‘Er komen geen hopboeren meer bij’

België telt nog 25 hopboeren. 23 zijn in Poperinge gevestigd, het epicentrum van het groene goud. Hun bijnaam, keikoppen, hebben ze niet gestolen. Want meer dan ooit vechten ze om te overleven. Gery Boeraeve (61): “Mijn zoon zal me waarschijnlijk niet opvolgen in de hop.”

Albert Boeraeve (85), getaand en gerimpeld door het buitenleven, staat waar hij het allerliefste staat: op een Poperings hopveld. Vanaf een houten platform op een oude tractor, die hij met een zelfbedacht ingenieus systeem bedient, draait de kwieke tachtiger hopscheuten aan die dreigen weg te groeien van de 6,5 meter hoge klimdraad. “We moeten ze in het gareel houden, net als een kind.” Zijn zoon Gery (61) kijkt trots toe. In één beeld zie je het verleden, het heden en de toekomst van de hopteelt. Vooral de toekomst oogt onzeker.

Poperinge was eeuwenlang het mekka van de hopteelt. Omdat Gent, Ieper en Brugge in de vijftiende eeuw de lakens uitdeelden en het kleine Poperinge verboden om de lakennijverheid nog uit te oefenen, begonnen ze er van lieverlee hop te telen. Gery: “Tot de twintigte eeuw was bijna iedereen hier hopboer. Ook wie uit werken ging, had een lapje grond en gebruikte wat materiaal van een boer.” Tot kort na de Tweede Wereldoorlog gebeurde alles manueel, bij de pluk werd het hele dorp gemobiliseerd, kinderen incluis. Zelfs de scholen draaiden op het ritme van de hopteelt, ze startten pas half september.

De topjaren van het groene goud liggen achter de rug, de Belgische hopboer is een uitstervend ras. Gery nam het landbouwbedrijf over van zijn vader in 1980. Hij had toen 9,5 hectare hop, vandaag zijn dat er nog 5,5. “Sinds de jaren tachtig wisselen goede jaren af met slechte, waarin we tegen dumpingprijzen verkochten of een deel van de oogst zelfs niet kwijtraakten.” Hop is al decennialang een wereldmarkt, vooral Duitsland (18.000 hectare) en Amerika (17.000 hectare) zwaaien de plak. Samen zijn ze goed voor 80 à 90 procent van de wereldproductie. Ook de Tsjechen, Slovenen en de Chinezen spelen mee. De Belgische hopboer (160 hectare) is een klein duimpje tussen die reuzen. Het laatste Belgische boerenjaar dateert van 2007, toen door een mislukte oogst in Duitsland en een wereldwijde lage opbrengst een paniekreactie ontstond bij de brouwerijen die vreesden voor een hoptekort. “Brouwers laten niet in hun kaarten kijken, maar hun voorraad was toen geslonken. Onze oogst was geslaagd en we konden toen zelfs vijfjarencontracten afsluiten die pas in 2012 afliepen.”

Voor alle duidelijkheid: hopboeren leveren al jarenlang aan tussenspelers, die de hopbellen pelletiseren of extraheren en mee de marktprijs bepalen. Grote brouwerijen verkiezen pellets (korrels van geplette lupuline, het stuifmeel in de hopbel) en extracten (een soort olie) boven de hopbellen. Kleine ambachtelijke brouwers gooien wel nog hopbellen in de brouwketel. “Ik leverde zowel aan tussenspelers in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk als rechtstreeks aan kleinere brouwerijen. In een ideale wereld lever je rechtstreeks aan brouwerijen.”

Vijanden op de loer

De Poperingse hopboer heeft het niet onder de markt. De tegenstand is dan ook niet min. Duitsland en Engeland hebben nieuwe en heel goede hoprassen, zoals het Duitse Hercules met een dubbele opbrengst per hectare en een veel groter alfagehalte (wat de bitterheid in bier en de prijs bepaalt). Gery: “We raken er niet vanaf, van de Duitsers. Duitsland steekt veel tijd en geld in het onderzoek naar nieuwe rassen. Wij mogen het Hercules-ras niet telen en verkopen, zij hebben er een soort van patent op. We kunnen er eenvoudigweg niet tegen concurreren, of je moet je hop verkopen tegen dumpingprijzen.”

