Eerst zien, dan geloven

Fiscale beloften, zelfs als ze opgenomen zijn in de wet, worden niet altijd nagekomen. Een prachtvoorbeeld is de indexatie van de belastingschalen.

In het Belgisch Staatsblad van woensdag 6 november jongstleden staat een “bericht” te lezen waarin gezegd wordt dat het ministerie van Financiën “van een onbekende een som van 1,5 miljoen frank ontvangen heeft”. En dat deze som door de ontvanger der domeinen te Gent als een “toevallige ontvangst” geboekt werd ten voordele van de schatkist.

In de (dwaze) veronderstelling dat alle Belgen zo gul zouden zijn, zou het probleem van de Belgische openbare financiën in één klap opgelost zijn. De astronomische staatsschuld zou meteen volledig afgelost kunnen worden, en de schatkist zou nog een riant appeltje voor de dorst overhouden, waarmee ze dan ook meteen werk zou kunnen maken van een serieuze belastingverlaging. Wat bij het publiek uiteraard veel sympathieker zou overkomen dan de aanhoudende stroom belastingverhogingen die het de jongste jaren te verduren krijgt.

ONROEREND.

De recente fiscale begrotingsmaatregelen beloven trouwens ook weer niet veel goeds. Om maar enkele voorbeelden te noemen : de belasting op de onroerende inkomsten gaat omhoog ; de snelle wederverkoop van huizen wordt vanaf begin volgend jaar fiscaal gesanctioneerd ; en de tijdelijke niet-indexatie van de belastingschalen wordt met twee jaar verlengd.

Waarmee meteen nog maar eens bewezen is, dat men de fiscus nooit moet geloven als hij bepaalde “intenties” in de tekst van de wet verankert. Zo’n verankering is misschien wel goed bedoeld. Maar de ervaring leert dat het telkens weer om gezichtsbedrog gaat, om zoethoudertjes die na verloop van tijd weer even snel uit de tekst van de wet verdwijnen.

Het beroemdste voorbeeld is ongetwijfeld dat van de “vennootschapsbijdrage” die in 1992 werd ingevoerd. De maatregel bestond erin dat (behoudens enkele uitzonderingen) alle vennootschappen die aan de Belgische vennootschapsbelasting of aan de belasting van niet-inwoners onderworpen zijn, voor het jaar 1992 een “eenmalige” sociale zekerheidsbijdrage moesten betalen van 7000 frank. In de betreffende wetteksten werd al het mogelijke gedaan om toch maar goed tot uiting te laten komen dat het wel degelijk om een eenmalige bijdrage zou gaan. Voor 1992, en daarmee uit.

Maar men kent het vervolg van het verhaal. De “eenmalige” bijdrage heeft inmiddels met een mooi woord gezegd een “recurrent” karakter gekregen. Wat gewoon wil zeggen dat ze korte tijd later meteen ook voor 1993 van toepassing werd verklaard, en vanaf dat ogenblik van een eenmalige, tot een jaarlijks weerkerende belasting is gepromoveerd. Klap op de vuurpijl is, dat deze vennootschapsbijdrage vanaf volgend jaar bovendien wordt verhoogd. Zij gaat van 7000 naar 12.500 frank. De enige troost is, dat het om een heffing gaat die fiscaal als beroepskost aftrekbaar is.

INDEXATIE.

Veel goede voornemens ook in verband met de indexatie van de belastingschalen. Naar aanleiding van de grote hervorming van de personenbelasting van eind 1988 besloot men dat de verschillende schijven, en vaste bedragen die in de personenbelasting van toepassing zijn, voortaan zonder meer van jaar tot jaar aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen zouden worden aangepast. Zo’n aanpassing is in feite de evidentie zelf. Een niet-indexatie komt immers neer op een sluipende belastingverhoging.

Maar van die evidentie was in de loop der jaren niet veel in huis gekomen. Er zijn wel wat indexatiepogingen geweest, maar die bleven altijd zeer beperkt.

Eind 1988 was het menens. Een volledige indexatie. Van jaar tot jaar. En zonder uitzondering. Vandaar ook dat het principe van de jaarlijkse indexatie niet zomaar het voorwerp uitmaakte van één of andere intentieverklaring, maar integendeel plechtig en met zoveel woorden, samen met het te volgen indexatiemechanisme, in de wet zelf opgenomen werd.

