering slechts krijgt, als men inwoner is van het Vlaams Gewest.

Wie de Europese spelregels een beetje kent, weet dat zo’n voorwaarde alle lichten op het Schumanplein op rood doet springen. De jobkorting belemmert Europese burgers in hun vrijheid van vestiging. Als zij het belastingvoordeel willen genieten, zijn zij niet meer vrij zich te vestigen waar zij willen, maar moeten zij hun verhuiswagen noodgedwongen richting Vlaams Gewest sturen. Naar Europese maatstaven staat dat gelijk met vloeken in de kerk.

De vraag rijst dan ook hoe de Vlaamse overheid het ooit in zijn hoofd kon halen een dergelijke regeling boven de doopvont te houden. Zij moet met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geweten hebben dat de Vlaamse jobkorting van bij het begin – in het licht van de Europese spelregels – ten dode opgeschreven was.

Het antwoord is allicht dat men de Europese beperkingen gewoon niet heeft willen zien. En dat men alleen gepoogd heeft maximaal gebruik te maken van de fiscale autonomie die de nationale wetgeving vandaag aan de gewestelijke overheden biedt.

Die autonomie is zeer beperkt. Weliswaar zijn de gewestelijke overheden wettelijk bevoegd om forfaitaire kortingen op de personenbelasting toe te staan. Maar tegelijk zijn zij op geen enkele manier bevoegd om ook maar iets te regelen van de belasting van niet-inwoners. Dat behoort tot nader order tot het exclusieve speelterrein van de federale overheid.

De bevoegdheid van de gewestelijke overheden is daarmee in feite een lege doos. Zij kunnen weliswaar een korting op de personenbelasting toestaan, maar zij hebben geen enkele bevoegdheid om diezelfde korting ook toe te staan ten aanzien van niet-inwoners. Het gevolg is dat zij het Europese deksel altijd op de neus zullen krijgen. Elke belastingvermindering die zij ten aanzien van hun inwoners toestaan, zal noodgedwongen discriminerend zijn ten aanzien van hun niet-inwoners.

Ook het Waals Gewest heeft nog maar pas een kleine krachtmeting met Europa achter de rug. Het probleem betreft het tarief van de successierechten dat van toepassing is wanneer bijvoorbeeld iemand een som legateert aan een vzw. Sinds jaar en dag is ten aanzien van dergelijke legaten in een tariefverlaging voorzien. Tot voor enkele jaren gold die verlaging enkel wanneer de vzw in België gevestigd was. Onder Europese druk werd de tariefverlaging uitgebreid. Voortaan gold het verlaagde tarief ook bij legaten aan vzw’s die elders in de Europese Unie gevestigd zijn. Maar het Waals Gewest koppelde die uitbreiding aan nogal wat voorwaarden. Een daarvan luidt (grosso modo) dat de overledene daadwerkelijk verbleven of gewerkt moet hebben in de lidstaat waar de vzw gevestigd is.

Het Waals Gewest zal deze voorwaarde nu moeten schrappen. Het Hof van Justitie heeft ze veertien dagen geleden strijdig genoemd met de Europese vrijheid van kapitaalverkeer.

JAN VAN DYCK

De gewesten hebben ten aanzien van niet-inwoners niets te zeggen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content