“Elke serieuze beslissing wordt volgens de methode-Poupehan genomen”

In 1982 slaagde een select gezelschap erin de Belgische economie te redden. Wilfried Martens, Fons Verplaetse en Hubert Detremmerie blikken openhartig terug op hun geheime bijeenkomsten in Poupehan. Intussen zijn de overheidsschuld en de werkgelegenheid nog steeds een groot probleem.Hoe zou een Poupehan anno 2003 er uitzien?

België stond in het begin van de jaren tachtig te boek als de zieke man van Europa. Een devaluatie als instant pepmiddel voor de economie was toen nog mogelijk. Op zondag 21 februari 1982 gebeurde het. De regering van Wilfried Martens (toen CVP, nu CD&V) devalueerde de frank met 8,5 % in een alles-of-nietspoging om de scheefgetrokken concurrentiepositie van de bedrijven te herstellen. Een alternatief herstelplan hield een reële loonsvermindering met 10 % in. Maar dat was toen, net als nu, een politiek onverkoopbare ingreep.

Wilfried Martens en vooral Fons Verplaetse, zijn toenmalige economische rechterhand en adjunct-kabinetschef, wisten echter dat in een open economie als de Belgische een devaluatie een maat voor niets was zonder een intense loonmatiging en inlevering. Dat verhaal is een legende van de Belgische sociaal-economische geschiedenis geworden. In het Waalse dorpje Poupehan kwamen Martens, Verplaetse, ACV-topman Jef Houthuys en Hubert Detremmerie, topman van de bank BAC, in de loop van 1982 enkele keren samen om de grote lijnen van dat herstelbeleid uit te tekenen. Verplaetse: “We zijn er toen in geslaagd een loonmatiging door te voeren die even belangrijk is geweest als de devaluatie zelf.”

Het was pas in 1991 dat Jef Houthuys op zijn sterfbed de bijeenkomsten van Poupehan onthulde aan Wetstraat-journalist Hugo De Ridder. Er stak meteen een storm van protest en verontwaardiging op. Het parlement was buitenspel gezet! Een geheim genootschap had België bestuurd!

Vandaag, ruim twintig jaar later, herenigt Trends de nog levende zielen van die Poupehan-bijeenkomsten. Wilfried Martens en Fons Verplaetse groeten elkaar hartelijk. Het waren en zijn makkers die elkaar aanvoelen. Martens vaart nog altijd blind op het economische inzicht van Verplaetse, de ere-gouverneur van de Nationale Bank, terwijl Martens de politieke hefboom voor diens ideeën was. Een nijdige griep hield Hubert Detremmerie in extremis aan het bed gekluisterd (zie kader: “Verplaetse was de bezieler, Martens de dromer”).

Martens, nu de voorzitter van de Europese Volkspartij, wil meteen een hardnekkig misverstand uit de weg ruimen. “Het is een valse mythe dat wij daar en petit comité de devaluatie hebben voorbereid. Dat is volkomen fout. We zijn voor de eerste maal bijeengekomen ná de devaluatie.”

Martens pikt de draad op bij de val van de regering-Martens IV. “Ik had ontslag genomen in april 1981 en korte tijd daarna werd Mark Eyskens premier. Ik ben teruggekeerd als eerste minister op 17 december 1981. In die tussenperiode had ik tientallen bedrijven in mijn arrondissement bezocht en ik had ze in een lamentabele toestand gevonden. Enkel Volvo liet toen een optimistisch geluid horen, de rest zat in een onmogelijke situatie. Op 21 september 1981 was ik van plan naar Israël te gaan, tot ik vernam dat de regering-Eyskens gevallen was. Ik heb mijn bezoek aan Israël moeten afzeggen, want de kiescampagne begon.”

WILFRIED MARTENS (EVP). “Ik had toen nog de illusie dat er geen devaluatie nodig was. Want besef wel: een devaluatie stond gelijk met een totale politieke afgang. Het was de consecratie van het failliet van het beleid van de jaren zeventig, dat er ook in tijden van voorspoed niet in was geslaagd de nodige maatregelen te nemen. Ik heb geprobeerd om het recept van Achille Van Acker toe te passen: 10 % reële loonsvermindering in twee jaar tijd. Ik had de steun van mijn CVP-ministers en wou de doorbraak forceren. Maar de socialisten aanvaardden het niet en daarop is Martens IV gevallen. Tegen alle verwachtingen in wist Mark Eyskens in korte tijd, vooral na gesprekken met ABVV-topman Georges Debunne, een nieuw regeerakkoord te maken. Maar ook zijn regering is aan het loonvraagstuk ten onder gegaan.”

