Er zijn geen zekerheden meer

Ilse De Witte

DE WETGEVER WIL zo veel mogelijk werkgevers en werknemers ertoe aanzetten collectief te sparen voor een aanvullend pensioen. Dankzij een gunstig fiscaal en parafiscaal kader kunnen de werkgevers meer bijdragen aan het pensioenplan van de werknemers dan wanneer ze hetzelfde budget als bonus of als loon zouden uitkeren.

Om werknemers te overtuigen, is de wettelijke rendements- of WAP-garantie ingevoerd. Die rendementsgarantie rust op het hoofd van de werkgever. De werknemers zien af van loonsverhogingen, in ruil voor extra stortingen in een groepsverzekering of een pensioenfonds. Die laatste kosten de werkgever minder dan een even grote loonsverhoging.

Het geld van de werknemer zit tot aan het pensioen gevangen in dat pensioenplan. Daar mag een minimum aan rendement tegenover staan. In 2004 bedroeg die rendementsgarantie gemiddeld 3,25 procent per jaar op de werkgeversbijdragen en 3,75 procent op de werknemersbijdragen. In 2016 is dat afgezwakt tot 1,75 procent op alle bijdragen.

De Europese Centrale Bank (ECB) streeft nog altijd naar een inflatie van dicht bij, maar net geen 2 procent in de eurozone. Als de ECB dat doel bereikt, boet de werknemer met die 1,75 procent per jaar behoorlijk aan koopkracht in.

In ver vervlogen tijden verdienden verzekeraars gemakkelijk geld. Ze investeerden in obligaties, die ruim voldoende rendement opleverden om de behoeften van de bedrijven, die een rendement moeten garanderen, te bevredigen. Dat is niet langer het geval. Zowel bedrijven als verzekeraars vragen nu opnieuw een daling van het minimumrendement.

De verzekeraars vragen zich beter af of ze hun kosten niet kunnen drukken. Want als een levensverzekering straks niet meer rendement biedt dan een spaarboekje, hebben we dan nog wel verzekeraars nodig om ons aanvullend pensioen te beheren?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content