Energienationalisme

Marc De Vos

Terwijl de oorlog in Oekraïne escaleert en de winter in Europa nadert, rijst de vraag: blijft het centrum overeind? Dat centrum is niet alleen de westerse militaire, economische, technologische en financiële steun voor Oekraïne, of de westerse geopolitieke en diplomatieke branie tegenover de Russische intimidatie, sabotage en manipulatie. Het is ook de politieke cohesie van de Europese Unie, waarvan de lidstaten balanceren op de rand van een economische ravijn en een maatschappelijke vulkaan.

Duitsland besliste vorige week 200 miljard euro uit te geven aan een ‘energieschild’, dat gezinnen en bedrijven moet beschermen. Eerder nationaliseerde het al het energiebedrijf Uniper en de Duitse filialen van het Russische Gazprom. Berlijn imiteert en overtreft Parijs, dat Électricité de France nationaliseerde en voor noodlijdende bedrijven een miljardenpakket aan overheidssteun toezegde. De grootste landen van de Europese Unie positioneren de nationale staat als co-leverancier en -prijszetter van nationale energie, gefinancierd met belastingen en overheidsschulden.

Dat heet protectionisme en concurrentievervalsing. De aftredende Italiaanse premier Mario Draghi liet daarover openlijk zijn ongenoegen blijken. Spanje tandenknarste, want Frankrijk, dat zo assertief zijn eigen economie verdedigt, blokkeert wel een transnationale gaspijpleiding door de Pyreneeën. Een rist landen blijft hopen op een Europees prijsplafond voor de aankoop van aardgas, maar Duitsland wil voor de Duitse industrie het risico niet lopen dat gasleveranciers elders zouden leveren. Dan maar zelf subsidiëren.

De Europese energiemarkt is deels een Europese markt voor het genereren en leveren van elektriciteit. Door die marktwerking is de bevoorrading verzekerd en is de prijszetting niet de speelbal van nationale politiek. Zo kan de Unie bouwen op een gemeenschappelijk speelveld van vrije handel en eerlijke concurrentie. Zal die Europese sokkel de oorlog overleven? De Europese Commissie probeert het met belastingen op woekerwinsten en prijsplafonds voor elektriciteit die niet uit gas wordt gegenereerd. Maar een parfum van nationalistisch protectionisme hangt in de lucht.

Dat is niet nieuw. Tijdens de financiële crisis van 2008-2009 zijn veel grootbanken door hun nationale regeringen met favoritisme beschermd en gered. Tijdens de vluchtelingencrisis van 2015 werden de Europese regels voor asiel en migratie zo miskend, dat Turkije miljarden kreeg om de vluchtelingen buiten Europa te houden. Het Europese ideaal van gelijkheid en solidariteit lijkt wel een goedweerproject: zodra het stormt, keren de demonen van het nationalisme terug.

De nationale regeringen zullen doen wat ze moeten doen om hun nationale politiek niet te laten ontsporen. De Europese Unie zal ernaar kijken, maar zal er niet veel aan kunnen of willen veranderen. Zoals tijdens de coronacrisis maakt Europa ook vooruitgang door de energiecrisis. Het is opvallend hoe daarbij de Europese Commissie en niet de Europese Raad vooroploopt. In de Raad zitten de nationale regeringsleiders, terwijl de Commissie de Europese bureaucratie leidt. De Commissie kan met technische bijsturing alleen de dominante politieke belangen in de Raad dienen: de nationale.

Dat is de realiteit van crisis en oorlog. Ze wordt nog versterkt door de energietransitie, waar het hoe dan ook overheidsplanning en subsidies à gogo is. We laten dat in België maar beter tot ons doordringen. Al onze grootste Europese handelspartners hebben meer omvang, meer vuurkracht en meer daadkracht om hun industrie te beschermen en te vernieuwen. Energie is een concurrentiewapen. Net zoals de loonkosten, die overigens alleen bij ons automatisch blijven stijgen.

De auteur is verbonden aan de UGent en aan het Itinera Institute in Brussel. www.marcdevos.eu

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content