‘Er zullen altijd mensen nodig zijn’

Neemt software de plaats in van de mens, zoals de verbrandingsmotor destijds de paarden verving? Misschien. Maar dat betekent niet dat mensen overbodig worden, zegt de Franse econoom Daniel Cohen.

Een van de opmerkelijkste essays van de jongste weken komt van Daniel Cohen, de directeur van de faculteit Economie van de Ecole Normale Supérieure in Parijs. De titel van het werkstuk, De wereld is gesloten, het verlangen oneindig, is een beknopte omschrijving van de positie van de moderne mens.

Als econoom gelooft Cohen niet dat de toekomst te voorspellen valt. In 1993 voorspelde Harvard-professor Michael Kramer een wereldwijde bevolkingsexplosie op 13 november 2026. Nu weten we dat het wellicht zo ver niet zal komen, want niemand kon toentertijd voorzien dat de nataliteit zou dalen. Hetzelfde geldt voor de vraag of de groei kan voorzien worden. “In plaats van gebruik te maken van de methode-Coué, die uitgaat van een constant hogere groei, zouden we beter aannemen dat de groei op lange termijn onmogelijk te voorspellen valt, zelfs niet op decenniumbasis.”

Wat heeft u ertoe gebracht om dit boek te schrijven?

DANIEL COHEN. “De controverse over de toekomst van de groei. Economen geraken het daar maar niet over eens. Sommigen zeggen dat we een derde industriële revolutie beleven, met een enorm potentieel. Anderen, zoals de Amerikaan Robert Gordon, zeggen dat het afgelopen is met de technische vooruitgang. Maar daar geloof ik niet in. Ja, we beleven inderdaad een derde industriële revolutie en ja, de technische vooruitgang versnelt. Maar ik zie ook argumenten voor Gordons stelling: de groei blijft inderdaad uit. Bovendien sluit de discussie over de groei aan bij de vraag naar de aard van de postindustriële samenleving.”

Hoe is het zover kunnen komen?

COHEN. “Als we de de geschiedenis bekijken, dan zien we dat het landbouwtijdperk beheerst werd door de theorie van Malthus: telkens er technologische vooruitgang geboekt werd, deed de bevolkingsexplosie die teniet. Gedurende honderd eeuwen was er geen verbetering in de calorieopname van de mens: de skeletten van 200 jaar en 10.000 jaar geleden zijn even groot.”

En dan kwam de industriële revolutie.

COHEN. “Inderdaad, toen sloop er iets nieuws in de economie. Het inkomen per capita steeg meer dan de bevolking. Tegelijk dook een nieuwe paradox op, die de econoom Richard Easterlin in de jaren zeventig heeft belicht, namelijk dat welk niveau van rijkdom ook bereikt wordt, we nooit tevreden zijn. We zijn na-apers: we kijken naar onze buur en willen altijd meer hebben dan hij. Vanaf een bepaald niveau zijn de behoeften relatief. Tezelfdertijd biedt de economische groei een oplossing door steeds meer te beloven.”

Maar dat schept andere problemen.

COHEN. “De industriële maatschappij en de technische vooruitgang die ze met zich bracht, maakten het mogelijk materiële behoeften te bevredigen, maar die maatschappij was nog gestructureerd als de oude agrarische samenleving. De socioloog Ronald Inglehart leert ons dat de maatschappij verticaal en hiërarchisch bleef en het emancipatie-ideaal van de Verlichting de rug toekeerde. Het was wachten op de tweede fase, de postindustriële revolutie, om de belofte van emancipatie verwezenlijkt te zien. Men probeerde autoriteit te vervangen door creativiteit, maar verviel van het ene uiterste in het andere. Er werd gezegd: ‘wees creatief of sterf. Vernieuw uzelf of een computerprogramma zal uw plaats innemen’. We leven, met de woorden van de psychoanalyticus Pierre Legendre, ‘boven onze psychische middelen’. We zijn van de ene onderdrukking van het lopendebandwerk terechtgekomen in een andere.”

U zegt dat onze samenleving bestaat uit ‘depressieve individuen die niet in staat zijn zich op de toekomst te richten’.