Op naar de regering-Martens V, mét bijzondere machten. Had u die nodig voor de devaluatie?

MARTENS. “Voor Martens V had ik al in december 1981 aan het parlement bijzondere machten gevraagd en op 2 februari 1982 kregen we die. Ik heb tot tienmaal toe in de Kamer de vraag moeten beantwoorden of de bijzondere machten dienden om een devaluatie door te voeren. Ik heb dat altijd ontkend, of de vraag ontweken. Op 19 februari heeft de regering de beslissing genomen om te devalueren. Ik heb toen de vakbondsbazen Debunne en Houthuys bij mij geroepen. Ik heb ze gezegd: we hebben bijzondere machten, die dienen ergens voor, we gaan dus nu ingrijpen. Debunne reageerde heel negatief, Houthuys zei: ‘Je moet doen wat je moet doen in het belang van het land’.

“Ik ben toen te voet van mijn ambtswoning naar mijn kabinet getrokken en ben ik langs een achterdeur naar het kabinet van Financiën gegaan. Daar zaten Willy De Clercq, die toen minister van Financiën was, Cecil de Strycker, de toenmalige gouverneur van de Nationale Bank, te wachten. Ik zei: ‘We devalueren. ‘ De Strycker werd bleek. Dat was een ongelooflijke toestand. Hij zei dat hij daar niet aan wilde meewerken, maar uiteindelijk is hij gezwicht. Ik ben teruggegaan naar mijn bureau aan de Wetstraat 16 en toen moest ik het ergste doen: Pierre Werner, de premier van Luxemburg, opbellen. Twee dagen voordien had Eyskens, die minister van Economische Zaken was, nog tegen Werner gezegd dat er geen sprake was van een devaluatie.”

Hoe kon u in dat weekend een devaluatie van 8,5 % verkrijgen in het monetair comité?

FONS VERPLAETSE (NBB). “Ik was er niet bij, maar het is een zeer lastige discussie geweest. De Clercq heeft dat formidabel gedaan. Hij had een devaluatie met 12 % gevraagd om er een van 10 % te krijgen.”

MARTENS. “Hugo De Ridder heeft geschreven dat Duitsland ons een devaluatie met 3 % had voorgesteld. De Clercq zou daarop gezegd hebben: ‘Als je arm bent, word je niet gerespecteerd’. Niemand wou ons helpen. Het is een mirakel dat we nog 8,5 % kregen. Zaterdag 20 februari waren we al bezig met de voorbereiding van de eerste bijzondere machtenbesluiten. Tussen juni en december was er bijvoorbeeld één enkele indexaanpassing. Maar in de loop van de zaterdag kwam er een bericht van Reuters uit Rome dat de Belgische regering een devaluatie van de frank vroeg. Dat was dus gelekt. Toen moest mijn woordvoerder een persconferentie geven. Ik kan u zeggen: hij is er nog altijd niet goed van ( bulderlach).”

Er was overleg binnen de regering, u had adviseurs zoals uw kabinetschef Jacques van Yperseele en zijn adjunct Verplaetse. Waarom dan die behoefte aan het overleg in Poupehan?

VERPLAETSE. “De enige bedoeling die erachter zat, was om de noodzakelijke begeleidingsmaatregelen zo sociaal mogelijk te houden. Het overheidstekort werd bijvoorbeeld teruggebracht van 13 % naar 7 % in vijf jaar tijd. De helft door aanvullende belastingen, de helft door minder uit te geven. Hadden we dat tekort willen inkrimpen door alleen minder uit te geven, dan zouden we totaal zijn mislukt.”

MARTENS. “Ik heb nooit de hele heisa rond Poupehan begrepen. Denkt u echt dat er met de socialisten en met de politici van de vakbeweging geen overleg was? Maar Poupehan was uiteraard een gedroomd politiek incident.”

Waarom die geheimzinnigheid?

VERPLAETSE. “Maar enfin. Elke serieuze beslissing wordt toch op die manier genomen en niet op straat. Dat is alleen goed voor de media. Ik ken geen andere serieuze beslissingen. We zijn daar een beetje gaan wandelen in de bossen rond Poupehan. Waarom niet? Het waren zeer delicate problemen. Trouwens, ik had ook contact met mensen van het Verbond van Belgische Ondernemingen. Die wisten ook alles. En Houthuys had een formidabele houding. Hij wou niet in de weg staan van wat goed was voor het land en de werknemer.”

