Europa mist een paar poten

Een cash crash, daar vreest monetair econoom Jef Vuchelen voor bij de introductie van eurobiljetten en -muntstukken begin volgend jaar (zie blz. 32). De beleidsverantwoordelijken lijken de bedenkingen van de VUB-hoogleraar weg te wuiven. Daarmee bevestigen ze de lijn die de Europese gezagsdragers nu al jaren tegenover de Economische en Monetaire Unie (EMU) en de euro aanhouden: “Over de monetaire eenmaking niets dan goeds.”

Natuurlijk biedt één gemeenschappelijke munt enkele onmiskenbare voordelen. Er zijn geen wisselrisico’s en -kosten meer, de transactiekosten liggen lager, men beslist rationeler over investeringen in functie van de grotere marktdimensie, en de eenheidsmarkt wordt versterkt in goederen en diensten.

Maar de euro-euforisten veegden twee elementen constant onder de mat. Enerzijds bliezen ze de omvang van de voordelen op. Zo vallen de netto macro-economische voordelen uit het wegvallen van wisselrisico’s en -kosten eigenlijk minimaal uit. Bovendien is het absoluut geen uitgemaakte zaak dat een monetaire unie per definitie de eenheidsmarkt versterkt. Een niet goed bestuurde monetaire unie betekent zelfs een tijdbom onder de eenheidsmarkt en het Europese huis in het algemeen.

Anderzijds is de EMU-montage een hoogst onvolledige constructie. Drie steunpilaren ontbreken.

Ten eerste lijkt een duidelijke politieke macht op Europees niveau nog veraf. Het Franse verzet tegen het jongste Duitse voorstel daarover spreekt boekdelen.

Ten tweede ontbreekt op het federale niveau binnen de EMU een duidelijke budgettaire structuur die compenserende geldstromen in gang kan zetten als er zich asymmetrische schokken in het systeem zouden voordoen.

Stel dat er iets serieus fout gaat met de citrusproductie. Dat zou landen als Spanje en Italië bijzonder hard treffen, terwijl het voor België en Duitsland nauwelijks iets zou betekenen. Er moeten budgettaire automatismen bestaan om zulke lokale tegenvallers op te vangen. Europa staat op dat vlak nog zo goed als nergens, en dat in tegenstelling tot de Verenigde Staten.

De derde ontbrekende pijler is een flexibele arbeidsmarkt. In de VS verplaatsen mensen zich soepel in functie van de jobmogelijkheden: voor velen is het geen punt om van San Diego naar Boston of van Miami naar Seattle te trekken. Zie je de mensen binnen de EMU al van Lissabon naar Helsinki of van Hamburg naar Napels verhuizen? Die arbeidsmobiliteit is nochtans nodig om voor een gelijkmatige sociaal-economische ontwikkeling te zorgen.

Die ontbrekende steunpilaren hebben natuurlijk alles te maken met de wordingsgeschiedenis van de monetaire unie. Niet toevallig viel het begin van het huidige integratieproces samen met de Duitse eenmaking. Vooral de toenmalige Franse president François Mitterrand was als de dood voor dat machtige, eengemaakte Duitsland. Er moest en zou een sterke pan-Europese politieke dimensie komen. Het enige wat haalbaar was, lag in het monetaire domein. En dus ging men voor de EMU als politiek project. En onuitgesproken hoopte men dat alles wat nodig was om die EMU “normaal” te doen functioneren mettertijd wel zou volgen. Eigenlijk moeten we vandaag nog altijd van die hoop leven.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content