COHEN. “We ondergaan de maatschappij, maar ze brengt ons geen groei. Waarom kende in de Verenigde Staten 90 procent van de bevolking geen enkele toename van de koopkracht in de voorbije dertig jaar? Van 1870 tot 1970 bedroeg de gemiddelde toename van het inkomen per capita 2 procent en evolueerde het loon van een arbeider in dezelfde verhouding. De geslaagde verstedelijking in de twintigste eeuw ging gepaard met een heilzame spiraal: productiviteitswinst, hogere lonen, de opkomst van een middenklasse en van de massaconsumptie. Wat me vandaag interesseert, is de breuk tussen enerzijds de technische vooruitgang en anderzijds de stagnatie van de lonen.”

Wat zijn daarvan de oorzaken?

COHEN. “Daar bestaan verschillende verklaringen voor, die niet noodzakelijk tegenstrijdig zijn. De managementvormen spelen een rol, maar meer fundamenteel is er iets veranderd in de aard van de technische vooruitgang. In de twintigste eeuw waren technologische vooruitgang en menselijke arbeid complementair. Nu wordt die complementariteit stilaan vervangen door substitutie: de software vervangt mensen die repetitief werk verrichten. Om te overleven moet u ‘supercreatief’ zijn, voortdurend in de weer. Nobelprijswinnaar Wassily Leontief heeft gezegd dat de mensen te wachten staat wat met de paarden gebeurd is. Bij het begin van de industriële revolutie dacht men dat machines de paarden zouden vervangen. Maar anderhalve eeuw lang groeide de vraag naar paarden. Treinen reden weliswaar van de ene stad naar de andere, maar in de steden verplaatste men zich met paarden. Maar toen de metro, de auto, de tractor verschenen, werden paarden overbodig. Zijn wij de paarden van morgen? Beleven we de laatste stuiptrekkingen van de menselijke arbeid? Ik denk het niet. Het grote verschil is dat de uiteindelijke bestemmeling van de industriële wereld niet het paard is. De mens schept zijn eigen vraag. We leven in een maatschappij die vooral sociale banden wil smeden. Daarin zijn altijd mensen nodig om met mensen te praten.”

Uw boodschap is dus niet zo pessimistisch.

COHEN. “De wereld waarin we leven houdt een haalbare belofte in. We zijn er niet ver van verwijderd, maar men moet ze begrijpen. De belofte bestaat erin dat we ons kunnen onttrekken aan de hiërarchische, beklemmende, vervreemdende industriële wereld. Maar we zijn die belofte uit het oog verloren omdat die wereld draait op economische onzekerheid. Iedereen weet dat, maar het moet eens gezegd worden. De industriële wereld had het voordeel dat hij een productiemaatschappij vormde die ook bescherming bood. Als de mensen angst hebben dat ze morgen de huur niet meer kunnen betalen of hun kinderen niet naar school kunnen sturen, is geen tolerante maatschappij mogelijk.”

Hoe kan het geloof in een meer stimulerende wereld hersteld worden?

COHEN. “Er zijn twee wegen. De ene is de groei op korte termijn aanzwengelen, zodat het oude model hersteld wordt. Dat is een verleiding voor de meeste regeringen, die meer innovatie willen, maar tegelijk meer onzekerheid inbouwen. En dat is juist het probleem. De andere en minder voor de hand liggende weg, is de onzekerheid te aanvaarden, maar tegelijk een zo groot mogelijke bescherming tegen de wisselvalligheden van het leven.

“Dat is de flexicurity zoals die in Denemarken toegepast wordt. Wie zijn werk verliest, moet opgevangen worden. De landen in het noorden van Europa geven veel geld uit om zich te ontfermen over de werklozen en ze opnieuw aan het werk te zetten. Frankrijk besteedt 1 procent van het bbp aan activeringsbeleid. Denemarken, dat half zoveel werklozen telt, besteedt 2 procent van zijn bbp, vier keer meer dus. Daartegenover staat dat Frankrijk 5 procent van zijn bbp uitgeeft aan gezinsbeleid. Daaruit blijkt dat velen het probleem nog niet begrepen hebben. We bevinden ons op een tweesprong. Laten we niet alles opofferen aan een vluchtige belofte van groei.”

Pierre-Henri Thomas

“Beleven we de laatste stuiptrekkingen van de menselijke arbeid? Ik denk het niet”

“We bevinden ons op een tweesprong. Laten we niet alles opofferen aan een vluchtige belofte van groei”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content