Maar zoals gezegd, moet men in België niet al te veel geloof hechten aan beloften die de fiscus voor de volgende jaren doet. Zelfs niet als die in de wet zelf gebetonneerd worden. Men kon het trouwens voelen aankomen. De automatische indexatie werd immers niet onmiddellijk van toepassing verklaard. Maar wel “in het vooruitzicht gesteld”. Vanaf het aanslagjaar 1991 (inkomsten van 1990). Voor het aanslagjaar 1990 (inkomsten van 1989) bleef alles voorlopig bij het oude. Vanaf het daaropvolgende aanslagjaar (1991) was het dan zo ver. En het moet gezegd, de fiscus heeft het drie jaar volgehouden. Voor de aanslagjaren 1991, 1992 en 1993 is de indexatie automatisch en zonder beperking doorgevoerd. Zowel voor de belastingschalen, als voor de plafonds van het belastingvrij minimum, de grensbedragen van het pensioensparen, het plafond van het kostenforfait enzovoort.

BEVROREN.

Maar voor het daaropvolgende aanslagjaar liep het al mis. De automatische indexatie werd vanaf dan voor het grootste gedeelte “buitenspel gezet”. Tenzij voor het belastingvrij minimum, de verhogingen van het belastingvrij minimum wegens gezinslasten, en het maximumbedrag van de bestaansmiddelen die men mag hebben om nog als persoon ten laste te worden beschouwd. Alle andere bedragen en schijven (inclusief die van de belastingschalen) werden op hun niveau van het aanslagjaar 1993 bevroren.

Niet zonder dat meteen weer nieuwe goede voornemens in de wet zelf verankerd werden. Het “buitenspel zetten” van de automatische indexatie zou immers slechts van korte duur zijn. Vandaar dat in de wet zelf ingeschreven werd, dat de niet-indexatie slechts zou gelden voor de aanslagjaren 1994, 1995, 1996 en 1997.

Maar ook van die goede in de wettekst gebetonneerde voornemens komt dus niets in huis. De niet-indexatie wordt gewoon met twee jaar verlengd. De sluipende belastingverhoging gaat dus onverminderd voor. Tot en met het aanslagjaar 1999.

En daarna ? Normaal gezien moet de automatische indexatie vanaf het aanslagjaar 2000 opnieuw volledig in werking treden. Maar wie gelooft dat nog ? Buiten de armen van geest en zij die bereid zijn om nog in sprookjes te geloven, is dat allicht niemand meer.

Het ontwerp van Verslag aan de Koning laat trouwens al verstaan dat men niet meer moet rekenen op een volledige indexatie. De bedragen die fiscaal in aanmerking komen in het kader van het pensioensparen en in het kader van individuele levensverzekeringen zullen niet meer geïndexeerd worden. Ook niet vanaf het aanslagjaar 2000.

MODULEREN.

Waarmee de regering meteen ook een volledig nieuwe strategie toepast : in plaats van de hemel op aarde te beloven, en goede voornemens te verankeren in de wet, kondigt zij nu al aan dat het feest uit is. Dat men van de wettelijke hervatting van de automatische indexatie vanaf het aanslagjaar 2000 niet veel moet verwachten. Want in het ontwerp van Verslag aan de Koning staat eveneens te lezen dat ook de belastingschalen niet (meer) volledig geïndexeerd zullen worden. De niet-indexatie die tot en met het aanslagjaar 1999 volgehouden wordt, zal daarna slechts “gemoduleerd” hervat worden.

Blijkbaar is het de bedoeling om op die manier rekening te houden met de ingrepen die nu doorgevoerd worden op het gebied van de kinderbijslag (vermindering van de leeftijdstoeslagen). Wat dan allicht wil zeggen dat belastingplichtigen “zonder kinderen ten laste” er niet moeten op rekenen dat de belastingschalen die op hen van toepassing zijn, vanaf het aanslagjaar 2000 opnieuw volledig geïndexeerd worden. En, omgekeerd, dat de volledige indexering voorbehouden zal worden aan de belastingplichtigen die wel kinderen ten laste hebben (en die de ingreep op de kinderbijslagen nu aan den lijve ondervinden).

Vraag is alleen of de wetgever, en de regering die tegen de eeuwwende aan het roer zal staan, zich dat nog allemaal zal herinneren. Het vermoeden bestaat dan ook dat de op lange termijn in het vooruitzicht gestelde “modulering” van de indexatie van de belastingschalen slechts een zoethoudertje is, dat alleen maar bedoeld is om de pil van de ingreep in de kinderbijslagen vandaag te doen slikken, en om daarna zo vlug mogelijk vergeten te worden. Anders gezegd, “eerst zien en dan geloven”. Het verleden leert dat dit op fiscaal gebied nog steeds een nuttige volkswijsheid is.

JAN VAN DYCK

Jan Van Dyck is fiscalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content