Klopt het dat Van Yperseele ook aan het overleg in Poupehan deelnam?

MARTENS. “Dat is absoluut niet waar. Enfin!”

VERPLAETSE. “Van Yperseele weet niet waar dat huis in Poupehan staat.”

Was de macht van de vakbonden toen veel groter dan vandaag?

MARTENS. “Toen leefde het Belgische establishment met het idee dat wij de begeleidingsmaatregelen niet konden doorvoeren zonder de socialisten. Maar het was een meesterzet van ons om via het overleg in Poupehan het ACV, ik ga niet zeggen om ze mee te krijgen, maar wel om ze los te koppelen van de acties die Debunne wou ontketenen. De meesterzet van Poupehan was dus dat het ACV het beleid heeft gesteund. Houthuys heeft nog een knoop aan mijn jas genaaid in Poupehan.”

En u naaide Debunne een oor aan. U hebt hem buitenspel gezet.

MARTENS. “Ja. Er zijn verschillende pogingen tot staking geweest, maar het ACV heeft niet meegedaan. We moeten realistisch zijn: had het ACV meegedaan met het ABVV, het was over en uit geweest.”

Denkt u dat overleg als in Poupehan vandaag nog plaatsvindt?

MARTENS. “Vandaag is het anders. Toen Houthuys het Poupehan-overleg wereldkundig maakte, zei hij ook dat het een onderneming was van vier vrienden. Het emotionele speelde een grote rol, we zaten op dezelfde golflengte. We hadden tenslotte alle vier dezelfde achtergrond. We behoren tot dezelfde maatschappijbeschouwelijke familie. We waren goede vrienden en zijn dat gebleven. Natuurlijk, het was een onorthodoxe methode. In bepaalde politieke systemen is dat onoorbaar.”

Wat als u in 1982 niet had kunnen devalueren?

VERPLAETSE. “Simpel. We hadden nooit met de euro kunnen meedoen met de wisselkoersen zoals ze waren voor de devaluatie van 1982.”

Maar stel, de euro was er al járen. Wat dan in 1982?

VERPLAETSE. “Goh. Dat is te veel gevraagd. Monetaire manipulatie kan niet meer. Maar zodra je dat goed beseft, belet dat je om domme dingen te doen. Vóór de devaluatie zijn we in tien jaar tijd van supergoed naar superslecht gegaan en met de grootste glimlach. Europa maakt dat niet meer mogelijk.”

Had u in de jaren tachtig niet méér moeten ingrijpen in het overheidstekort en de overheidsschuld?

MARTENS. “Ik heb die vraag toen ook dikwijls aan Fons gesteld.”

VERPLAETSE. “Meer kon niet. We konden dat niet bolwerken. Eerst moest de concurrentiekracht hersteld worden, de rest zou vanzelf volgen.”

MARTENS. “Met welke autoriteit kunnen Frankrijk en Duitsland de Europese grondwet nog verdedigen en tegen 12 december de andere lidstaten overtuigen om hun voorstel te aanvaarden? De Spanjaarden zijn bijvoorbeeld razend dat Frankrijk en Duitsland een loopje nemen met het Stabiliteitspact.”

“Maar het klopt dat we in de jaren zeventig en tachtig zeer laat wakker geschoten zijn. We waren de zieke man van Europa, en pas in 1982 konden we ingrijpende beslissingen nemen. We hebben toen het politieke risico genomen. Er zijn momenten waarop een politicus, een premier, de moed moet hebben om pijnlijke maatregelen te nemen. Ik heb de indruk dat er opnieuw een probleem is met onze concurrentiekracht.”

VERPLAETSE. “Neen, dat is onjuist. Er is een groot probleem met de werkgelegenheid, maar niet met de concurrentiekracht. Industrie hebben we nodig om producten te verkopen op de internationale markten, maar de industrie creëert geen werkgelegenheid meer. Dat is overal zo in het Europa van de Vijftien, behalve in Spanje, Griekenland en Italië. Ik heb tien jaar geleden eens gezegd dat de industrie geen jobs meer zou creëren. Dat was toen de grootste heiligschennis. Maar ik heb gelijk gehad. Dat wil niet zeggen dat we geen industrie nodig hebben. Maar nieuwe jobs moeten van de dienstensector komen. En de lonen in de dienstensector liggen merkelijk lager dan in de industrie. Reken dat maar eens uit. De innovatie blijft echter achter. We investeren in België 2 % van het bruto binnenlands product in onderzoek en ontwikkeling. Onze drie buren 2,3 % en de Scandinaviërs 3,2 %. Dáár ligt het.”