Bovendien moet hop afrekenen met natuurlijke vijanden: van bladluizen over rode spinnetjes tot gevaarlijke bacteriën en schimmels. En één stormwind kan de kwetsbare planten platleggen, Gery maakte het tweemaal mee. Je zou er als hopboer de moed bij verliezen, maar dat doet hij niet. In 2009 schakelde hij over van alfarassen naar zogenoemde aromatische hoprassen, omdat daar meer vraag naar kwam, al zijn ze moeilijker te kweken en heel gevoelig voor ziektes en plagen. “Je moet mee evolueren met de wensen van de brouwerijen.” Die zijn grillig en veranderen voortdurend. “Maar we kunnen niet zomaar van de ene op de andere dag van hopras veranderen. Het duurt grofweg drie jaar vooraleer je een nieuw hopras commercieel kunt verkopen.”

Meer chauvinisme

Met zijn aromasoorten kon hij weer enkele nieuwe meerjarencontracten afsluiten tegen een hogere prijs. Vooral zijn Goldingvariëteit scoort. Maar de Belgische hopteelt staat bijzonder zwaar onder druk, dat is zeker. Er zijn er nog hooguit 25: 23 in Poperinge, één in Asse en één in Wallonië. En elk jaar geven er enkele de brui aan. Gery: “Uit een enquête, afgenomen bij onze boeren, blijkt dat er geen opvolging meer is. Binnen zes jaar is waarschijnlijk de helft van de hopboeren verdwenen.” (Plots voorzichtig): “Pas op, ik wil de courage van onze jongere boeren niet ontnemen. Er zal over tien jaar nog hop zijn in België, maar geen 160 hectare meer. Nieuwe hopboeren komen er volgens mij niet meer bij. Je moet er bijna in geboren zijn.”

Volgens Gery Boeraeve mogen onze brouwerijen gerust wat meer chauvinisme aan de dag leggen. “Duitsland is hopland, maar wij kunnen er ook wat van. Wij stimuleren onze brouwerijen met de lancering van het kwaliteitslabel ‘Belgische hop’ door de stad Poperinge en vzw Hop (Hop Overkoepelende Producentenvereniging). Wie brouwt met Belgische hop, mag dat op zijn etiket zetten.” Gery is voorzitter van de coöperatie Pacohop, waar twee derde van de hopboeren lid van is. Waar mogelijk bundelen ze de krachten, al kunnen ze steeds moeilijker front vormen, bijvoorbeeld tegen de Duitsers. Ook de stad Poperinge doet haar duit in het zakje met promotiewerk en financiering van Inagro, een onderzoeksinstituut dat de groei van de hop en zijn natuurlijke vijanden op de voet volgt, zodat de boeren die natuurlijke vijanden gericht kunnen bestrijden.

Na het interview zeggen we nog even gedag aan Albert, die nog altijd op het veld de hopplantjes verzorgt. Met veel ijver en toewijding. Gery: “Mijn vader is een echte, koppige hopboer. De akkerbouw heeft hem nooit geïnteresseerd. Enkele maanden geleden werd hij weduwnaar, we zijn blij dat hij troost vindt in de hopvelden. Hoewel de pluk bijna volledig geautomatiseerd is, blijft er veel manueel werk, zeker bij het aanleiden van de hopscheuten in de lente rond de klimdraden. (wordt stil) Het zou enorm pijn doen, mocht de hop hier ooit verdwijnen.”

SAM DE KEGEL, FOTOGRAFIE STIJN PIETERS

“Het laatste Belgische boerenjaar voor de hop dateert van 2007.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content