Een Vlaamse stem in Europa

Premier Guy Verhofstadt (VLD) maakt zich op voor het Europese premierschap. Hij wil het Belgische voorzitterschap eind dit jaar afsluiten met een Verklaring van Laken, waarin de Europese regeringsleiders nieuwe plannen tekenen voor een verdieping van het Europees project. In dit nieuwe Europese huis zal er ook plaats moeten zijn voor de regio’s, meer dan nu. Om diverse redenen: respect voor de federale structuur van verschillende lidstaten, erkenning van verschillen tussen regio’s binnen lidstaten, een grotere betrokkenheid van de bevolking… Kortom, een meer efficiënt en democratisch beleid.

Sterke regio’s. Goed dus dat Vlaams minister-president Patrick Dewael (VLD) de kar van de regio’s trekt, zoals zijn voorganger Luc Van den Brande (CVP). Dewael smeedt nieuwe banden met sterke regio’s: Beieren, Catalonië, Noordrijn-Westfalen, Salzburg, Schotland… en Wallonië. Hij geeft de notie sterke regio’s een nieuwe invulling: constitutionele regio’s. Bedoeld wordt: subnationale entiteiten met een door de grondwet van hun land verleend pakket bevoegdheden, een eigen regering en parlement, die eigenmachtig en vaak op gelijk niveau als de soevereine staten wetgevend kunnen optreden. Een notie die, terecht, komaf maakt met puur administratieve regio’s, zoals de provincie Zeeland of een Frans departement.

Met die regio’s wil de Vlaamse premier een gemeenschappelijke visie ontwikkelen over een versterkte inbreng van de constitutionele regio’s in de Europese integratie. Met de bedoeling om deze regionale stem ook te laten doorklinken in de Verklaring van Laken.

Intussen heeft Dewael het terrein grondig verkend, onder meer met de organisatie vorige maand van een colloquium waar wetenschappers en vertegenwoordigers van de partnerregio’s de mogelijkheden verkenden om de positie van de constitutionele regio’s in de EU te versterken. Het dossier is complex. Verschillende wegen kunnen worden bewandeld, maar ze zijn allemaal bezaaid met wolfijzers.

Een versterking van het Comité van de Regio’s van louter vrijblijvend adviesorgaan tot medebeslisser? Weinig realistisch en niet echt wenselijk. Het Comité is een vergaarbak van heel verschillende entiteiten, van kantons, over provincies en steden tot echte deelstaten. De constitutionele regio’s vormen er zelfs de minderheid. De vorming van een tweede kamer van constitutionele regio’s binnen het Comité, met aparte en ruimere bevoegdheden, wordt dan wel eens gesuggereerd, maar is een zeer omslachtige optie.

Een andere piste is deze van de vorming van een tweede kamer – een Europese Senaat – waarin naast lidstaten ook constitutionele regio’s zouden zijn vertegenwoordigd. Een idee die al decennia meegaat, meer dan ooit valabel is, maar in de praktijk nog steeds tot de politieke sciencefiction lijkt te horen.

Datzelfde lot lijkt alsnog ook de splitsing van de stemmen in de Europese ministerraad beschoren, waarbij constitutionele deelstaten voor hun bevoegdheden zelf rechtstreeks in de ministerraden een deel krijgen van de stemmen van hun land. Een splitsing van de stemmen beantwoordt voor België nochtans aan een glasheldere logica. De gemeenschappen en gewesten in ons land hebben een aantal exclusieve bevoegdheden, waarbij zij met dezelfde wetgevende kracht als het nationale niveau kunnen optreden zonder enige hiërarchie der normen, en waarbij ze bovendien beschikken over de volle verdragsrechtelijke bevoegdheid. Door de Belgische deelstaten niet rechtstreeks te laten stemmen in de Europese ministerraad miskent de EU de iure de interne Belgische staatsorde. Dat geldt overigens ook voor het verbod van directe toegang tot het Europees Hof van Justitie, nog een Europese poort die voor constitutionele regio’s gesloten blijft.

Grote weerstand. Het is evident dat elke machtstoename van de regio’s in de EU ten koste gaat van de lidstaten. Vandaar de grote weerstand. Die is echter ook in bepaalde federale landen groot, vooral in Duitsland, zeker voor een stelsel van gesplitste stemmen. Dat bleek ook op het colloquium van Dewael. Duitse sprekers verwierpen het ronduit en spiegelden zich zowaar aan wat ze de Lex Belgica noemden. Daarmee wordt de Belgische praktijk genoemd waarbij de deelgebieden voor hun bevoegdheden direct mogen deelnemen aan de Europese raad; volgens een beurtrol, maar wel eerst overeenstemming moeten bereiken voor ze mogen stemmen. Zonder die overeenstemming, dienen ze zich te onthouden.

Dit stelsel van betrokkenheid van de regio’s werd mogelijk gemaakt door het Verdrag van Maastricht, maar tot dusver alleen door België toegepast. Voor sommige vertegenwoordigers van andere constitutionele regio’s is dit Belgische model blijkbaar de max.

Het probleem van Vlaanderen en Wallonië is dat ze de meest verregaande constitutionele status hebben van alle deelstaten in de EU. En dus staan ze wat alleen met hun verregaande Europese ambities. De Belgische deelstaten zijn quasi-staten of regiostaten, waarbij de verregaande politieke autonomie bovendien gepaard gaat met een uitgesproken culturele identiteit. Daarom dringt zich naast een bondgenootschap met sterke regio’s in grote Europese landen ook een bondgenootschap op met kleine Europese landen, inzonderheid Nederland en de Scandinavische landen.

Op het terrein – bij het bedrijfsleven – vervaagt overigens de klassieke classificatie van Europa volgens de staten. Zopas nog maakte de Nederlandse bank een vergelijking van het bedrijfsklimaat tussen Nederland en… Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen. “Omdat ze intensieve en omvangrijke handelsbetrekkingen met elkaar onderhouden, veel in elkaars economieën investeren en vergelijkbaar zijn qua grootte en economische structuur.” Het wettelijke land moet het werkelijke land volgen, ook in de EU.

De auteur is adjunct-directeur van de VEV-studiedienst.

Jan Van Doren

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content