De overheidsschuld en werkgelegenheid zijn een stap vooruit in vergelijking met begin jaren tachtig.

VERPLAETSE. “Het begrotingstekort is opgelost. We komen van een tekort van 13 %. In 1999 al hadden we nog maar een tekort van 0,4 %. Maar och, dat men met het pensioenfonds van Belgacom een beetje vals speelt, ik lig er niet wakker van. Vroeger waren er debudgetteringen, het is van dezelfde familie. En je moet niet tot op de laatste centiem kijken.

“Maar vooral de werkgelegenheidsgraad blijft problematisch. Die bedroeg 57 % in 1982, terwijl onze drie buren al 63 % scoorden. In 1999 zaten we aan 59,3 % en in 2003 halen we afgerond 60 %. Onze buren zitten aan 67 %. Tegenover onze buurlanden is de tewerkstelling er dus op achteruitgegaan. En het is eigenaardig: de landen met een lage werkgelegenheidsgraad zijn België, Italië en Griekenland. Dat zijn precies de landen met een hoge overheidsschuld. Ik spreek me er niet over uit of er een oorzakelijk verband bestaat.”

Stel, u trekt vandaag terug naar Poupehan. Welke maatregelen zou u nemen?

VERPLAETSE. “Dat ga ik u niet zeggen. In elk geval: alle maatregelen die inzake werkgelegenheid zijn genomen na de eerste helft van de jaren tachtig zijn een beetje van dit en een beetje van dat, maar niks fundamenteels. Dat lost niks op. De jongste vijf jaar is er op het vlak van de werkgelegenheid niks veranderd.”

MARTENS. “Neem de discussie over de dienstencheques. Ik zal nooit vergeten dat op een overlegcomité tussen de federale regering en de regionale regering André Cools in zijn bekende brutale stijl met het voorstel kwam om de dienstencheques in te voeren. Dat was voor mij een openbaring. Ik ben een vrij orthodoxe geest en dienstencheques staan voor mij gelijk met het ontduiken van het normale systeem van sociale bijdragen. Als ik die discussie vandaag terug hoor, klasseer ik die bij de randmaatregelen.”

Laten we man en paard noemen. Er is onlangs door iemand een vrij radicaal voorstel gelanceerd.

VERPLAETSE. “Radicale voorstellen moet je overwegen.”

MARTENS. “En wat is dat voorstel?”

Een halvering van de sociale bijdragen, te vervangen door meer indirecte belastingen.

MARTENS. “En wie heeft dat gelanceerd?”

Iemand van de Nationale Bank.

VERPLAETSE. “De vice-gouverneur.”

MARTENS. “De ere-vice-gouverneur, jajaja ( nvdrMarcia De Wachter).”

VERPLAETSE. “Je mag niet zeggen indirecte belastingen, maar een vorm van indirecte belastingen. Het model van de Nationale Bank is een goed algemeen model, maar is minder geschikt voor de arbeidsmarkten. Toch zegt het model dat als je lagere lasten compenseert met BTW-heffingen, dat je dan twee derde van het tewerkstellingseffect verliest. Met een belasting die de privé-consumptie ontziet, is dat maar één derde.”

Daan Killemaes – Johan Van Overtveldt

“Toen het nieuws over de devaluatie uitlekte, moest mijn woordvoerder een persconferentie geven.

Ik kan u zeggen: hij is er nog altijd niet goed van.”

[Wilfried Martens]

“Alle maatregelen die we inzake werkgelegenheid hebben genomen na de eerst helft van de jaren tachtig hebben niks fundamenteels opgelost.”

[Fons Verplaetse]

“Ik ben een vrij orthodoxe geest. Dienstencheques staan voor mij gelijk met het ontduiken van het normale systeem van sociale bijdragen.”

[Wilfried Martens]

“Vóór de devaluatie zijn we in tien jaar tijd van supergoed naar superslecht gegaan en met de grootste glimlach. Europa maakt dat niet meer mogelijk.”

[Fons Verplaetse]

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content